1/134
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Aanvankelijk lezen
De fase in het leesonderwijs waarin de kinderen de letters aanleren en eenvoudige woorden hardop kunnen lezen.
achtervoegsel
Een gebonden morfeem dat achteraan in een woord voorkomt, bijvoorbeeld -ig of -en.
Actieve woordenschat/
Productieve woordenschat
de woorden die je gebruikt om met anderen te communiceren
afleiden
strategie voor het begrijpend lezen waarbij de lezer impliciete informatie uit de tekst aanvult
afleiding
een woord waarvan niet alle delen als zelfstandig woord kunnen voorkomen.
bij een afleiding wordt een gebonden morfeem (voor- of achtervoegsel) toegevoegd aan een woord, zodat een nieuw woord ontstaat.
akoestische identiteit
de klank van een woord, zoals opgeslagen in het woordgeheugen
alfabetisch schriftsysteem
schriftsysteem waarbij taal wordt weergegeven door de afzonderlijke spraakklanken van een woord te noteren
amuseren
spreekdoel/tekstdoel waarbij de spreker/schrijver het doel heeft om de toehoorders te vermaken, te boeien of te ontroeren.
analogiestrategie
spellingstrategie waarbij een woord geschreven wordt door het te vergelijken met een ander woord
analyseren
taalbeschouwingsstrategie waarbij een woord, zin of tekst uit elkaar gehaald wordt in onderdelen/losse elementen
analyseren van een woord
woordleerstrategie waarbij je achter de betekenis van een woord komt door het te analyseren in bekende woorden of door te letten op bekende voor- en achtervoegsels
antoniemen
woorden met tegengestelde betekenis
argumentatieve tekst
tekstsoort waarin de schrijver de lezer probeert te overtuigen van zijn standpunt
articulatorische identiteit
de uitspraak van een woord, zoals opgeslagen in het woordgeheugen
auditieve analyse
vaardigheid om in een woord afzonderlijke fonemen te onderscheiden.
ook het herkennen van afzonderlijke woorden in een zin en klankstukken in een woord rekenen we tot de auditieve analyse
auditieve discriminatie
vaardigheid om overeenkomsten en verschillen tussen klanken of woorden te kunnen vaststellen
auditieve objectivatie
vaardigheid om te reflecteren op de klankvorm van een woord en niet op de betekenis
auditieve synthese
vaardigheid om losse klanken samen te voegen tot een woord
auditieve vaardigheden
vaardigheden die betrekking hebben op het horen. Spelen een rol bij het aanvankelijk lezen en spellen:
auditieve objectivatie
auditieve discriminatie
auditieve analyse
auditieve synthese
temporeel ordenen
klankpositie bepalen
automatiseren/automatisering
vaardigheid van een lezer om het decoderen van woorden sneller te laten verlopen en efficiëntere leesstrategieën te gebruiken.
BAVI
indeling van teksten in AVI-niveaus waar de leesbeleving voorop staat. bij het indelen van teksten wordt er rekening gehouden met:
interesse van de kinderen
thema van de tekst
leeservaring
complexiteit van de verhaalopbouw
beginrijm
alliteratie. rijmvorm waarbij (bijna) alle woorden van een dichtregel met dezelfde klank beginnen.
beginnende geletterdheid
ontwikkeling van de geletterdheid in de groepen 1 t/m 3 van de basisschool
begrijpend lezen
domein van het taalonderwijs waarbij het gaat om het begrijpen van de tekst en het achterhalen van de bedoeling.
begrijpend luisteren
globaal luisteren. luisterstrategie waarbij je globaal de spreker probeert te volgen. je volgt de lijn van een betoog en let minder op details
beoordelingscriteria jeugdliteratuur
criteria op grond waarvan boeken voor kinderen worden beoordeeld:
literaire criteria
pedagogische criteria
ideologische criteria
bepalen doel, publiek en tekstsoort
stelvaardigheid waarbij een schrijver van tevoren nagaat:
wat hij met zijn tekst wil bereiken
voor wie de tekst bestemd is
welke tekstsoort hierbij passend is
beschouwende tekst
tekstsoort die gaat over wat iemand vindt van iets uit de werkelijkheid. de mening van de schrijver is van belang.
betoogstructuur
tekststructuur waarin een mening of standpunt wordt ondersteund met argumenten
bottom-up-model
theorie over het verloop van het leesproces die ervan uitgaat dat een lezer begint met het waarnemen op het meest elementaire niveau (letters) en vervolgens hogere niveaus waarneemt (woorden, zinnen)
brabbelen
fase in de prelinguale periode waarin de baby klankgroepen produceert (dadada, bababa, mamama) en waarbij de klanken worden aangepast aan de moedertaal
categoriseren
principe voor woordenschatverwerving dat kinderen gebruiken voor het leren van woorden. je combineert betekenissen met elkaar en brengt woorden onder bij overkoepelende begrippen
classificeren
taalbeschouwingsstrategie waarbij taalverschijnselen worden ingedeeld in een bepaalde (grammaticale) klasse
coderen
aspect van de stelvaardigheid formuleren, gaat om het correct toepassen van de taalregels
cognitie
principe van informatieverwerking waarbij het gaat om het verwerken van nieuwe informatie door het denken en koppelen aan bestaande kennis. belangrijk is ook het creëren van nieuwe kennis en het gebruiken van die kennis. speelt een rol bij begrijpend lezen.
cognitieve functie/conceptualiserende functie
de functie van taal waarbij het gaat om het gebruik van de taal als hulpmiddel om gedachten te ordenen en greep te krijgen op de werkelijkheid:
rapporteren
redeneren
projecteren
communicatieve functie / sociale functie
functie van taal waarbij het gat om het gebruik van de taal als communicatiemiddel. Vier functies:
zelfhandhaving
zelfsturing
sturing van anderen
structurering van het gesprek
communicatieve competentie
de vaardigheid van een taalgebruiker om in alle communicatieve situaties adequaat te communiceren. Vier deelcompetenties:
grammaticale competentie
tekstuele competentie
strategische competentie
functionele competentie
concept
betekenis van een woord. de relaties tussen de klankvorm van een woord en de betekenis zijn willekeurig.
copla
Spaanse dichtvorm van vier regels met acht lettergrepen
creatieve constructie theorie / mentalisme
theorie over het ontstaan van taal, waarbij men ervan uitgaat dat kinderen taal niet simpelweg imiteren, maar zelf over een aangeboren taalvermogen beschikken waarmee ze op creatieve manier zinnen kunnen bouwen
denkend schrijven
schrijfstrategie waarbij de schrijver de opdracht analyseert en vertaalt in één of meer problemen. Hij denkt na over de doelstelling en het publiek en gaat na wat hij al weet van het onderwerp. Tijdens het schrijven brengt hij steeds veranderingen, wijzigingen, aanvullingen en verbeteringen aan in de tekst. De verbeteringen hebben betrekking op alle aspecten van een tekst:
inhoud
structuur
taalgebruik
spelling
dialect
variant van de taal die in een bepaalde regio gesproken wordt
differentiatiefase
de periode in de taalontwikkeling die loopt van 2,5 tot 5 jaar waarbij de taalontwikkeling op alle niveaus van de taal veel gedifferentieerder wordt. Kinderen leren veel nieuwe woordsoorten en de woordenschat breidt zich sterk uit
directe spellingstrategie
spellingstrategie waarbij het schrijven van woorden geautomatiseerd verloopt, zonder dat er regels of vergelijkingen hoeven worden toegepast
directe woordherkenning / lezen met behulp van visuele woordvorm
strategie voor technisch lezen, waarbij de lezer een woord herkent aan bepaalde specifieke kenmerken, zoals de volgorde van bepaalde letters
directieve tekst
tekstsoort waarin een bepaalde handeling of procedure wordt weergegeven
dyslexie
de automatisering van de woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spelling) zich niet, dan wel zeer onvolledig of moeizaam ontwikkelt.
éénwoordzin
de fase in de vroeglinguale periode waarin een kind ontdekt dat woorden verwijzen naar de werkelijkheid. Een kind spreekt in zinnen van één woord
elementaire leeshandeling
strategie voor technisch lezen, waarbij de lezer de afzonderlijke grafemen verklankt en vervolgens samenvoegt tot een woord. De elementaire leeshandeling bestaat uit drie stappen:
het van links naar rechts koppelen van fonemen aan grafemen
auditieve synthese
betekenis geven
elementaire spellinghandeling
Spellingstrategie waarbij een woord wordt opgesplitst in fonemen en voor elke foneem het juiste grafeem wordt geschreven.
Bestaat uit de volgende stappen:
- Auditieve analyse
- Onthouden van de volgorde van fonemen
Koppeling van foneem en grafeem.
eindrijm
klankovereenkomst aan het eind van een dichtregel
elfje
gedicht van 11 woorden, die als volgt zijn verdeeld over vijf versregels (1,2,3,4,1)
etymologisch prinicpe
principe van de Nederlandse spelling.
De herkomst is bepalend voor de schrijfwijze van een woord of spraakklank. het geldt voor veel leenwoorden en bij woorden met ei/ij en au/ou.
evalueren van de spreektaak
spreekstrategie waarbij de spreker zich na afloop van een presentatie afvraagt of het goed ging en wat er een volgende keer anders zou kunnen.
foneem
een klank die betekenisverschil tussen woorden veroorzaakt. de klank /b/ veroorzaakt in de woorden bak en dak betekenisverschil en is dus een foneem.