doorrijden
continuer sur sa route
de tegenligger
la personne dâen face
de voorrang verlenen
céder la priorité
voorbijrijden
passer devant
naderen
se rapprocher
het verkeersbord
le panneau de signalisation
een verhoogde inrichting
un aménagement surélevé
recht afslaan
tourner Ă droite
de richtingaanwijzer
le clignotant
aansteken
allumer
uitgerust zijn
ĂȘtre Ă©quipĂ©
de gevaarsdriehoek
le triangle
tenminste
au moins
de slagbomen van een overweg
les barriĂšres dâun passage Ă niveau
op voorwaarde dat
Ă condition que
het kruispunt
le carrefour
oversteken
traverser
zich begeven
se rendre
de rijstrook
la bande de circulation
de bebouwde kom
agglomération habitée d
de verhoogde berm
accotement surelevé
de gelijkgrondse berm
accotement au niveau de la route
de rijbaan
la chaussée d
de doorgang
le passage
inhalen
dépasser
zich bekommeren
se soucier de d
de voetganger
le piéton
zwaaien
faire signe
de toorts
la torche
bemerken
remarquer
rijbewijs intrekken
retirer le permis de conduire
de overtreding
lâinfraction
iets uitvoeren
effectuer qqch
voorbij dit bord
passé ce panneau
de rijstrook
la bande de circulation
de versmalling
le rétrécissement
de rijbaan
la route