1/125
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Propranolol - Pindolol - Atenolol
PZS: Beta-antagonisten = BETA-BLOKKERS
- niet-selectief (B1 en B2): propranolol en pindolol
=> niet voor astma/COPD patiënten vanwege
bronchoconstrictie
- selectief (B1): atenolol
=> effecten op hart (B1):
- zijn inverse antagonisten: HR zal dalen in rust
propranolol en atenolol zijn volledig inverse agonisten: risico van te sterk effect.
pindolol is een partieel inverse antagonist en is dus veiliger
- lagere CO
- minder O2 verbruik => beter nuteffect
- minder vrijstelling renine (RAAS) -> BD daalt
bijwerkingen:
- inspanningsintolerantie
- Bronchoconstrictie bij niet selectieve
- verbergt tremoren bij diabetes (probleem voor vroege diagnose)
INDICATIE:
- ritmestoornissen
- hypertensie (oa bij kat bij hyperthyroïdie):
=> hyperthyroïdie: meer Beta-R -> HR stijgt en inotroop
=> B-blokker: vermindert toename Beta-R en inhibeert
omzetting van T4->T3 en doet T4->rT3 in de plaats
- HCM
- na myocardinfarct
- hypertensie door bijniertumor die Adrenaline verhoogt
Bethanechol
PZS: muscarine agonist
PS-mimetica
=> bij blaas- en darmatonie, verhoogt de motiliteit
Pilocarpine
PZS: muscarine agonist
PS-mimetica
=> bij glaucoom, er treedt myosis op waardoor er betere afvoer is van het oogvocht
Atropine en Scopolamine
PZS: muscarine ANTagonist
PS-lytica
Werking:
- Hart: tachycardie (door inhibitie n. vagus)
- Klieren: inhibitie secretie
- GSC: inhibitie contractie
- Oog: midriasis
=> bij:
- premedicatie van anesthesie (minder secreties bij intubatie en voorkomen van cardiovasculaire depressie)
- Astma/COPD (minder mucussecretie)
- GIS: spasmen (vb. buscopan)
- Emesis -> enkel voor motion-sickness -> effect op vestibulair
- Oogonderzoek (midriasis)
- intox. met ACh inhibitoren
Butylscopolamine
PZS: muscarine ANTagonist
PS-lytica
=> spasmen in GIS
vb.: Buscopan
Ipratropium
PZS: muscarine ANTagonist
PS-lytica
=> SAMA (Short Acting Muscarin Antagonist) -> 3-6u werking
Minder mucussecretie voor Astma/COPD
gebruik: acuut bij aanval (puffer)
Tiotropium
PZS: muscarine ANTagonist
PS-lytica
=> LAMA (Long Acting Muscarin Antagonist) -> 12u werking
Minder mucussecretie voor Astma/COPD
gebruik: standaard 2x daags als therapie (puffer)
Glycopyrrolaat
PZS: muscarine ANTagonist
PS-lytica
minder bijwerkingen dan de andere muscarine antagonisten
=> bij keizersnede bij de teef als preanestheticum
! want gaat niet door de placentabarrière !
Rocuronium
PZS: Neuromusculaire blokker
antagonist van Nicotine R
niet-depolariserend
=> spierrelaxatie bij operaties en intubatie
nadeel: lange werking -> weinig gebruikt
heeft geen analgetische of anestetische werking!
Suxamethonium
PZS: Neuromusculaire blokker
antagonist van Nicotine R
depolariserend
=> spierrelaxatie bij operaties en intubatie
FASE 1: spierspasmen door openen van Na+ kanalen en depolarisatie
FASE 2: Slappe paralyse door trage, onvolledige repolarisatie
Noradrenaline
PZS: Niet-selectieve alpha- en beta-agonisten
voorkeur voor alfa>>beta
alfa: VC -> BD stijgt -> opgemerkt door baroR -> reflectoire bradycardie => daarom weinig gebruikt
Adrenaline
PZS: Niet-selectieve alpha- en beta-agonisten
voorkeur voor beta>>alfa
beta:
- hart: inotroop en chronotroop => Hogere CO
- GSC: relaxatie -> Bronchodilatatie en VD bij skeletspieren
- Beta3 -> lipolyse
indien hoge D: ook effect op alfa:
- VC in periferie -> BD daling bij beta wordt gecompenseerd
- glycogenolyse
! wel daling van nuteffect -> na bepaalde tijd zal er uitputting zijn en is er hartdecompensatie !
=> gebruik bij:
- bronchospasmen
- anafylactische shock (Epi-Pen)
- combo met lokale anesthetica: blijft lokaler en werkt langer (Lidocaïne)
- oppervlakkige bloedingen
Fenylefrine
PZS: Niet-selectieve alpha- en beta-agonisten
=> Neusdecongestiva bij rhinitis
vnl alfaR -> VC -> minder transudaat
Dobutamine
PZS: Niet-selectieve beta-agonisten
=> bij cardiogene shock of myocardinsufficiëntie
vnl het effect op BetaR van het hart: inotroop en chronotroop
Atipamezole
PZS: Alfa-2-selectieve ANTaganonisten
=> antisedatie => snellere recovery
Diazepam - Midazolam - Zolazepam
CZS: Minor tranquilizers = Benzodiazepines = Anxiolytica
Anti-epileptica
werkt in op GABA-R als allosterische agonist waardoor GABA makkelijker kan binden en zijn inhiberend effect uitoefenen
=> Anxiolyse - premedicatie (sedatief) - myorelaxatie - anti-epileptisch (enkel acuut)
=> Anti epileptisch: enkel acuut bij een status epilepticus:
- diazepam rectaal
- midazolam intranasaal
Zolazepam is enkel in combinatie met Tiletamine (een ketaminederivaat)
Bijwerkingen:
- geen analgesie
- synergisme met pentobarbital
synergisme van midazolam met erythromycine voor zelfde CYP -> toxisch
- incoördinatie
- door placentabarrière
Chronisch gebruik:
- tolerantie
- afhankelijkheid door conformatiewijzigingen van R
- rebound-effect
Xylazine - Romfidine - Detomidine - (Dex)medetomidine
CZS: Alfa-2-agonisten
- presynaptische alfaR: sedatie en algesie (door negatieve feedback naar NA uitstoot dus minder prikkeloverdracht)
- postsynaptische alfaR: inhibitorisch tov NA (enkel zo in CZS)
de Gm staan van minst selectief (meest nevenwerkingen) naar meest selectief (minst nevenwerkingen)
-zeer potente sedativa
Diersoortverschillen in potentie door verschillende R'en:
=> HK>>>Kat>Hond>Paard>>>Varken(bijna geen effect)
MAC (minimale alveolaire conc.) -> dosis van gasanesthetica
kan dus omlaag
- Analgesie: lagere D van opioïden nodig
- Myorelaxatie: enkel centrale werking
- Emesis: CRTZ gestimuleerd -< nuttig indien men dier wil doen braken bij intoxicatie
hierom dieren dus uitvasten voor operatie
-CV:
FASE 1: (10min)
alfa 1: VC -> BP stijgt -> reflectoire bradycardie
risico AV blok
hart gesensitiseerd voor catecholamines ( risico op
arrythmie)
FASE 2:
VD -> BP daalt
stimulatie n. vagus
Sedatief effect
Thiopental - Pentobarbital - Fenobarbital
CZS: Barbituraten
werkt in op GABA-R als allosterische agonist waardoor GABA makkelijker kan binden en zijn inhiberend effect uitoefenen
=> CZS depressie, inhibeert vnl. RAS (reticular activating system) maar in hoge D ook ademhaling (risico op sterfte)
<-> Benzo's kunnen niet zo ver gaan
Dosissen:
- Lage D: sedatie
- Gemiddelde D: anesthesie
- Hoge D: uitgesproken CZS depressie
- OD: apneu en sterfte
! geen analgetisch effect ! => altijd combineren met analgetica
voordelen:
- CV is stabiel
- spierrelaxatie
- indien met S-groep: thiopental -> meer lipofiel -> beter Vd
- indien met aromatische groep: phenobarbital -> anticonvulsief
toepassingen:
- Thiopental: inductie en onderhoud van anesthesie
oppassen bij Greyhound met CYP deficientie
- Pentobarbital: euthanasie door apneu
- Fenobarbital: anti-epilepticum of langdurige sedatie bvb bij tetanus
Ketamine - Tiletamine
CZS: Dissociatieve anesthetica
Cyclohexylamines
Inhibitor van NMDA R (R voor Glu) -> allosterische binding => geen prikkeloverdracht meer van het excitatoire Glu
Dissociatief:
Selectieve onderbreking van associatiebanen
Effect:
- anesthesie
- analgesie: vnl somatisch, weinig visceraal
- geen myorelaxatie
- reflexen blijven behouden
Nevenwerkingen:
- hallucinatie
- uitdrogende ogen -> cornea-ulcers
- spierrigiditeit bij hoge D
Ketamine:
- brede therapeutische-toxische range
- inductie anesthesie en onderhoud bij korte ingrepen
- niet voor Varken
Tiletamine:
- combo met zolazepam
- wel voor varken
-werkt langer en potenter
Propofol
CZS:
werkt in op GABA-R als allosterische agonist waardoor GABA makkelijker kan binden en zijn inhiberend effect uitoefenen
enkel KHD
vaak combo met benzylalcohol -> langer houdbaar ( kat is hieraan gevoelig)
- inductie voor gasanesthesie of korte ingrepen
- anesthesie
- spierrelaxatie
- GEEN analgesie
Toxiciteit:
- CV depressie en hypotensie
- inductieapneu
- Septicemie door benzylalcohol
- Heinzbodies bij kat door denaturatie van Hb
- passage door placenta
Alfaxalone
CZS:
werkt in op GABA-R als allosterische agonist waardoor GABA makkelijker kan binden en zijn inhiberend effect uitoefenen
gelijkaardig aan propofol
Triple Drip
combo van 3 Gm:
- Xylazine (of andere alfa2 agonisten)
- Ketamine
- GCE (guaiacol glycerine ether) => myorelaxatie
=> goede combo van anesthesie - analgesie - spierrelaxatie
Fenobarbital en Primidone
Anti-epilepticum:
Barbituraat
werkt in op GABA-R als allosterische agonist waardoor GABA makkelijker kan binden en zijn inhiberend effect uitoefenen => hyperpolarisatie
Primidone is de prodrug van fenobarbital
EPILEPSIE:
geen evenwicht tss excitatoire NT (Glu) en inhibitoire NT (GABA) -> te veel excitatoir of te weinig inhibitorisch
anticonvulsief (dankzij aromatische ring)
1ste keus bij chronische therapie
nevenwerking:
-auto-inductie van CYP enzym -> stimuleert eigen afbraak en er is dus tolerantie opbouw
-sederend
-ataxie
-polyfagie
-PU/PD
-anemie/pancytopenie (herstelt normaal wel na enkele weken gebruik)
-...
Dosis moet geleidelijk worden opgebouwd en geavalueerd om de 14d om de dosis aan te passen tot er adequaat effect is
- KBr: als adjuncttherapie => meer hyperpolarisatie door verhoogde instroom van anionen
- Levetiracetam: als adjuncttherapie
Imepitoïne
Anti-epilepticum:
alternatief 1ste keus preparaat
Slechts partiële agonist van de GABA R -> minder potent
vergelijkbaar met fenobarbital maar met minder bijwerkingen
Levetiracetam
Anti-epilepticum:
ondersteunend Gm bij fenobarbital of Imepitoïne
goed voor individuen die anders niet reageren op behandeling met die medicatie (refractair)
Werking:
Bindt vrijgestelde Glu in synaptische spleet voor ze hun R kunnen binden => minder excitatoir effect
Gabapentine en pregabaline
Anti-epilepticum:
=> inhiberen Ca++kanalen -> geen influx en dus geen vrijstelling van NT (Glu)
-> bij neurogene pijn en post-operatieve analgesie, osteoartritis en anti-epilepticum -> niet als 1ste keus
Opioïden
Agonisten van de opioïd-R thv van de synaps van de nociceptor en de ascenderende baan
Receptoren:
1. µ-receptor: meest analgesie, ook sedatie maar ook AH depressie en is het meest verslavend
2. delta-receptor: spinale analgesie en AH-depressie
3. kappa-receptor: sedatie, lichte analgesie
allemaal zorgen ze voor minder motiliteit in GIS
effecten:
- Analgesie
- Sedatie
- Excitatie ( paradoxaal bij OD)
- AH-depressie
- Antitussief
- GIS -> stimulatie CRTZ (emesis)
- GIS -> verlaagde motiliteit
TOLERANTIE -> D verhogen voor = effect
AFHANKELIJKHEID EN WITHDRAWAL
Indicaties:
- premedicatie (analgesie en anesthesie)
- cocktailanesthesie
- analgesie
- sedatie
Morfine
Opioïden:
VOLLE AGONIST
van µ en kappa
POTENTIE: 1
intra-operatief
korte T1/2 -> bij korte ingrepen
Tramadol
Opioïden:
AGONIST
variabele efficaciteit tss individuen en minder werking bij honden (door versch in CYP)
POTENTIE: 0.1
Methadon
Opioïden:
VOLLE AGONIST
POTENTIE: 3
langere werking dan morfine maar minder sedatie en minder emesis
- voor post-op pijn bestrijding
( net zoals tramadol en partiele agonisten en NSAIDS)
<-> tijdens op. : morfine en fentanyl)
alfentanyl < FENTANYL < sufentanyl < carfentanyl
Opioïden:
VOLLE AGONIST
POTENTIE: fentanyl: 80
=> bij intra-operatief, premed., evt chronische pijnbestrijding via plijsters.
Carfentanyl voor grote dieren (olifanten) NOOIT bij paard (zorgt voor CV collaps en sterfte tot gevolg)
Etorfine
idem aan carfentanyl
Loperamide
Opioïden:
stimulatie van µ
inhibitie van GIS-motiliteit en secretie
verminderde ACh vrijstelling
=> anti-diarree
GEEN ANALGESIE OF SEDATIE -> want raakt niet door bloed-hersenbarrière
Buprenorfine
Opioïden:
PARTIËLE AGONIST (minder analgesie, wel veiliger)
van µ en kappa
POTENTIE: 30 -> door meer affiniteit voor µ
=> bij rechtstaande ingreep bij paard, als antidoot voor OD van een volle agonist
lange T1/2 -> bij lange ingrepen
Butorphanol
Opioïden:
PARTIËLE AGONIST voor µ
VOLLE AGONIST voor kappa
POTENTIE:7
-> een van de meest gebruikte analgetica en anesthesie als adjuncttherapie
=> bij rechtstaande operatie bij paard, evt antitussief bij KHD
korte T1/2 -> bij korte ingrepen
Codeïne
Opioïden:
anti-tussief
Apomorfine
Opioïden:
-> dopamine agonist => stimuleert CRTZ => emesis
vnl bij honden die iets toxisch hebben opgenomen om ze te doen braken
Naloxone - Naltrexone
Opioïden:
ANTAGONISTEN
-> geen intrinsiek effect maar wel affiniteit voor dezelfde R
=> bij OP van alle opioïden
Gas-anesthetica
Werking:
activatie van TREK-1 ion-kanalen -> K+ efflux => hyperpolarisatie en membraanstabilisatie => moeilijkere prikkeloverdracht
absorptie en excretie is via longen (evt. toxiciteit bij de biotransformatie)
MAC (minimum alveolaire conc.): conc. van anestheticum die zorgt voor immobilisatie bij 50% van de patiënten bij een pijnprikkel.
indien MAC 1.2-1.4 -> inhibitie bij 95%
MAC van 1.4-1.8 gebruikt bij anesthesie
MAC is omgekeerd evenredig aan de potentie van een anestheticum
PC (partitie coëfficiënt): oplosbaarheid van anestheticum
olie/gas PC -> recht evenredig met potentie
bloed/gas PC -> omgekeerd evenredig met snelheid van inductie en de recovery
EFFECTEN:
- anesthesie
- spierrelaxatie
- potentialisatie van NM-blokkers
- CV-depressie
- Respiratoire depressie
- Hang-over effect
N2O
Gas-anestheticum:
- snelle inductie en recovery (door lage bloed/gas PC)
- weinig analgesie
- veilig (weinig CV en resp. depressie)
weinig in DGK, meestal in combo met andere
Halothaan
Gas-anestheticum:
verouderd en vervangen
zeer potent
toxisch voor lever
Maligne hyperthermie (spierrigiditeit)
Isofluraan
Gas-anestheticum:
- goede potentie
- veel gebruikt als onderhoudsanestheticum
- vervanger van halothaan (betere spierrelaxatie en snelle recovery en inductie)
Sevofluraan - desfluraan
Gas-anestheticum:
- zeer snelle inductie en recovery (heeft de laagste bloed/gas PC)
- onderhoudsanesthesie bij korte ingrepen
Procaïne
Lokaal anestheticum:
- ester -> snel afgebroken (tot PABA, dit is een bouwsteen van THF en werkt dus het AB sulfonamide tegen)
-urticaria
- synergie met Penicilline G
Tetracaïne
Lokaal anestheticum:
-ester
- bij oftalmologie om de cornea te verdoven
Lidocaïne
Lokaal anestheticum:
-amide
verschillende formulaties
verschillende toepassingen: inflitratieanesthesie, anti-arrythmisch, larynxspasmen bij kat voor intubatie,...
Mepivacaïne
Lokaal anestheticum:
-amide
potenter
=> epiduraal, geleiding, intra-articulair (mankheidsonderzoek)
nadeel: is toxisch tov chondrocyten en zeker in combo met cortico's
Bupivacaïne
Lokaal anestheticum:
-amide
- meest potent
- lange werking
- niet ok voor IVRA
Vitamine K
Hemostatica:
SYSTEMISCH
is nodig voor de activatie van stollingsfactoren via carboxylatie
=> bij coumarine-intox., sullfonamide-intox.(bij pluimvee) en leverinsuff.
Etamsylaat
Hemostatica:
SYSTEMISCH
-Inhibitie van PGI2 (zorgt normaal voor VD en is anti-hemostatisch)
-activatie van P-selectine -> vergemakkelijkt de interactie tss bloedplaatjes, leukocyten en endotheel
=>preventief voor een operatie om de bloeding te verminderen
Acetylsalicylzuur
Antithrombotica:
SYSTEMISCH
door interferentie met de thrombocytenaggregatie
Irreversiebele binding met COX-1 => inhibitie -> geen TxA2 vorming in thrombo's -> verhindert aggregatie
OPPASSEN BIJ KAT
Clopidogrel
Antithrombotica:
SYSTEMISCH
door interferentie met de thrombocytenaggregatie
1ste keus bij preventie thromboembolie (ATE kat)
indien ernstige FATE: combo met Factor Xa inhibitor
Prodrug -> 1st activatie via CYP (interferentie met andere Gm die zelfde CYP gebruiken: omeprazole!)
Warfarine - Dicoumarol - Acenocoumarol
Anti-thrombotica:
ANTICOAGULANTIA
=> Vit. K antagonisten
inhiberen het reductase enzym dat de inactieve vorm van vit. K terug actief maakt
oraal
Latentietijd: vit. K moet eerst worden opgebruikt
Hoge plasma eiwitbinding -> interacties met andere Gm
TDM (therapeutic drug monitoring) om te zorgen dat de conc. in het therapeutisch window blijft
Rivaroxaban
Antithrombotica:
ANTICOAGULANTIA
=> Directe orale anticoagulantia
oraal
Factor Xa-inhibitor
Dabigatran
Antithrombotica:
ANTICOAGULANTIA
=> Directe orale anticoagulantia
oraal
Trombine IIa inhibitor
Enoxaparine
Antithrombotica:
ANTICOAGULANTIA
=> Heparine: LWMH (low molecular weight heparin)
parenteraal
=> inactivatie van antithrombine factor Xa
(=> inactivatie van factor IIa)
bij tromboses en embolie
Danaparoïde
Antithrombotica:
ANTICOAGULANTIA
=> Heparinoïde (syntetische heparine)
=> bij HIT (heparin induced thrombocytopenia) => auto-immuun
dit is veroorzaakt door gebruik van heparines, heparinoïden hebben dit risico niet
vb. Hirudoïd
NSAID's
Werking inflammatie:
schade aan cel -> vrijstelling van membraanfosfolipiden die worden omgezet tot arachidonzuur---COX--> Prostaglandines: PGG en PGH
=>
1. Thromoboxaan A2 -> thrombose, VC
2. Prostacycline PGI2 -> thrombolyse, VD
3. PGE, PGF, PGD -> VD, pijn
arachidonzuur activeert ook HPETE en HETE -> leukotaxis (aantrekken van neutro's)
Effect van de PG's (eicosanoïden)
- VD (en hogere doorbloeding van nier)
- anti-thrombotisch (inhibitie aggregatie)
- brochodilatatie
- daling HCl productie en meer slijmsecretie in maag
- meer pijnperceptie
- induceert koorts
Effect TxA2:
- VC
- pro-thrombotisch
Werking NSAID:
inhibeert de COX-1 en COX-2 enzymen
COX1: constitutief -> indien inhib.: meer HCL (door effect van PGE op H+-K+ pomp) en nierinsuff. (door VC bij langdurige beh., hoge D of lage diurese)
COX2: constitutief en induceerbaar: gewenste effect bij letsel, ook belangrijk voor fysiologische activiteit van bepaalde organen en ander processen (ovulatie, sluiten van PDA,...)
manieren van inhibitie:
- irreversiebel: acetylsalycylzuur en pyrazolonen
- reversiebel, competitief
- niet-competitief: paracetamol
plaats van inhibitie:
- centraal: enkel antipyretisch en analgetisch thv van centraal
- centraal en perifeer: antipyretisch (centraal), centraal en perifeer analgetisch, anti-inflam. perifeer
effecten:
- anti-inflam. door minder PGE en PGI
- analgesie: (centraal - perifeer) door minder PGE, vnl somatisch en geen opbouw van tolerantie of afhankelijkheid
- anti pyrretisch: centraal, door minder PGE -> minder IL-1
goede absorptie (zwak zuur)
hoge F
distributie afh van plasma-proteïnen (albumine)
renale excretie
interacties:
- geen NSAID's combineren met elkaar
- geen combo met SAID's = cortico's
- oppassen met nefrotoxische GM (amino-glycosiden)
Paracetamol
NSAID:
- anti-pyrretisch
-analgesie
- niet anit-inflamm. !!
eig. geen echte NSAID (werkt niet echt in op COX) en kan dus gecombineerd worden met de NSAID's
bindt Cannabinoïne R en TRPV1 (capsaicine R) als agonist=> analgesie
!! BIOTRANSFORMATIE !!
- glucuronidatie (fase 2) -> paracetamol glucuronide -> excretie (grootste deel)
- sulfatatie (fase 2) -> excretie (snel verzadigd)
- oxidatie (fase 1) -> NAPQI !! hepatotoxisch !! veel meer bij KAT! (en fret)
- vorming actieve metaboliet: AM404 => agonist van CB1 en TRPV1)
intox. met NAPQI: cysteine geven (mucolyticum) -> conjugatie en inactivatie (niet meer toxisch)
(Acetyl-)Salicylzuur - natriumsalicylaat
NSAID's:
SALICYLATEN
Acetylsalicylzuur:
-irreversiebele COX-inhibitie
-goede anti-inflamm werking
-metaboliseert tot salicylzuur
-voorkeur voor COX 1 (minder coagulatie, analgesie perifeer)
-Zuur-base evenwicht: meer ionisatie: etsend -> ulcera
-best niet bij katten (beperkte glucuronidatie)
Salicylzuur:
-irreversiebele COX-inhibitie
-niet systemisch toedienen enkel voor wratten (door etsende werking)
Natriumsalicylaat:
-gebruik bij varkens
Flunixine
NSAID:
FENAMAAT
- OOK VISCERALE analgesie! uitz.
=> gebruik bij koliek bij paard, ook acute analgesie en post-op,
=> inhibeert endotoxinemie=> ook bij septische shock door oa. E. Coli
risico op GI-toxiciteit
Tolfenaminezuur
NSAID:
FENAMAAT
=> bij Kat: anti-pyrretisch
risico op GI-toxiciteit
Ketoprofen
NSAID:
- inhibitie COX (niet-selectief)
- inhibitie 5-LO -> minder aantrekking neutro's
- stimuleert synthese van glycosaminoglycanen => goed voor gewrichten => gebruik bij osteoarthrose (chronische therapie)
-GIS= ulcera
Ibuprofen
NIET BIJ HUISDIEREN
Carprofen
NSAID:
inhibitie COX 1 >> COX 2 (daarom minder COX-1 gerelateerde GIS ulcera)
- stimuleert synthese van glycosaminoglycanen => goed voor gewrichten => gebruik bij osteoarthrose (chronische therapie)
-> ook bij post-op
Fenylbutazone - Suxibuzone - Dipyrone
NSAID's:
PYRAZOLDERIVATEN
- suxibuzone is de prodrug van fenylbutazone
=> bij paard: laminitis en musculoskeletaal
- enkel IV en TRAAG!
- nauwe therapeutische index (nefrotox.)
- vnl inflam. >> antipyrr en analgesie
- NIET voor voedselproducerende dieren (vanwege beenmergdepressie bij mens)
Ulcera: vnl in rechter dorsaal colon (fenylbutazone bindt aan voedsel en komt los bij de fermentatie -> ook net voor een vernauwing dus langer ter plaatse)
Meloxicam
NSAID:
OXICAM
- inhib. COX2 >> COX 1
- veel gebruikt
-chronische musculoskeletale aandoeningen
-post op.
Cimicoxib - Fibrocoxib - Robenacoxib - Mavacoxib - Enflicoxib
NSAID's:
COXIBS
- selectief voor COX2 (geen effect op COX 1 want ze zijn te groot voor het COX1 kanaal)
=> bij chronische therapie musculoskeletaal en post-op
- ladingsD mogelijk
- Mavacoxib -> zeer lange T1/2 -> goed voor langdurige behandeling -> slechts toedienen 1x/maand
Grapiprant
NSAID:
=> PGE receptor antagonist!
- geen effect op COX
- enkel KHD
- geen effect op R van andere PG's => minder bijwerkingen (geen ulcera of niertoxiciteit)
=> veiliger
=> bij osteoarthiritis
Bedinvetmab - Frunevetmab
MAb:
- As tov NGF (nerve growth factor) -> zorgt bij volwassen dieren voor pro-nociceptieve effecten en pro-inflammatoir
Bedinvetmab: Hond
Frunevetmab: Kat
=> bij osteoarthritis
niet indien:
-dracht
-lactatie
-pup/kitten
=> want zou effect hebben op NGF -> aanleg van zenuwen
Glucocorticoïden
Fysiologische vorm: Cortisol
Medicatie:
- Prednisolone -> dubbele binding (dehydrogenatie)
- Dexamethasone -> fluoratie
- Flumethasone -> 2x fluoratie
- Cortisone -> ketogroep
- Prednisone->dubbele binding(dehydrogenatie) en ketogroep
- Betamethasone -> methylatie
- Triamcinolone -> toevoegen acetonide
conformatiewijzigingen:
- dubbele binding (dehydrogenatie): tragere afbraak -> langer werkzaam
- ketogroep: essentieel voor glucocorticoïde activiteit
- halogenatie (fluoratie): potentialisatie
- methylatie: verhoogt glucocorticoïde activiteit
- acetonide: verhoogt en verlengt glucocorticoïde activiteit vnl. topicaal door verhoogde lipofiliteit
FK:
- goede absorptie
- PPB: albumine of transcortine
- biotransformatie: activatie van cortisone en prednisolone
- excretie: renaal
FD:
- evt. Na+ retentie (mineralocorticoïde werking)
- inhibitie van ADH -> PU/PD
- gluconeogenese stijgt -> hyperglycemie -> diabetes -> slechte doorbloeding
- vet -> lipolyse en redistributie naar nek en gezicht
- CZS: euforie
- CV: stimulatie NA/A synthese en activatie RAAS
- bronchodilatatie
- immunosuppressie ( gevoeliger voor infecties en allergieën
- anti-inflammatoir
DOSIS:
- zo laag en kort mogelijk
- gradueel afbouwen (anders risico op Cushing's)
- 's morgens toedienen (want door circadiaans ritme is de concentratie normaal het hoogst in de ochtend)
- evt. alternate day therapie -> zo blijft de endogene productie in stand
INDICATIES:
- inflammatie
- allergie
- shock -> anafylactisch, maar 1ste keus is wel adrenaline
- rheumatische artritis (auto-immuun)
- lymfoma / acute leukemie
- caniene atopische dermatitis
- astma => synergie met de Beta-2-agonisten
- partusinductie bij HK, wel risico op abortus indien foute timing (werkt enkel indien kalf in leven is)
NEVENWERKINGEN:
- onderdrukking van immuniteit
- onderdrukking endogene steroïd
Mineralocorticoïden
1. hypothalamus: CRH (corticoïd releasing hormone)
2. hypofyse: ACTH = corticotropine
3. BijnierCORTEX: cortisol en ALDOSTERON
hierop werken verschillende diuretica in
effect: verhogen van reabsorptie van Na+ -> H2O volgt passief
-> verhoging bloeddruk
Insufficiëntie van de bijnierschors => ziekte van Addison
Deoxycorticosterone
Bij ziekte van Addison
zuivere mineralo-corticoïde werking
Fludrocortisone
Bij ziekte van Addison
zowel mineralo- als gluco-corticoïde werking
dus minder goed dan deoxycorticosterone
Trilostane
Bij ziekte van Cushing:
HOND
inhibitor van enzym dat cholesterol omzet in corticoïden
Selegiline
Bij ziekte van Cushing:
HOND
MAO-inhibitor -> meer Dopamine -> minder productie van ACTH
Pergolide
Bij ziekte van Cushing:
PAARD -> PPID
Dopamine-agonist -> minder productie van ACTH
Clenbuterol
PZS:
Beta-2-selectieve agonisten
- SABA (3-6u)
- LABA (12u):
=> Bij Astma en COPD (in combo met SAMA/LAMA , Cortico's)
- ook effect op Beta-3 R => lipolyse: misbruik bij veeteelt
=> niet toegelaten, tenzij als Tocolyticum voor keizersnede
Digoxine
Cardiovasculair:
Digitalisglycosiden
Pos. INOTROOP:
- remming Na/K-ATPase
- stimuleert Ca influx
- Prikkelt SR -> meer Ca vrijstelling
enkel KHD
ZEER TOXISCH
-> weinig gebruikt
-> TDM nodig
Pimbobendan
Cardiovasculair:
Inodilatator:
= pos. inotroop + VD
- verhoogt affiniteit Ca voor troponine (binding nodig voor contractie)
- inhibitie fosfodiësterase -> minder afbraak cAMP -> meer cAMP -> relaxatie gl. spiercellen -> VD => minder belasting hart
- stijging nuteffect
ook:
- betere renale bloedvloei door VD => daling RAAS
=> bij: Hartinsuff.: DCM, mitralisklepinsuff.
-> combo met diuretica, ACEI, anti-aritmica
ACEI algemeen
Cardiovasculair:
Werking Hartinsuff.:
1. Harinsuff.
2. beperking contractiekracht hart
3. daling CO
-> verminderde O2 voorziening in periferie => ischemie
-> reflectoire activatie van S => stijging HF en contractiliteit => decompensatie
-> stijging diastolische druk -> afterload in atria
=> Li-hart: longoedeem
=> Re-hart: ascites
-> afname arteriële druk -> minder doorbloeding nier -> vrijstelling Renine -> activatie RAAS -> Angiotensine 2: 1. Aldosteron stijgt (bijnierschors) => Na+ retentie en H2O volgt passief => oedeem
2. VC -> meer preload en afterload
ACEI: werken in op RAAS
blokkeren het enzyme ACE (angiotensin converting enzyme)
dat Angiotensine I omzet naar Angiotensine II
=> geen Na+ en waterretentie
=> geen VC
andere effecten:
- verhogen bradykinine conc. -> VD door vorming NO en PGI
- gelijkaardig met substance P
Indicaties:
- Daling bloedvolume e, VD
-> daling voor- en nabelasting hart
- chronisch hartfalen door DCM, HCM
- mitralisklepinsuff.
- myocardinfarct (zorgt voor ischemie en zou kunnen zorgen voor cardiale remodelling wat resulteert in DCM, de ACEI verhinderen die remodelling)
- hypertensie (1ste keus hond, minder bij kat)
- chronische nierinsuff. (vertragen door daling BP en VD van efferenta arteriolen van de glomerulus)
preparaten: => prodrugs (betere orale F dan actieve vorm)
- enalapril
- benazepril
- ramipril
- imidapril
excretie: renaal, behalve benazepril (half nier, half lever -> beter voor patiënten met nierfalen)
Sartanen
Cardiovasculair:
ARB = Angiotensin Receptor Blokkers
=> Telmisartan
antaganonist van Angiotensine II R (zou anders zorgen voor VC)
=> bij chronische nierinsuff (kat), systemische hypertensie (1ste keus kat)
nevenwerkingen:
- hypotensie
- reductie #RBC -> lichte anemie
- synergie met amlodipine ( Ca-antagonist)
- GINGIVALE HYPERPLASIE bij kat
Ca2+ antagonisten
Cardiovasculair:
=> Ca entry blokkers
effect:
- relaxatie van de myocardiocyten (neg. inotroop)
-> minder zuurstofbehoefte
-> niet gebruiken bij DCM
- relaxatie van gladde spiercellen van bloedvaten
-> bij coronairen => meer bloedtoevoer naar hart -> minder risico op ischemie
preparaten:
- verapamil (meer effect op myocardiocyten)
- diltiazem
- nifedipine (meer VD -> daling BP -> goed bij hypertensie)
- amlodipine (meer effect op bloedvaten)
Amlodipine - Nifedipine
Cardiovasculair:
=> Ca entry blokkers
- VD
- geen cardiale effecten
bij hypertensie KAT
Diltiazem
Cardiovasculair:
=> Ca entry blokkers
=> bij HCM
Verapamil
Cardiovasculair:
=> Ca entry blokkers
- meeste cardiaal potent
- neg. inotroop
=> bij aritmie
Diuretica algemeen
Gebruik bij:
GEGENERALISEERD OEDEEM
->veroorzaakt door:
- Hartinsuff.
- Leverziekten
- Nierinsuff.
- PLE (protein losing enteropathy)
LOKAAL OEDEEM
Fysiologie reabsorptie Na+ (met waterretentie tot gevolg)
1. 70% via prox. tubulus (medicatie heeft hier het meest effect)
2. 20% via lis van Henle
3. 7% via dist. tubulus
4. 3% via ductus colligentes
ACETAZOLAMIDE
DIURETICA
Carboanhydraseremmers
=> werkt in op prox. tubulus (sterkste effect)
Inhibitie van Carboanhydrase: neemt normaal H2CO3 op uit lumen om het intracellulair verder om te vormen tot HCO3- en H+, die H+ kan gebruikt worden in een antiport met Na+ om zo Na+ te reabsorberen uit het lumen
- zelf-limiterend door inductie van metabole acidose
- risico op antiport met K+ (ipv H+) met Na+ => risico op hypokaliëmie
gebruikt bij Glaucoom
Torasemide -Furosemide
DIURETICA
Lisdiuretica
niet-zelflimiterend
=> werken in thv lis van Henle (20% v/d resorptie van Na)
=> inhibitie van Na-Cl-K symport
Furosemide: meest gebruikt
Torasemide: potenter, langere werking
bijkomend effect: Stimulatie van PG vorming bij JXG => meer VD => betere bloedtoevoer naar nier en dus meer urineproductie
neveneffect: kans op hypoK+
Indicaties:
- gegeneraliseerd oedeem (1ste keus)
- lokaal oedeem
- Hypertensie (door bijkomend effect)
- intoxicaties
- oligurie/anurie
Hydrochlorothiazide
DIURETICA
Thiazides
=> werken in thv dist. tubulus (7% v/d resorptie van Na)
-> door inhibitie op de Na-Cl symport
- risico op hypoK+
- risico op hypochloremie -> meer H+ secretie => metabole alkalose
Indicaties:
- Hartinsuff. (2de keus)
- Ca2+oxalaat kristallurie (door minder Na+ intracellulair -> meer Na plus getrokken uit bloed in antiport met Ca -> minder Ca-excretie)
Amyloride -Triamterene - Spironolactone
DIURETICA
Kaliumsparende diuretica
=> werken in thv ductus colligens (0-3% v/d resorptie van Na)
meestal in combo met andere diuretica om hun hypokaliëmie tegen te gaan
- risico op HYPERkaliëmie
Amyloride / Triamteren => rechtstreeks inhibitie antiport Na-K
Spironolactone => antagonist voor aldosterone R -> geen vorming van proteïne AIP die nodig is voor de functionering van de Na-K antiport
Mannitol, glycerine
DIURETICA
Osmotische diuretica
hebben een hoog osmotisch vermogen -> ze worden gefiltert uit het bloed naar de urine en door osmose gaat H2O volgen
ze worden niet gereabsorbeert
Indicaties:
- intoxicatie
- acuut nierfalen met oligurie / anurie als adj. met furosemide
- glaucoom
enkel IV
!! niet bij gegeneraliseerd oedeem of longoedeem tgv HARTINSUFF. !! is niet geschikt voor chronische therapie
Desmopressine
ANTI-DIURETICA
analoog voor ADH
=> bij diabetes insipidus (te weinig endogene productie van ADH in hersenen)
=> inbouw van aquaporines aan luminale zijde van dist. tubuli en ductuli colligentes => meer reabsorptie
Al(OH)3 - Mg(OH)2 - CaCO3
ANTACIDA
=> HCl neutraliseren
- niet-specifiek
- lokale werking
- Mg: laxerend effect
- Al: constiperend effect
!! complexatie met andere GM -> die werken dan niet meer
Sucralfaat
MAAGMUCOSABESCHERMER
=> complexvorming met Al(OH)3 (antacida)
- in zuur milieu: dissociatie -> sulfaat (neg-) gaat binden aan eiwitten in ulcera (pos+) zo vormt er een beschermde laag boven de ulcera
Misoprostol
PROSTAGLANDINE ANALOGEN
=> analoog voor PGE1
->PGE-R op H/K-ATPase pomp -> R zorgt voor inhibitie pomp
=> standaard gegeven bij NSAID's
!! niet bij drachtige dieren
Cimetidine < Ranitidine < Famotidine
H2-ANTIHISTAMINICA
=> competitief antagonisme voor H2-R ->stimuleert H/K-ATPase pomp
- potentie: Cimetidine < Ranitidine < Famotidine
- CYP inhibitie Cimetidine >> Ranitidine > Famotidine
-> ongewenst door interactie met andere GM
Voorkeur voor Ranitidine en Famotidine als 1ste keus
Ranitidine is ook een Gastro-prokinetica (door inhibitie van Ach esterase)
Omeprazole
PPI = proton-pomp-inhibitoren
Irreversiebele inhibitie van de pomp (turn-over van 2-3d)
- absorptie is pas na de maag aangezien het een zwakke base is
- meerdere malen toedienen aangezien niet alle pompen tegelijk werkzaam zijn
- Risico op toxiciteit bij lange inname:
-> clostridium difficile ( kan normaal niet tot de darm raken door HCl)
-> HypoCa2+ -> minder botdensiteit (doordat Ca opname uit voedsel een lage pH verreist ??in lesnota's staat hoge pH??
-> HypoMg2+ -> meer kans op diabetes
Metoclopramide - Domperidone
ANTI-EMETICA
Anti-dopaminergica:
- CENTRAAL: inhibitie D2-R in CRTZ
- PERIFEER: agonist 5-HT4 -> meet ACh -> meer GI motiliteit
=> gastroprokinetica
nadeel:
- hyperprolactinemie (want Dopamine werkt prolactine tegen)
- ataxie (door extra-piramidale stoornissen)
- Domperidone is minder werkzaam dan Metoclopramide en het kan ook niet door de BHB dus minder bijwerkingen
Ondansetron - Dolasetron
ANTI-EMETICA
- antagonist van 5-HT => effect thv CRTZ
- zeer efficiënt
=> bij kanker, radiotherapie en cytostatica (die zorgen voor schade aan darmmucosa -> stelt serotonine vrij -> emesis)