C3: Conflicten in de Belgische staat

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/16

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

17 Terms

1
New cards

Wat betekent 'unionisme'?

Unionisme is een samenwerking tussen katholieken en liberalen na de Belgische onafhankelijkheid, met als doel het behoud van de eenheid van de staat.

2
New cards

Wat is een levensbeschouwelijk conflict of breuklijn?

Een conflict tussen gelovigen (vooral katholieken) en vrijzinnigen over de rol van religie in de samenleving, zoals onderwijs.

3
New cards

Wat is een socio-economisch conflict?

Een conflict tussen arbeid (werknemers) en kapitaal (werkgevers), vooral rond arbeidsomstandigheden en stemrecht.

4
New cards

Wat is een communautair conflict?

Een conflict tussen de Nederlandstalige en Franstalige gemeenschappen in België over taal en macht.

5
New cards

Wat is een meerderheidsstelsel?

Een kiessysteem waarbij de kandidaat of partij met de meeste stemmen alle zetels wint.

6
New cards

Wat is evenredige vertegenwoordiging?

Een kiessysteem waarbij het aantal zetels verdeeld wordt in verhouding tot het aantal behaalde stemmen.

7
New cards

Welke partij ontstond in 1846 en waarom?

De Liberale Partij, als reactie op katholieke dominantie. Einde van het unionisme.

8
New cards

Hoe hangt de partijvorming samen met breuklijnen?

Partijen groeiden vanuit breuklijnen: liberalen (vrijzinnigen), katholieken (religieus), socialisten (arbeiders).

9
New cards

Wat is de schoolstrijd?

Conflict tussen katholieken en liberalen over wie onderwijs mag organiseren en bekostigen.

10
New cards

Wat waren de gevolgen van de schoolstrijd?

Verhoogde verzuiling; onderwijs werd gesplitst in katholiek en neutraal onderwijs.

11
New cards

Wat was het cijnskiesrecht?

Enkel wie voldoende belastingen betaalde, mocht stemmen. Rijkere burgers hadden meer stemrecht.

12
New cards

Hoe evolueerde het Belgische kiessysteem?

Van cijnskiesrecht naar algemeen enkelvoudig stemrecht (voor mannen), later ook voor vrouwen.

13
New cards

Wat was de invloed van de arbeidersbeweging op het stemrecht?

Ze eisten politieke inspraak en sociale bescherming → drongen aan op algemeen stemrecht.

14
New cards

Welke partij vertegenwoordigde de arbeiders?

De Belgische Werkliedenpartij (BWP), later de socialistische partij.

15
New cards

Wat zijn de drie grote breuklijnen in België?

Levensbeschouwelijke, sociaal-economische en communautaire breuklijn.

16
New cards

Hoe beïnvloedden de breuklijnen de Belgische samenleving?

Ze veroorzaakten verzuiling en politieke polarisatie, leidend tot partijvorming en spanningen.

17
New cards

Wat is Vlaamse discriminatie binnen het jonge België?

Nederlandstaligen werden achtergesteld op politiek, cultureel en economisch vlak; Frans was de voertaal van elite en overheid.