1/29
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
De afstandbediening
La télécommande
La clé
De sleutel
Les Lunettes
De bril
Les lentilles
De lenzen
De tandenpasta
Le dentifrice
La brosse à dents
De tandenborstel
Het toiletpapier
Le papier toilettes
De zeep
Le savon
De spons
L’éponge
De shampoo
Le shampooing
De kam
Le peigne
De haardrogen
Le séche-cheveu
Het scheerapparaat.
Le rasoir
Wakker worden
Se réveiller
Opstaan
Se lever
Gaan slapen
Se coucher
Naar gaan school
Aller à l’école
Terugkeren naar huis
Rentrer à la maison
Ontbijten
Prendre son petit déjeuner
Lunchen
Déjeuner
Avondeten eten
Diner
Naar het toilets gaan
Aller aux toiletts
Zijn tanden poetsen
Se brosser les dents
Zijn bed maken
Faire son lit
Zich wassen
Se laver
Zich aankleden
S’habbiler
Studeren
étudier
Zijn huiswerk maken
Faire son devoir
Zich ontspannen
Se Detendre
Relaxen
Se relaxer