Hoofdstuk 19: mentale representaties en redeneervaardigheden

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/21

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

22 Terms

1
New cards

Betekenisvolle eenheid

Als onderdeel van een mentale representatie: een object of gebeurtenis die een belangrijke rol speelt in het nastreven van doelen van het organisme.

2
New cards

Bevestiging van de consequent

Een ongeldige inferentieregel uit de propositionele logica. Uit de waarheid van de consequentie van een voorwaardelijke uitspraak wordt de waarheid van het antecedent geconcludeerd.

3
New cards

Conditioneel redeneren

Een op klassieke logica gebaseerde redeneervorm, waarbij ALS ... DAN relaties een centrale rol spelen.

4
New cards

Deductief redeneren

Een vorm van redeneren waarbij moet worden vastgesteld of een conclusie onomstotelijk volgt uit een gegeven set van premissen.

5
New cards

Eigenschapslijst

Als onderdeel van een mentale representatie, een beschrijving van de eigenschappen van een object en/of de categorie waartoe deze behoort.

6
New cards

Falsificatie

De poging om een idee, theorie of hypothese onderuit te halen door te proberen resultaten te vinden die niet in overeenstemming zijn met de theorie.

7
New cards

Gedesinteresseerd redeneren

Een vorm van redeneren waarin de doelen of voorkeuren van een ander irrelevant zijn en daarom de redenering niet zou mogen beïnvloedden.

8
New cards

Geloofwaardigheidsbias

De neiging om conclusies van redeneerproblemen eerder te accepteren wanneer de premissen geloofwaardig zijn dan wanneer de premissen dat niet zijn.

9
New cards

Gemotiveerde inferentie

Het fenomeen dat mensen hun beoordelingsvermogen vervormen vanwege onderliggende persoonlijke doelen.

10
New cards

Inductief redeneren

Een vorm van redeneren waarbij generalisaties moeten worden gevormd op basis van een beperkte set data.

11
New cards

Matching bias

Een neiging van veel mensen om bij redeneerproblemen die items te kiezen die in de probleemomschrijving worden genoemd.

12
New cards

Modus ponens

Een inferentieregel in de propositionele logica, die bestaat uit het bevestigen van het antecedent.

13
New cards

Modus tollens

Een inferentieregel in de propositionele logica. Die gebaseerd is op de regel dat als een statement waar is, ook het contrapositieve van het statement waar moet zijn.

14
New cards

Myside bias

Onze neiging om statements te evalueren op basis van onze eigen vooringenomen opvattingen, in plaats van op hun eigen kracht.

15
New cards

Ontkenning van het antecedent

Een ongeldige inferentie vorm uit de propositionele logica, die bestaat uit het onterecht aannemen dat het inverse van een geldig statement ook automatisch geldig is.

16
New cards

Premisse

In syllogistisch redeneren, een statement waarvan aangenomen wordt dat het waar is.

17
New cards

Sociale contract theorie

Een theorie die stelt dat we redeneerproblemen vaak sneller doorzien wanneer ze geformuleerd worden in een vorm die sociaal bedrog impliceert.

18
New cards

Syllogisme

Een redeneervorm die bestaat uit een majorpremisse, een minor premisse en een conclusie die al dan niet logisch volgt uit de premissen.

19
New cards

Frame (cognitief schema)

Onderdeel van een cognitief schema waar de vaste kennisstructuren van de wereld in beschreven staan

20
New cards

Semantisch netwerk

Een netwerk van langetermijngeheugen representaties die met elkaar geassocieerd zijn.

21
New cards

Confirmatiebias

Een cognitieve bias die gekenmerkt wordt door het zoeken naar informatie om hypotheses te bevestigen.

22
New cards

Propositie

In de klassieke inferentiële logica, een statement wat waar of niet waar kan zijn.