1/18
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Exciteerbare cellen
=cellen: kunnen elektrische prikkels ontvangen & geleiden
->hebben ook elektrische spanning over membraan
Ion
=atoom/molecuul met + of - elektrische lading
Hydrofiele stof
=lost goed op in water
Hydrofobe stof
=lost niet goed op in water
Drijfkrachten beweging ionen doorheen ionenkanalen
1) Chemische drijfkracht
->concentratiegradiënt: van hoge nr lage concentratie
->deeltjes diffunderen homogeen over oplossing (gaan van hoog nr laag)
2) Elektrische drijfkracht
->potentiaalverschil + aantrekking tss pos. & neg. neuronen
3) Speciale situatie: geen beweging
->chemische <-> elektrische drijfkracht
->evenwichtspotentiaal/Nernstpotentiaal =elektrische spanning die nodig is om chemische drijfkracht tegen te werken
Potentiaalverschil
>ongelijke verdeling ionen (essentieel overleving cel)
-Verandering in polariteit >veranderingen in potentialen:
1) Depolarisatie
=potentiaalverschil wordt kleiner (dichter bij 0) ~EPSP/exciterende input
->influx Na+
Bv: neuron in rust krijgt exciterende input →gaat depolariseren (verliest spanning)
2) Hyperpolarisatie
=toename potentiaalverschil (verder van 0, pos of neg) ~IPSP/inhiberende input
->efflux van K+ en/of influx Cl-
Soorten potentiaalveranderingen
1) Receptorpotentialen
=reactie op zintuiglijke prikkels (bij zintuigelijke receptorcellen)
2) Synaptische potentialen
=reactie op chemische prikkels (~neurotransmitters)
->rond synaps (contactplaats tss neuronen)
Actiepotentiaal
-Exciteerbare cellen kunnen actiepotentiaal vertonen (<->andere cellen)
→actiepotentiaal =zeer korte, explosieve depolarisatie (enkel exciteerbare cellen kunnen zo’n piek depolarisatie)
→lees samenvat. Ferre!
1) Depolarisatie
->drempelwaarde bereikt: gate geopend: massale instroom natriumionen
~explosieve verdere depolarisatie =actiepotentiaal
2) Repolarisatie
->snel na opening: inactivatie natriumkanaal
->kaliumionen nr buiten
=>proces loopt tot evenwichtpotentiaal bereikt
3) Hyperpolarisatie (refractaire periode)
->K+ blijft doorlopen (=tijdelijke hyperpol.: nog verder dan -75mV, verder dan evenwichtspotentiaal)
->pas nieuw actiepotentiaal als hyperpolarisatie hersteld
4) Rust
=evenwichtspotentiaal (rustpotentiaal)
->onderhoud & herstel Na+/K+ pompen
->veel ATP nodig (energie verbruik)
Voorwaartse (feedforward) inhibitie
=activatie inhiberende interneuronen
->in verbinding m. zenuwcellen verder i/d schakel
Teruggekoppelde (feedback) inhibitie
=zelfregulerend mechanisme
-Cel, connectie met:
->inhiberend interneuron aan ene kant
->andere cel aan andere kant (die ook vast aan inhibirend interneuron)
=>vermijden hyperexcitatie binnen schakeling
Membraangeleiding vd actiepotentiaal
-Werking membraangeleiding: (zie s10 les)
1. Influx pos ionen (aantrekking neg geladen membraan)
->membraan depolariseert, drempelwaarde bereikt: actiepotentiaal opgewekt
2. Geleiding actiepotentiaal=gevolg ladingsverschuivingen
->elk naburig deeltje wekt opnieuw actiepotentiaal op, schuiven zo steeds meer op (trage methode, sneller als gemyeliniseerd: dan enkel bij knopen van Ranvier opwekking actiepotentiaal, maken grotere sprongen)
Gemyeliniseerde vs ongemyeliniseerde axonen
-Invloed op geleiding actiepotentiaal
1) Ongemyeliniseerd: continue transmissie
->relatief traag & plaatselijk
->steeds opnieuw openen & sluiten ionkanaaltjes
2) Gemyeliniseerd: saltatorische transmissie
->snel + grotere spreiding opwekken nieuwe actiepotentialen
->enkel ionenuitwisseling in knopen van Ranvier (maken grotere sprongen tss knopen)
Vrijstelling neurotransmitters
=actiepotentiaal komt aan zenuwuiteinde
->depolarisatie ->openen Ca kanaaltjes (influx calciumionen) =>vrijstelling neurotransmitter in synaptische spleet
~exocytose (versmelting vesikelmembraan & celmembraan ->vrijstelling neurotransmitters)
Neuronen moduleren vrijstelling neurotrans.
1) Inhiberende neuronen
->presynaptische inhibite (reductie #neurotrans. dat vrijgesteld)
2) Exciterende neuronen
->presynaptische facilitatie (meer #neurotrans. vrij)
Soorten neurotransmitterreceptoren
1) Ionotrope receptor
->snelle, korte werking (ligandgemedieerd ionenkanaal)
2) Metabotrope receptor
->trage, lange werking (niet rechtstreeks, adhv second messengers)
Rustmembraanpotentiaal
“rust toestand” ~er gebeurt niets met membraan (cellen moeten niet vuren)
Oorzaak spanning =ongelijke verdeling geladen deeltjes over membraan
1) Binnenkant cel: gezamenlijke concentratie negatiever dan buitenzijde (K+ en grote organische anionen)
2) Buitenkant cel: gezamenlijke concentratie positiever dan binnenzijde (Na+ en Cl-)
=>rustmembraanpotentiaal =deze relatieve verhouding (-70mV)
Verder verloop van actiepotentiaal ontvangen - integreren - (niet) uitsturen
1) Input ontvangen
→ter hoogte van synapsen: synapsen zijn inhiberend of exciterend
→inhiberend? =>hyperpolarisatie (kleinere kans op actiepotentiaal want efflux kationen zoals kalium)
→exciterend? =>depolarisatie (grotere kans actiepotentiaal want dichter bij drempelwaarde >influx anionen zoals natrium)
2) Integratie thv axonheuvel
→som alle inhiberende & exciterende input bepaalt of neruon zal vuren (=uitsturen van actiepotentiaal)
→actiepotentiaal =actief opgewekt, kort & niet-gradueel (alles of niks)
3) Output
→convergent of divergent
Convergente vs divergente neuronschakeringen
1) Divergeren
→weinig axonuitlopers komen aan (signaal uitgestuurd dr collateralen naar veel neuronen)
=>meer postsynaptische dan presynaptische neuronen (vooral neuronen prefrontale cortex: controle uitoefenen over neuronen andere hersendelen)
2) Convergeren
→veel axonuitlopers komen aan (signaal dr 1/enkele collateralen doorgestuurd)
=>meer presynaptische dan postsynaptische neuronen (vooral motorneuronen in hersenen & ruggenmerg: veel inputs >sensorische neuronen samen integreren als motorisch commando)
~veel impulsen samenkomen: als drempelwaarde bereikt: vuren
Goede balans exciterende & inhiberende neurotransmissie
=essentieel vr goede werking cel
2 AZneurotransmitters verantwoordelijk hiervoor:
1) Glutamaat (exciterende neurotrans.)
2) Gamma-aminoboterzuur (inhiberend AZ/neurotrans.)
→3 versch soortten GABA-receptoren