H2 - The body's Physical systems

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/78

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

79 Terms

1
New cards

Bijnieren (Adrenal gland)

klier die aantal hormonen produceert, bv adrenaline

2
New cards

longblaasjes (alveoli)

deel van longen waar zuurstof- en kooldioxide-uitwisseling met het bloed plaatsvindt

3
New cards

antilichaam (antibody)

beschermingsstoffen die door het lichaam worden gevormd als specifieke reactie op antigen

4
New cards

humorale afweer (antibody-mediated immunity)

afweer door vorming en vernietiging van antigen-antilichaam-complexen

5
New cards

antigeen (antigen)

lichaamsvreemde stoffen die het vermogen hebben om in het lichaam antistoffen op te wekken en hier een binding mee aan te gaan

6
New cards

atherosclerose (atheroslerosis)

voortschrijdend proces waarbij vetachtige stoffen in de wand van slagaders worden afgezet, die daardoor langzaam vernauwen

7
New cards

slagaderen

arteries

8
New cards

arteriosclerose (artherosclerosis)

slagaderverharding

9
New cards

hartboezem

atrium

10
New cards

B-lymfocyt (B-cell)

witte bloedcel die een centrale rol speelt in de humorale afweer

11
New cards

bronchiën (bronchial tubes)

vertakkingen van de luchtpijp

12
New cards

bronchioli (bronchioles)

kleine vertakkingen van de bronchiën

13
New cards

capillairen (capillaries)

haarvaatjes

14
New cards

cellulaire afweer (cell-mediated immunity)

afweersysteem op cel niveau waarbij T-lymfocyten lichaamsvreemde stoffen onschadelijk maken

15
New cards

cerebellum (cerebellum)

kleine hersenen

16
New cards

cerebrum (cerebrum)

grote hersenen

17
New cards

dikke darm (colon en rectum)

het proximale (colon) en distale (rectum) deel van de dikke darm

18
New cards

twaalfvingerige darm (duodenum)

verbinding tussen maag en dunne darm: wordt ook wel als eerste deel van dunne darm beschouwd; plaats van secretie van alvleesklierenzymen

19
New cards

rode bloedcellen (erythrocytes)

bloedcellen die vooral voor zuurstoftransport zorgen

20
New cards

slokdarm (esophagus)

verbinding tussen mondholte en maag

21
New cards

dunne darm (jejenum, ileum)

het proximale (jejenum) en distale (ileum) deel van de dunne darm

22
New cards

strottenhoofd

Larynx

23
New cards

witte bloedcellen (leukocytes)

bloedcellen die een belangrijke rol spelen in het afweersysteem

24
New cards

limbisch systeem (limbic system)

groep van hersenkernen

25
New cards

lipiden (lipids)

vetachtige stoffen

26
New cards

lymfatische organen (lymphatic/lymphoid organs)

organen van lymfatisch stelsel

27
New cards

lymfeknopen (lymph nodes)

vloeistof reinigende organen

28
New cards

lymfocyten (lymphocytes)

witte bloedcellen, onderdeel van specifiek immuunsysteem

29
New cards

alvleesklier (pancreas)

belangrijke bron van spijsverteringsenzymen

30
New cards

fagocyten (phagocytes)

witte bloedcellen, onderdeel van aspecifiek immuunsysteem

31
New cards

hypofyse (pituitary gland)

hersenaanhangsel, vormt hormonale schakel tussen het centrale zenuwstelsel en de endocriene klieren

32
New cards

bloedplaatjes (platelets)

bloedcellen die een belangrijke rol spelen in de bloedstolling

33
New cards

ademhalingsbloedsomloop/kleine bloedsomloop

respiratory (pulmonary) circulation

34
New cards

ruggenmerg (spinal cord)

het deel van het centrale zenuwstelsel dat loopt van de hersens door de ruggengraat

35
New cards

zwezerik (thymus)

hormoonproducerende klier

36
New cards

schildklier (thyroid gland)

hormoonproducerende klierl

37
New cards

luchtpijp (trachea)

verbinding tussen mondholte en longen

38
New cards

systeem bloedsomloop/grote bloedsomloop

systemic circulation

39
New cards

aders

venes

40
New cards

hartkamer

ventrikel

41
New cards

neuronen

een netwerk van biljoenen gespecialiseerde zenuwcellen die met elkaar communiceren.

42
New cards

cellichaam

bevat de nucleus en celstructuren

43
New cards

dendrieten

ontvangen de informatie

44
New cards

axon

verzenden informatie naar andere neuronen

45
New cards

synaps

de opening tussen de axonuiteindes van het presynaptische neuron en het cellichaam of met de dendrieten van het postsynaptisch neuron

46
New cards

neurotransmitters

chemische stof. de impuls in een neuron gaat door het axon en stimuleert

47
New cards

gliacellen

ondersteuningscellen, voor de regeling en behoud van de neuronen

48
New cards

myeline

een witte vetachtige substantie omheen het axon voor een snellere en betere overdracht

49
New cards

centraal zenuwstelsel

brein en ruggenmerg

50
New cards

perifeer zenuwstelsel

het netwerk van neuronen doorheen het lichaam

51
New cards

ataxie

slechte coördinatie van bewegingen

52
New cards

paraplegia

verlamming van de onderste lichaamsdelen

53
New cards

tetraplegia

verlamming van de armen en benen

54
New cards

somatische zenuwstelsel

betrokken bij zintuig en motorfuncties, voornamelijk voor de huid en skeletspieren. belangrijk rol bij zien, horen, proeven, ruiken, voelen en bewegen

55
New cards

automatisch zenuwstelsel

activeert de interne organen en geeft feedback over hun werking aan de hersenen.

56
New cards

sympathetic divisie

bij stressvolle stimulatie, helpt voorbereiden op ‘fight of flight’

57
New cards

parasympathetic divisie

bij effecten tegenovergesteld aan stress, voor regeneratieve, groeibevorderende en energiebesparende functies

58
New cards

craniale zenuwen

komen voort direct uit het brein (12 paar bij mensen)

59
New cards

spinale zenuwen

komen voort uit het ruggenmerg (31 paar bij mensen)

60
New cards

welk hormoon komt er vrij in de bijnieren, gevolg van stress en nood

cortisol

61
New cards

epinephrine

adrenaline

62
New cards

norepinephrine

non adrenaline

63
New cards

functie van de schildklier

regelt de groei en activiteit van het lichaam

64
New cards

pancreas (of alvleesklier) zorgt voor

regulatie van de bloedsuiker of glucose door productie van hormonen glucagon en insuline

65
New cards

basaal metabolisme

de energie die nodig is om in rust de basis lichaamsfuncties te doen werken.

66
New cards

diastolische druk

onderdruk

67
New cards

systolische druk

bovendruk

68
New cards

cardiale output

het volume bloed per minuut, bloeddruk stijgt als de cardiale output stijgt

69
New cards

bloedvolume

totale hoeveelheid bloed wat in het systeem circuleert. hoe groter het volume, hoe groter de bloeddruk

70
New cards

periferische weerstand

de moeilijkheid die het bloed ondervindt bij het passeren door smalle buizen en openingen

71
New cards

elasticiteit

als bloedvaten minder elastisch worden, stijgt de bloeddruk (vooral systolisch)

72
New cards

viscositeit

dikheid van het bloed, dikker bloed passeert moeilijker en vraagt meer bloeddruk om doorheen het cardiovasculair systeem te circuleren

73
New cards

hypertensie

wanneer iemand over een periode van enkele weken of meer een hoge bloeddruk vertoont, hoger dan 140 (systolisch) en over 90 (diastolisch). risicofactoren voor een hoge bloeddruk zijn overgewicht, leeftijd, gender, ras en familiegeschiedenis

74
New cards

killer T-cellen

directe aanval en vernietiging van 3 targets: kankercellen, als vreemd aanzien getransplanteerd weefsel en lichaamscellen waar antigenen al ingedrongen zijn

75
New cards

geheugen T-cellen

onthouden eerdere indringers, ze circuleren lange tijd doorheen het bloed en zorgen voor een snellere immuunreactie bij herkenning van een eerder antigen

76
New cards

uitgestelde overgevoeligheid T-cellen

zorgen voor de vertraging van immuunreacties, vooral bij allergieën die voor huidirritatie zorgen. ze produceren lymfokines die andere T-cellen stimuleren om te groeien, reproduceren en een indringer aan te vallen

77
New cards

helper T-cellen

stimuleren lymfocyten om antigenen aan te vallen

78
New cards

supressor T-cellen

vertragen en stoppen immuunprocessen als infectie vermindert

79
New cards

psychologische interventie

is een handeling of geheel van handelingen gericht op het beïnvloeden van gedrag of één of meer determinanten van gedrag, met als doel bij individuen of groepen gewenst gedrag voort te brengen of te bestendigen, en/of ongewenst gedrag te verminderen of te laten verdwijnen