Pronefros
enkel nefronen van voorste segmenten zijn functioneel
enkel open nefronen
filtert enkel coeloomvocht
afvoer van excretieproducten via kanaal van Wolff = primaire urineleider
bij slijmprikken, bij embryo's van vissen en amfibieën
Mesonefros
nefronen ± per segment
zowel open als gesloten nefronen
filtert zowel coeloomvocht als bloed
nefronen uit voorste segmenten -> pars sexualis man (voortplanting)
nefronen uit achterste segmenten -> pars renalis (excretie)
kanaal van Wolff: dubbele functie (zaad & urineleider)
bij prikken, vissen, amfibieën en embryo's van reptielen, vogels, zoogdieren
Metanefros
nefronen niet per segment, maar geconcentreerd in nier
enkel gesloten nefronen
filtert enkel bloed
kanaal van Wolff enkel spermiduct
afvoer van urine bij ♂ via nieuwe ureters
bij reptielen, vogels en zoogdieren
Ammoniak
Voordelen : lage energievereiste, goed oplosbaar
Nadelen: toxisch (NH4+), moet sterk verdunnen, groot watervereiste
Organismen: veel vissen, kikkervisjes, longvis in water
Ureum
Voordelen : 100 000 minder toxisch dan ammoniak, oplosbaar, minder verdunnen
Nadelen: hoge energievereiste, nog steeds toxisch
Organismen: kraakbeenvissen, land-bewoners (zoogdieren(embryo's), kikkers, longvissen in modder,...)
Urinezuur
Voordelen: niet oplosbaar, niet toxisch, zeer waterefficiënt
Nadelen: Hoogste energievereiste
Organismen: landvertebraten met geschaalde eieren (vogels, reptielen), insecten
Ovipaar
eierleggend
meeste Chordata
vogelbekdier
Ovovivipaar
eierlevendbarend
sommige haaien & beenvissen
'aplacentale viviparie', eitjes in zachte schaal, moederdier levert O2, maar geen voeding
Vivipaar
levendbarend
zoogdieren, sommige haaien & hagedissen & slangen & beenvissen
Hormoon
organische stof
gesecreteerd door gespecialiseerde cellen (meestal van endocriene klieren)
na transport in staat om fysiologische reacties te activeren/remmen
Amnion
vruchtwaterzak
vlies, gelegen rondom embryo
mesodermaal en ectodermaal weefsel
scheidt vloeistof af tegen mechanische letsels & uitdroging
Neuromastcellen
Zintuigcellen die trillingen met lage frequentie, geproduceerd door bewegingen in water, kunnen waarnemen. Komen voor in de zijlijn bij oa. Selachii (haaien)
Kanaal van Wolff
eerstgevormde ureter, functie verschilt naargelang het voorkomen van pronefros, mesonefros of metanefros
pronefros: afvoer urine
mesonefros: afvoer urine, spermiduct
metanefros: spermiduct
Mucosa
slijmvlies
verwijst naar slijmvlies op huid bij vissen & amfibieën en naar maag- & darmslijmvlies
darmslijmvlies bestaat uit darmepitheel, lamina propria en de muscularis mucosae
Amplexus
De paargreep van amfibieën, in het bijzonder van kikkers, waarbij het mannetje zich op de rug van het vrouwtje stevig vasthoudt onder haar oksel.
Thyroxine
Prohormoon dat geproduceerd en afgescheiden wordt door de thyroïdklier (schildklier). Zorgt voor oa. de overgang tussen kikkervisje en kikker en basaal metabolisme in zoogdieren
essentieel voor normale groei en ontwikkeling
Cleidoïsch ei
bevat dooierblaas (eiwit), vliezen en schaal
Als het ei bevrucht is dan vormen zich extra-embryonale vliezen (amnion, chorion, allantois)
maakt embryogenese op het land mogelijk
Neurocranium
hersenkapsel
4 gebieden: regio nasalis (neuskapsel), regio orbitalis (oogholtegebied), regio otica (oorgebied), regio occipitalis (achterhoofdsgebied)
Os quadratum
kwadraatsbeen
bij beenvissen, amfibieën, reptielen, vogels gewrichtelijk verbonden met os articulare
evolutief ontstaan uit os palatoquadratum, dat met os mandibulare het primaire kaakgewricht vormt bij kraakbeenvissen
bij zoogdieren: os quadratum en os articulare verplaatst naar middenoor -> hamer en aambeeld
Streptostylie
Fenomeen waarbij os quadratum en os articulare los verbonden zijn waardoor de mond zeer ver geopend kan worden. (oa. slangen)
hemorraghisch gif
naast neurotoxische ook proteolytische en hemolytische werking
werken in op resp. de eiwitten in de wand van bloedvaten en op de bloedcellen zelf
oplossen weefsels, vernietiging bloedvaten en -cellen
neurotoxisch gif
werkt in op de zenuwen waarbij de oogzenuwen en het middenrif aangetast worden
leidt tot blindheid en verstikking
TMAO
tri-methylamine-N-oxide
osmotische actieve verbinding, opgelost in bloed van Chondrichthyes
verhoogt osmotische spanning zodat bloed niet via de kieuwen uit het lichaam diffundeert
beschermt weefsels tegen corosieve werking van ureum
autonoom zenuwstelsel
regelt werking van inwendige organen (oa. ademhaling, spijsvertering, verwijden & vernauwen bloedvaten, hartslag)
tegenstroomprincipe
wanneer twee vloeistoffen (rijk & arm aan opgeloste stoffen, warmte, ...), gescheiden door permeabel membraan, in tegengestelde richting stromen is de diffusie groter dan wanneer ze in dezelfde richting stromen.
wordt gebruikt bij vissen in wondernetten en kieuwlamellen
allantoïs
een van de extra-embryonale vliezen
functie: ademhaling + verzameling van afvalstoffen van embryo
mesodermaal & ectodermaal
komt voor bij reptielen, vogels en zoogdieren
chromatoforen
pigmenthoudende cellen
kunnen vertakken door snelgroeiende microtubili.
komt voor bij oa. vissen, amfibieën, reptielen
Holocriene klieren
klieren waarvan kliercellen in hun geheel worden afgestoten bij het uitscheidingsproces (vb. talgklieren)
Processus uncimatus
dwarsverbinding tussen de ribben bij vogels om de ribbenkast meer stevigheid te geven, (weinig mogelijk energie tijdens vliegen)
Antigeen
Elke substantie die een adaptieve of verworven immuunrespons kan opwekken
Meestal: grote moleculen (eiwitten, nucleïnezuren), pathogenen (virussen, bacteriën, schimmels) en allergenen (pollen)
Lus van Henle
komt voor bij Aves
kan water resorberen
additioneel als waterbesparing, grootste waterbesparing is uitstoten van urinezuur (en niet ureum/ammoniak) via actief transport
Diphyodont
Een gebit met slechts 1 tandwissel tussen melktanden (jeugd) en blijvende tanden
Plantigraden
zoolgangers
tarsalia, metatarsalia en falangen in contact met grond
mensen en apen
Digitigraden
teengangers
lichaam rust op falangen
tarsalia en metatarsalia vormen rechte hoek met tenen
katten, honden, knaagdieren
Unguligraden
hoefgangers
lichaam rust op toppen der tenen
artiodactyl (evenhoevigen) of perissodactyl (onevenhoevigen)
Syntrofoblast
vorming gebeurt doordat de buitenste lagen van de trofoblast kerndeling (geen cytoplasmadeling) ondergaan en een syncitium (=syntrofoblast) vormenfuncties:
bij mens: lossen epitheel van endometrium en bloedvaten gedeeltelijk op
vorming van villi in endometrium
= basis van de placenta: diffusie van voeding en zuurstof vanuit moederlijk bloed naar villi
produceert HCG (humaan chorion gonadotropine)
verhindert activatie van immuunsysteem: het vormt 1 grote reuzencel en voorkomt diapedese van witte bloedcellen
Trofoblast
perifere cellaag op 1 pool van de blastula
embryoblast + blastoceel + trofoblast = blastocyste
vormt syntrofoblast (op dat moment nog ectoderm)
tijdens gastrulatie: binnenkant bekleed met mesoderm
vormt chorion
Poly-oestrisch
Dieren met meerdere bronstcycli per jaar-kan seizoensgebonden (schapen, paarden) of niet (rat)
Clonale selectie
Proces waarbij: antigeen dat lichaam binnendringt wordt waargenomen door B-lymfocyten, die zich binden aan de epitoop van het antigeen dat complementair is aan het antilichaam → binding geeft het sein aan de B-lymfocyt om # keer mitotisch te delen → Het grootste deel van de gevormde B-lymfocyten bouwt zich om tot plasmacellen die het antilichaam produceren → Een kleiner deel blijft B-lymfocyt en fungeert als geheugencel.
Vaccinatie is hierop gebaseerd.
Adaptieve of verworven immuniteit
Immuniteit waarbij volgende eigenschappen gelden: aanpassing: uitgelokt door antigeen
specificiteit: specifiek tegen uitlokkend antigeen
xenofobie: onderscheid tussen lichaamseigen moleculen en niet
geheugen: tweede blootstelling veroorzaakt snellere en intensere immuunrespons
Apolyse
Het loskomen van de epidermiscellen van de procuticula door de tweede, grote ecdysteroïdpiek bij de vervelling van insecten.
Ecdysis
Het afgooien van de restanten van de oude cuticula bij de vervelling van insecten
Crypten van Lieberkühn
Liggen aan de basis van de darmvlokken, bevatten sneldelende cellen die naar de top van de darmvlokken migreren waar ook de afvoergangen van de darmsapklieren uitmonden.
GALT
Gut Associated Lymphoid Tissue = grootste lymfe orgaan.
verhindert binnendringen van lichaamsvreemde substanties zonder ontsteking (orale tolerantie)
komen voor bij zoogdieren: onder de vorm van Peyerse platen in darmwand. bij vogels: niet, maar functie = Bursa van Fabricius
Systemische hormonen
door specifieke klier vrijgesteld in bloedbaan
productieplaats ligt meestal ver van inwerkingsplaats
doelwitweefsels nemen hormoon uit bloedbaan door binding aan specifieke receptoren
vaak een bepaalde tijd aantoonbaar in bloed
Weefselhormonen
worden niet door specifieke endocriene klier vrijgesteld
leggen korte weg af
meestal vrijgesteld in intercellulaire ruimte binnen weefsel
beïnvloeden naburige cel of eigen productiecel
slechts korte periode of niet aantoonbaar in bloed
Metabolisme
Verdere verwerking en omzetting, na vertering, van stoffen die via voeding opgenomen zijn
anabolisme en katabolisme
Hoofdcellen
Secreteren prorennine en pepsinogeen
worden door lage ph in maag geactiveerd tot rennine en pepsine
Perineum
Streek gelegen tussen anus en sinus urogenitalis
Apocriene zweetklieren
in hypodermis
ontwikkelen zich tijdens puberteit
meestal groter dan eccriene zweetklier
meestal uitmonden in haarfollikel
visceus secreet
gelinkt met voortplantingscyclus
mens: oksel, schaamstreek, borsten, buitenoor, voorhuid, scrotum
Pseudoplacentale viviparie
fenomeen waarbij: insecten die eitjes aanmaken met weinig-geen dooier
eitjes worden in ovarium gehouden tot moment van uitkomen
moeder produceert pseudoplacenta voor uitwisseling voedsel & gassen
Monofylie
groep organismen die allen dezelfde gemeenschappelijke voorouder hebben, die zelf ook tot het taxon gerekend wordt en waarvan alle afstammelingen in de groep zitten.
Rennine
Zorgt ervoor dat caseïne (melkeiwit) makkelijker kan worden verteerd. Renine komt voor in de magen van jonge runderen en wordt vaak gebruikt als stremsel bij de kaasproductie
Pepsine
ontstaat uit pepsinogeen door maagzuur. Pepsinogeen is een zymogeen. Maagzuur ontsmet het doorgeslikte voedsel wat doorgaans vol met pathogenen zit. Daarnaast breekt maagzuur celwanden af, waardoor enzymen goed kunnen inwerken. Ook breekt maagzuur bindweefsel af tot kleinere stukken. Het pepsine breekt de verbindingen van aminozuren midden in het eiwit af. Om deze reden wordt pepsine een endopeptidase genoemd.
Trypsine
Trypsinogeen wordt door enterokinase (enzym van de dunne darmwand) en door auto-activatie omgezet in trypsine. Trypsine is een endopeptidase.
Carboxypeptidase
een exopeptidase dat de buitenste aminozuren van een eiwit afsplitst
Gal
zoutoplossing bestaande uit: galzouten (vertering + absorptie lipiden ; grote vetdruppels → micellen)-cholesterol-fosfolipiden-galpigmentenfunctie:- vertering + absorptie lipiden (grote vetdruppels → micellen)
cholesterolconcentratie
afvoer toxische stoffen
luminale vertering
van polymeren naar oligomeren door enzymen van de pancreas en lever
mucosale vertering
borstelzoom vertering, van oligomeren naar monomeren door enzymen afgescheiden door de mucosa
hepatocyten
staan in voor galproductie uit cholesterol
synthese van bloedproteïnen
vorming glycogeen
detoxificatie van schadelijke stoffen
opstapelen van vitamines
Adaptaties Aves (vliegen) : Kop
Lange beweeglijke nek door groot aantal wervels → belangrijk voor balanceren tijdens vliegen
Spoelvormige schedel Spitse bek → aerodynamisch
vergroeide schedelbeenderen (zonder naad)
tandloze kaken (minder gewicht)
lange beweeglijk hals voor ‘Reflex Neck Movements’ belangrijk voor balans
Adaptaties Aves (vliegen): Romp
Spoelvormig geheel, soepel & stevig
kam (crista sterni) op sternum → aanhechting borstspieren vliegers (afwezig bij niet-vliegers)
lumbale en sacrale wervels vergroeid, thoracale onbeweeglijk → extra stevigheid
knik ribben (dorsale en ventrale deel loodrecht) → smallere romp
processus uncinatus vergroot stevigheid door rib aan volgende vast te hechten
caudale wervels vergroeid tot pygostyle waarop stuurpennen ingeplant staan, voorgaande niet vergroeid zodat stuurpennen kunnen bewegen
claviculae vergroeid tot furcula → spoelvorm romp
coracoïd been verbindt sternum en wervelkolom
scapulae verbinden humerus met wervelkolom
Adaptaties Aves (vliegen): Ledematen
vingers voorpoot sterk gereduceerd
achterpoten aangepast voor landen en kunnen tijdens vliegen tegen lichaam geplooid worden → aerodynamisch
Adaptaties Aves (vliegen)(metabolisme en stelsels)
hoog metabolisme (voldoende energie voor vliegen), homeotherm
geperfectioneerde ademhaling: lucht steeds volledig ververst (geen residuele lucht in parabronchi) en tegenstroomprincipe in parabronchi
overmaat geproduceerde warmte kan via luchtzakken afgegeven worden
efficiënte bloedsomloop
zeer snelle spijsvertering, hoogenergetisch dieet
snelwerkende nieren (veel nefronen)
warme lucht luchtzakken → beter stijgvermogen
Adaptaties Aves (vliegen)(zintuigen)
reukzin matig tot slecht ontwikkeld
zicht en gehoor zeer goed ontwikkeld (belangrijk in lucht)
buitenoor zonder uitwendige oorschelp → aerodynamisch
stemgeluid als communicatiemiddel
Adaptaties Aves (vliegen)(Gewichtsreductie)
Holle beenderen, dwarsbalkjes tussen wanden voor sterkte
enkel linker ovarium en oviduct ontwikkeld
voortplantingsorganen sterk gereduceerd buiten voortplantingsseizoen
luchtzakken
geen blaas
geen tanden
Adaptaties Aves (vliegen)(andere)
veren: oppervlaktevergroting van vleugels
Adaptaties Aves (bipedaal voortbewegen)
afgeplat bekken → ingewanden naar achteren → zwaartepunt verder naar achteren (voordelig voor bipedale voortbeweging)
2 gewrichten tussen hiel en knie die schokken kunnen opvangen (aangepast voor lopen op land)
Adaptaties Aves (eieren leggen)(skelet)
open bekken: afgeplat om makkelijker eieren te leggen eindpunt crista sterni bestaat uit kraakbeen
Adaptaties Aves (eieren leggen)(Spijsvertering)
grote hoeveelheden maagsapsecretie: Ca uit CaCO3 in opl als CaCl2 geabsorbeerd, via bloed naar schaalklier → als CaCO3 ingebouwd in eischaal
Geef de grote verschillen tussen de subfyla van de Echinodermata
Asterozoa: vrijlevend, stervormig met armen, mond ventraal en anus dorsaal
Echinozoa: vrijlevend, lichaam bolvormig of langgerekt zonder armen, mond en anus aan weerszijden lichaam
Crinozoa: sessiel, armen, mond en anus beiden aan bovenkant
Verschil pronefros en metanefros
Pronefros: eerste segmenten functioneel, ontrekken vloeistof aan coeloom en lozen producten in kanaal van Wolff, open
Metanefros: gesloten, enkel bloed gefilterd, niet segmentaal, primaire urineleider geen rol excretie maar spermiduct
Verschil trypsine en pepsine
Functie : idem (afbraak eiwitten)
Productie: pepsinogeen in hoofdcellen, trypsinogeen in pancreas
Actieplaats: pepsine in maag, trypsine in darm
Verschil eieren nestvlieders en nesthokkers
Bij nestvlieders: dikke schaal, veel dooier → jong goed gevormd, stevig skelet, volledig bedekt met veren, kunnen al lopen
Bij nesthokkers: dunne eischaal, weinig dooier → hulpeloos, naakt, blind, zwak skelet en moeten onmiddellijk gevoed worden
Verschil luminale en mucosale vertering
Luminale: eerste vertering van poly- naar oligosacchariden door pancreasenzymen
Mucosale: van oligo- naar monosacchariden door enzymen van de mucosa
Verschil osmoregulatie Osteichthyes en Chondrichthyes
Osteichthyes: actief : Na+, Cl- en K+ door ionpompen in kieuwen verwijderd. Mg2+, Ca2+ en SO4 2- via faeces, 10-40% zouten via nieren
Chondrichthyes: passief: grote hoeveelheden TMAO en ureum opgelost in bloed → verhogen osmotisch potentiaal → osmotisch evenwicht, ureum is denaturend en TMAO zorgt dat er geen denaturatie optreed
Verschil tussen de menstruatiecyclus en de bronstcyclus
geen bloedig tijdens opbouw endometrium
indien geen bevruchting optreed wordt het endometrium via de cervix-vagina uitgestoten
‘verplichte’ periodiciteit: cyclus stopt niet
vrouwelijke primaten laten niet duidelijk blijken dat ze bevruchtbaar zijn
Verschil eccriene en apocriene zweetklieren
Eccriene: secreteren waterig vocht dat verdampt op huid → afkoeling, vooral op haarloze plaatsen, zoutexcretie, monden uit in haarfollikel of op oppervlak
Apocriene: groter, kluwen sterk ontwikkeld in hypodermis, monden meestal uit in een haarfollikel, ontwikkelen vanaf puberteit (oksels, schaamstreek, borsten, buitenoor, voorhuid, scrotum), viskeuzere secretie, gerelateerd aan voortplantingscyclus
Verschil adenohypofyse en neurohypofyse
andenohypofyse: maaktzelf hormonen aan onder invloed van een ander hormoon
neurohypofyse: geeft hormonen door die geproduceerd zijn in de hypothalamus
Verschil tussen membraangebonden receptoren en receptoren in het cytoplasma
peptide- en proteïnehormonen zijn hydrofiel en lossen goed op in bloed/water maar kunnen niet door plasmamembraan en binden op membraangebonden receptoren
Steroïde hormonen zijn lipofiel en lossen niet goed op in bloed/water (moeten voor transport ook binden op dragereiwit) maar kunnen wel makkelijk door plasmamembraan waar ze binden op specifieke receptoren in het cytoplasma
Verschil trofoblast en embryoblast
trofoblast: perifere cellaag
embryoblast: groep cellen die zich aan de trofoblast hecht
Verschil vissenoog en mensenoog
geen oogleden
geen traanklieren
iris vast
kogelvormige lens
scherpstellen door beweging lens dmv van de processus falciformes
Verschil vogeloog en mensenoog
ogen zijn groot (15m% kop terwijl mens 1m% kop)
ogen min of meer afgeplat en onbeweeglijk, nekbewegingen ipv oogbewegingen
meer lichtgevoelige receptoren per oppervlakte eenheid op retina dan mens → scherper zicht
3 oogleden: bovenste en onderste maar ook knipvlies
pecten: karmvormige, goed beaderd orgaan dat op retina vastzit en naast oogzenuwen uitsteekt in het glaslichaam, voorziet oogcellen van voeding en zuurstof
uilen en haviken: benige ring ter hoogte lens, spieren op ring kunnen lens verschuiven → scherp stellen
Verschil anadrome en katadrome vis
anadrome: leeft in zee maar trekt voor voortplanting naar zoetwater
katadrome: groeit op in zoetwater en trekt naar zee voor reproductie
2 verschillen maag-darmstelsel beenvissen en kraakbeenvissen
kraakbeenvissen hebben een darm met spiraalplooi, beenvissen een rechte darm
beenvissen hebben pylorischeaanhangsels waar al een deel van de vertering door spijsveteringsenzymen gebeurt
Evolutiestappen vissen naar amfibieën (huid)
vochtig, glad, veel slijmklieren
mucosalaag beperkt verdamping
naakte huid met laag keratine-gehalte
water- en ionenuitwisseling via huid mogelijk
Evolutiestappen vissen naar amfibieën (skelet)
lichaamsgewicht neemt toe door wegvallen opwaartse druk water → sterk en stevig skelet dat meer verbeend is
pentadactyle ledematen die via goed ontwikkelde schouder- en bekkengordel stevig ingeplant staan op de wervelkolom
Evolutiestappen vissen naar amfibieën (ademhaling)
opname 02 uit lucht
kieuwen gedeeltelijk of geheel vervangen door longen
ademhaling via kieuwen, longen, huid, mond- en cloacaal epitheel
Evolutiestappen vissen naar amfibieën (Zintuigen)
aangepast aan nieuw medium maar ook nog in water werken
complex neusslijmvlies dat geurmoleculen uit lucht kan capteren
belang zicht en gehoor neemt toe → trommelvlies en columnella
Evolutiestappen vissen naar amfibieën (circulatie en reproductie)
gebrekkige dubbele bloedsomloop (slechts functioneel gescheiden)
blijven vastgebonden aan water voor reproductie (nog steeds uitwendige bevruchting)
Evolutiestappen amfibieën naar reptielen (huid)
lichaam bedekt door droge verhoornde (veel keratine) klierarme huid
meestal epidermale schubben, schilden of stekels en soms met dermale beenplaten
bescherming tegen uitdroging en verwonding
Evolutiestappen amfibieën naar reptielen (skelet)
volledig verbeend
ribben verbonden met sternum (slangen en schildpadden geen sternum)
schedel met 1 achterhoofdsknobbel
Evolutiestappen amfibieën naar reptielen (ademhaling en circulatie)
longen, niet via huid
vullen longen dmv onderdruk (amfibieën via bovendruk)
hart met 2 atria en gedeeltelijke in 2 verdeelde ventrikel
Evolutiestappen amfibieën naar reptielen(excretie en reproductie)
metanefros nieren, produceren urinezuur
inwedinge bevruchting, cleidoïsche eieren
5 grote evolutiestappen van Reptilia naar Mammalia
poikilotherm naar homoiotherm
van 1 achterhoofdsknobbel naar 2
hersenen Mammalia best ontwikkeld
Reptilia eieren met beschermende extra-embryonale vliezen en voedsel, Mammalia levenbarend → ei geen schaal en weinig reservestof
Reptilia stikstofexcretie via urinezuur, bij Mammalia ureum
huid Reptilia klierarm en haarloos, bij Mammalia haren en wel veel klieren
Endothermie bij Aves
lichaamstemperatuur vooral door de interne warmteproductie die een neveneffect is van het metabolisme
veren grote rol: veren bedekken een groot deel van het lichaamsoppervlak en houden lucht vast (slechte warmte geleider), ze zijn ook ingesmeerd met een olieachtige afscheiding van de stuit- of preenklier waardoor er geen water tussen de veren kan komen (goede warme geleider)
poten niet bedekt met veren → afkoeling grotendeels opgevangen doordat ader en slagader naast elkaar lopen waardoor warmte wordt overgedragen volgens het tegenstroomprincipe
Bij daling van de omgevingstemperatuur zetten ze hun vleugels op waardoor de isolerende luchtlaag dikker wordt, stofwisselingssnelheid kan ook worden opgedreven, vetweefsel ook isolerende rol
bij hoge temperaturen worden veren platgelegd, meer bloed naar huid en hijgen
Endothermie bij Mammalia
temperatuur meten door voorste deel hypothalamus
temperatuur verlagen: verminderen metabolische activiteit, verminderen fysieke inspanning, verdamping water uit lichaam door zweten of hijgen, vasodilatatie van bloedvaten nabij huid
temperatuur verhogen: opvoeren stofwisselingssnelheid, opvoeren fysieke activiteit, rillen, vasocontractie bloedvaten nabij huid, rechtzetten haren om isolerende luchtlaag te creëren
Folliculaire fase
vanaf dag 1, duurt 14 dagen
follikels in ovarium beginnen groeien, eicel zelf vergroot en follikel wordt meerlagig → slechts 1 follikel sterft niet af
cellen van follikel produceren oestrogenen
wanneer max grootte bereikt wordt licht follikel tegen wand ovarium
Luteale fase
moment follikel gesprongen en eicel eruit verdwenen → follikelcellen worden luteïnecellen → onder invloed van LH produceren ze progesteron → follikel is geel lichaam geworden (corpus luteum) dat nog enkele dagen progesteron aanmaakt
secretiefase
onder invloed progesteron verandert baarmoederslijmvlies waarbij klieren secreet produceren en afgeven om slijmvlies klaar te maken voor innesteling, geel lichaampje stopt met productie progesteron wanneer na enkele dagen geen hCG door zwangerschap vrijkomt en het baarmoederslijmvlies zal ten gronde gaan en een bloeding zal optreden