basculer
omslaan, veranderen
abattu
uitgeput; bedroefd
abîmer
beschadigen
l'abondance (f)
de overvloed
(tout) d'abord
(aller)eerst
aboutir
eindigen; uitkomen op
la baisse
de daling
la banlieue
de voorsteden
la barre
de lat; de grens; de staaf
abondonner
in de steek laten
cacher
verstoppen
la calamité
de ramp
capter
opvangen; inpalmen
capturer
gevangen nemen
car
want
dans vingt ans
over twintig jaar
davantage
meer
débarquer
uitstappen; aan land gaan
(se) débarrasser
zich ontdoen van
échapper
ontsnappen
à longue échéance
op lange termijn
l'échec (m)
de mislukking
échouer
mislukken, niet slagen
l'écolo (m)
de milieuverdediger
faire face à
tegenstand bieden
face à
tegenover
en faire autant
zo ook te doen
faire de son mieux
zijn best doen
la gaieté
de vrolijkheid
le gain
de winst, het voordeel
garder
(be)houden; oppassen
se garder
zich behoeden voor
l'abri (m)
de schuilplaats
l'accès (m)
de toegang
accessible
toegankelijk
accomplir
uitvoeren; vervullen
être accro
verslaafd zijn
habile
handig
s'habituer
wennen
le harcèlement
het pesten
par hasard
bij toeval, per ongeluk
les idées reçues
de heersende opvattingen
il y a un an
een jaar geleden
illuminer
verlichten
immédiatement
onmiddellijk
impitoyable
meedogenloos
jeter
(weg)gooien
jouir de
genieten van
le jugement
het oordeel
juger
oordelen
lâcher
loslaten
laïc / laïque
wereldlijk, zonder kerkelijke binding
la laine
de wol
se laisser de
het beu worden
léger / légère
licht
le machin
het ding
la main d'oeuvre
de arbeidskracht
maintenir
handhaven; onderhouden
la maison d'arrêt
de gevangenis
maîtriser
beheersen
la majorité
de meerderheid
ne ... pas
niet, geen
ne ... pas que
niet alleen maar
ne ... guère
nauwelijks
ne ... non plus
ook niet
ne ... jamais
nooit
ne ... rien
niets
ne ... plus
niet meer
accueillir
ontvangen
l'accusation (f)
de beschuldiging
achever
voltooien, afmaken
acquérir / acquis
verkrijgen, verwerven
(s')adapter
(zich) aanpassen
obéir
gehoorzamen
l'objectif (m)
het doel
obliger
verplichten
les obsèques (f)
de uitvaart, de begrafenisplechtigheid
occuper
bezetten; bezighouden
la paix
de vrede
par contre
daarentegen
par excellence
bij uitstek
parcourir
rondtrekken in; afleggen
paresseux / -se
lui
quant à
wat betreft
quasi
bijna
quelconque
(middel)matig
quelque chose
iets
quelqu'un
iemand
le raccourci
de verkorte vorm; de kortere weg
railleur
spottend
en raison de
vanwege
la raison
de reden
le rapport
het verband; het verslag; de verhouding
en sachant que
wetende dat
sacré
heilig
sacrifier
opofferen
sain
gezond
saisir
vat krijgen op; vastpakken, vastgrijpen
tandis que
terwijl
en tant que
als