Philosophy of Science (HC1-6)

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/33

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

34 Terms

1
New cards

epistemologie

de studie van kennis, wat weet je en hoe weet je dat je dit weet?


2
New cards

warrant/rechtvaardigheid

een justificatie om iets doen, omdat je geloofd dat dit het juiste is 

3
New cards

auxilliaries

 achtergrond kennis die onze manier van denken beïnvloedt en bepaalt welke vragen we wel en niet stellen 

4
New cards

post-positivisme

het beste wat we kunnen behalen in wetenschap is waarschijnlijkheid, want er zijn geen zekerheden 

5
New cards

wetenschap

wetenschap is de gezamenlijke menselijke inspanning om dingen in de wereld beter te begrijpen met observeerbaar bewijs. Het wordt gedaan door observatie/experimenten die natuurlijke fenomenen nabootsen in een gecontroleerde omgeving 

6
New cards

kennis

dingen weten en er kennis van hebben is niet hetzelfde. Vaardigheden die verkregen zijn door observatie, ervaring of scholing. Het theoretische en/of praktische begrijpen van een onderwerp. 

7
New cards

ontwikkeling van wetenschappelijk denken en foundationalism

  • pre-rationalisme: dingen aannemen voor feiten omdat ‘experts het zeiden, het is altijd al zo geweest

  • rationalisme: radical doubt, alles wordt in twijfel getrokken (descartes, 1596)

  • empirisme: observeerbare kennis, tabula rasa wordt gevormd door alles wat je meemaakt  (Locke 1632)

  • positivisme: strikte redenering voor observeerbare fenomenen, met statistiek etc. (Comte, 1798)

  • logical positivism: beperk wat je weet tot wat je kunt observeren, als je het niet kunt observeren bestaat het niet. Abstractie is niet gewenst, want je kunt niet zeggen wat het is. (ayer, 1910)

post-positivism: niet meer op zoek naar zekerheden, want je kunt niets zeker weten. Het beste wat je kunt doen is waarschijnlijke kennis. Chalmers en Philips

8
New cards

argument tegen logical positivism

dingen kunnen echt zijn, ook al zijn ze niet observeerbaar (dyslexie, vermoeidheid, etc.)

9
New cards

foundationalism

je wilt iets zeker weten

10
New cards

objectivity

iets is objectief, het is openbaar, je kan het checken en testen

voorbeeld: we kunnen observeren dat de docent engels praat

11
New cards

de koppeling tussen objecten en theorie en feiten

  • er is voorafgaande kennis nodig om feiten te observeren 

    • om te zien wat een verkeerslicht doet heb je kennis nodig over hoe verkeerslichten werken 

  • 2 observeerders die precies hetzelfde observeren hebben niet altijd dezelfde visuele ervaringen 

    • het hangt af van je eerder opgedane kennis 

  • we kunnen op foutieve conclusies uitkomen

12
New cards

deductive logic

  • modus ponens (alle mensen hebben moeders, linda is een mens DUS linda heeft een moeder

  • modus tollens (alle dokters kunnen opereren, linda kan dat niet DUS linda is geen dokter)

  • dit is geen goede manier van redeneren, want het is lastig om ervoor te zorgen dat beide statements kloppen

13
New cards

inductive logic

  • van ideeën over dingen die we hebben geobserveerd om conclusies te trekken uit dingen die we nog niet geobserveerd hebben 

  • van specifiek naar algemeen

  • linda doet het goed in kleine klassen, haar vriendinnen ook DUS kleine klassen zijn het beste voor alle leerlingen 

14
New cards

Hume (1711-1776)

  • als er iets is dat we altijd voor waar hebben genomen, betekent het niet dat het altijd zo zal zijn 

    • voorbeeld: je gaat er altijd van uit dat een lift werkt, maar dit betekent niet dat dit altijd zo zal zijn 

  • inductive reasoning is alleen maar blind vertrouwen hebben 

  • epistemic scepticisme

15
New cards

fallible vs objectivity

observaties zijn objectief zo ver ze publiek openlijk zijn en ze zijn fallible in zover dat ze ondermijnt kunnen worden door nieuwe testen en nieuwe technologie

16
New cards

popper (1965)

  • we moeten constant testen en afvragen of dingen kloppen

  • enkel omdat het de consensus is, betekent het niet dat het waar is 

  • falsificatie

17
New cards

het probleem m inductie (humes)

  • we zijn geconditioneerd om bepaalde dingen te denken 

  • afhankelijk van eerdere kennis → ad infinitum

  • de toekomst lijkt niet altijd op het verleden 

  • de waarheid is niet gegarandeerd door de waarheid van voorgaande gebeurtenissen

18
New cards

karakteristieken van een goede inductive methode

  • hoeveel mensen zitten er in je steekproef: 

    • afhankelijk van hoe representatief het is voor je onderzoeksgroep

      • voorbeeld: je gaat naar 10 basisscholen en denkt dat dat representatief is, maar er zijn meer dan 7000 basisscholen in Nederland 

  • observaties moeten herhaald worden in verschillende conditions 

  • geen van de observaties moet tegengesteld zijn aan elkaar

    • kan ook verworpen worde

19
New cards

kenmerken van een theorie

  • een poging om iets uit te leggen 

  • gebaseerd op reden     

  • voorspelbaar 

  • bold → iets nieuws dat nog niet gevonden is (Popper)

  • originaliteit 

  • hoe kan je de theorie verbeteren>

20
New cards

postpositivist fallibility

  • theorie is under-determined door bewijs 

  • observaties zijn niet neutraal 

  • onze taal is niet neutraal 

  • beredenering is gebrekkig

21
New cards

kritiek op Popper

elke theorie in wetenschap heeft ergens een tegenstrijdige observatie → het vinden van een theorie die alle data heeft, is heel erg moeilijk

22
New cards

Labaree

  • statistieken kunnen onderwijswetenschappers weglokken van problemen die er echt toe doen 

  • het is niet mogelijk om een complex probleem (bijv in het onderwijs) te kwantificeren naar nummertjes

23
New cards

waarden en onderzoek

  • onderzoek is niet willekeurig, zelfs als er rekening wordt gehouden met bias 

  • probleemoplossing is normatief

24
New cards

fact/value

er zijn feiten, maar daar zitten altijd waarden en gedachten aan verbonden

25
New cards

post positivisme benadering

er is een consensus op basis van het beste onderzoek dat er is, maar dit betekent niet dat dit altijd zo zal blijven

voorbeeld: vroeger dachten mensen dat er 7 continenten waren, maar er zijn nu blijkbaar 8 continenten

26
New cards

veel mensen vinden dat onderzoek ‘value-free’ moet zijn, maar hoe evalueer je dan de kwaliteit van onderzoek?

  • dit is eigenlijk ook onmogelijk 

  • onderzoek moet ook niet value free zijn, want het hunkeren naar waarheid is ook een value

27
New cards

external values

waarden die niet gaan over de inhoud van onderzoek

voorbeeld: religieuze, politieke en persoonlijke waarden

28
New cards

internal values

waarden die er toe doen binnen een onderzoek

voorbeeld: het willen doen van eerlijk onderzoek, zoeken naar de waarheid etc. 


29
New cards

confirmation bias

wanneer iemand een beoogde uitkomst heeft dus diegene zoekt bewijs dat daartoe leidt en je negeert andere resultaten die dit tegenspreken 


30
New cards


bias en prejudice zijn niet hetzelfde!!

  • een prejudice is een vooroordeel tegen een groep of een individu, aan deze kunnen gewerkt worden als iemand daar bewust van wordt 

  • bias is moeilijk om je bewust van te worden en te detecteren of om er aan te werken 

    • je kan het wel verminderen, maar niet elimineren

31
New cards

een referentiekader is niet hetzelfde als biased zijn

interpretative lens vs tendecy to prefer

32
New cards

skepticism

gezonde skepticism is belangrijk binnen de wetenschap, maar radicale skepticism is niet zinvol 

33
New cards

abstracted empiricism

kenmerken van abstracted empiricism 

  • geen conceptuele basis

  • gefocust op metingen 

  • methodologie bepaald welke problemen bestudeerd worden

34
New cards