Studied by 3 people
Looks like no one added any tags here yet for you.
pratiquer un sport
een sport beoefenen
faire un sport
aan sport doen
être passionné de
een passie hebben voor
s’entrainer
trainen
un entrainement
een training
un entraineur
een trainer
un coach
een coach
un club de sport
een sportclub
un sportif, une sportive
een sporter, sportster
sportif, sportive
sportief
un(e) athlète
een atleet
un joueur, une joueuse
een speler, een speelster
un amateur
een amateur
un professionnel
een pro(fessional)
un sport d’équipe
een ploegsport
un sport d’individuel
een individuele sport
participer à une compétition
aan een competitie deelnemen
un tournoi
een tornooi
un match
een match
un match nul
een gelijkspel
un match à domicile
een thuismatch
une partie
een partijtje
une épreuve sportive
een sportevent
un concours sportif
een sportwedstrijd
le championnat du monde
het wereldkampioenschap
les jeux olympiques
de olympische spelen
gagner un médaille
een medaille winnen
battre un record
een record verbreken
marquer des points
punten scoren
marquer un but
een doelpunt scoren
gagner
winnen
perdre
verliezen
la victoire
de overwinnig
la défaite
het verlies
l’équipe
de ploeg
le favori
de favoriet
se qualifier
zich kwalificeren
la qualification
de kwalificatie
soutenir son équipe
supporteren voor zijn team
encourager les joueurs
de spelers aanmoedigen
les encouragements du public
de aanmoedegingen van het publiek
applaudir
klappen
les applaudissements
het geklap
le chauvinisme
het chauvinisme
le drapeau
de vlag
le matériel sportief
het sportmateriaal
la tenue de sport
de sportkledij
les chaussures de sport
de sportschoenen
le ballon
de bal ( groot )
la balle
de bal ( klein )
le but
het doel
le gardien de but
de keeper
la raquette
de raket
le sac de sport
de sporttas
le sport à l’intérieur
binnensport
le sport à l’extérieur
buitensport
le stade
het stadion
le terrain de
het terrein/ veld
la piscine
het zwembad
la salle de sport
de sportzaal
le vestiaire
de kleedkamer
la douche
de douche
la gourde
de drinkbus
un en-cas
een tussendoortje
la nourriture
een evenwichtige voeding
la rapidité
de snelheid
rapide
snel
la flexibilité
de flexibiliteit
flexible
flexibel
la force mentale
de mentale kracht
être fort mentalement
mentaal sterk zijn
la persévérance
de volharding
persévérant musclé
volhardend gespierd
la performance
de prestatie
performant
efficiënt
la force
de kracht
fort
sterk, krachtig
l’athlétisme
atletiek
le basket
basket
la course
lopen ( of racen voor auto’s
le cyclisme
wielrennen
la danse classique
klassieke dans
l’équitation
paardrijden
le fitness
fitness
le foot
voetbal
la natation
zwemmen
le tennis
tennis
se muscler
gespierd worden
se renforcer
sterker worden
s’améliorer
beter worden
se détendre
zich ontspannen
se sentir bien dans sa peau
zich goed in zijn vel voelen
se sentir en forme
zich fit voelen
se blesser
zich kwetsen
une blessure
een kwetsuur
se fracturer le bras
zijn arm breken
une fracture au bras
een armbreuk
se fouler la cheville
zijn enkel verstuiken
s’épuiser
zich uitputten
l’épuisement
de uitputting
Note
Flashcard