Dossier 2 - Communiceren Cartes | Quizlet
Studied by 89 people
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards1/445
There's no tags or description
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
446 Terms
(e-)mail, de (mv: de (e-)mails)
le courrier électronique
aan de kant
sur le côté
aandacht, de
l'attention
aandachtig
attentif
aanmelden (meldde aan - heeft aangemeld)
ouvrir la session, se connecter
aanwezig
présent
abonnee, de (mv: de abonnees)
l'abonné
abonnement, het (mv: de abonnementen)
l'abonnement
account, de / het
le compte
achter/voor de computer zitten (zat - heeft gezeten)
être assis devant l'ordinateur
af en toe
parfois
afdrukken (drukte af - heeft afgedrukt)
imprimer
afgeleid
distrait
afhankelijk van
dépendant de
afleiden (leidde af - heeft afgeleid)
distraire
afleiding, de (mv: de afleidingen)
la distraction
afmelden (meldde af - heeft afgemeld)
fermer la session, se déconnecter
afnemen (nam af - is afgenomen)
diminuer
afronden (rondde af - heeft afgerond)
terminer
afspreken (sprak af - heeft afgesproken)
convenir de, se voir, se rencontrer, se réunir
afwezig
absent
alleen
seul(ement)
altijd
toujours
angst, de
la peur, l'angoisse
angstig
anxieux
antwoorden op een vraag (antwoordde - heeft geantwoord)
répondre à une question
app, de (mv: de apps)
l'application (sur smartphone, tablette)
applicatie, de (mv: de applicaties)
l'application (sur smartphone, tablette)
automatische update, de
la mise à jour automatique
baan, de (mv: de banen)
le job
bang
peureux, effrayé
bang zijn voor iets
avoir peur de qqch
bedrijf, het (mv: de bedrijven)
l'entreprise
behalve
sauf
beheren (beheerde - heeft beheerd)
gérer
beide
tous les deux
beïnvloeden (beïnvloedde - heeft beïnvloed)
influencer
belangrijk
important
belkrediet, het
le crédit d'appel
bellen (belde - heeft gebeld)
téléphoner
beltoon, de
la sonnerie
bereikbaar
joignable
bereiken (bereikte - heeft bereikt)
joindre, atteindre
berekenen (berekende - heeft berekend)
calculer, compter
bericht, het (mv: de berichten)
le message
beschermen (beschermde - heeft beschermd)
sécuriser, protéger
bescherming, de
la protection, la sécurité
beslissen (besliste - heeft beslist)
décider
besluiten (besloot - heeft besloten)
décider, conclure
besparen (bespaarde - heeft bespaard)
économiser
bestand, het (mv: de bestanden)
le fichier
besteden (besteedde - heeft besteed)
consacrer (du temps)
bestellen (bestelde - heeft besteld)
commander
betalen (betaalde - heeft betaald)
payer
betaling, de (mv: de betalingen)
le paiement
betekenen (betekende - heeft betekend)
signifier, vouloir dire
beveiligen (beveiligde - heeft beveiligd)
sécuriser, protéger
beveiliging, de
la protection, la sécurité
bevragen (bevraagde / bevroeg - heeft bevraagd)
sonder
bewerken (bewerkte - heeft bewerkt)
(re)travailler
bewust
conscient, consciemment
bezig
occupé
bijlage, de (mv: de bijlagen)
l'annexe, la pièce jointe
bijna
presque
bijvoorbeeld
par exemple
blij zijn met
être content
blokken (blokte - heeft geblokt)
étudier beaucoup, bûcher
blokkeren (blokkeerde - heeft geblokkeerd)
bloquer
boodschap, de (mv: de boodschappen)
le message
browser, de
le navigateur
buizen (buisde - is gebuisd)
être recalé, être busé
chatten (chatte - heeft gechat)
chatter
checken (checkte - heeft gecheckt)
vérifier
communicatie, de
la communication
communicatiemiddel, het (mv: de communicatiemiddelen)
le moyen de communication
communiceren (communiceerde - heeft gecommuniceerd)
communiquer
computer, de (mv: de computers)
l'ordinateur
consequentie, de (mv: de consequenties)
la conséquence
cyberpesten, het
le harcèlement électronique
dalen (daalde - is gedaald)
diminuer
data, de
les données
database, de
la base de données
de bevraagde jongeren
les jeunes interviewés
de computer aanzetten (zette aan – heeft aangezet)
allumer l'ordinateur
de computer afsluiten (sloot af – heeft afgesloten)
éteindre l'ordinateur
de computer instellen (stelde in - heeft ingesteld)
configurer, paramétrer l'ordinateur
de computer uitschakelen (schakelde uit - heeft uitgeschakeld)
éteindre l'ordinateur
de computer uitzetten (zette uit - heeft uitgezet)
éteindre l'ordinateur
de slapeloze nacht
l'insomnie
de telefoon beantwoorden (beantwoordde - heeft beantwoord)
décrocher le téléphone
de tijd doden
tuer le temps
deel uitmaken van (maakte deel uit van - heeft deel uitgemaakt van)
faire partie de
deel, het (mv: de delen)
la partie
deeltijds
à temps partiel
delen (deelde - heeft gedeeld)
partager
direct
directement
document, het (mv: de documenten)
le document
doorsturen (stuurde door - heeft doorgestuurd)
transférer