Engels Voc 1

Flashcards with key vocabulary terms and definitions from the lecture notes.

corporate culture

bedrijfscultuur

canteen culture

kantinecultuur

to prioritize

prioriteiten stellen

a priority

een prioriteit

to gauge

meten, inschatten

a commute

woon-werkverkeer

telecommuting

telewerken

a dress code

kledingvoorschriften

to dress down

informeel kleden

casual Friday

informele vrijdag

appearance

uiterlijk; verschijning

aspirations

aspiraties; ambities, dromen

to query

iets bevragen

to discern

iets vaags herkennen, zien; waarnemen

to cultivate

cultiveren, kweken, bevorderen

staffers

werknemers

backlash

terugslag

to enlist

mobiliseren, in dienst nemen, inzetten

to solicit

een beroep doen op; vragen (vaak van illegale aard)

to exert

uitoefenen (van invloed)

to retain

iets hebben en behouden

tendency

neiging

competency

competentie, vaardigheid

trait

kenmerk; karaktertrek

incongruent

niet overeenstemmend, incongruent

authoritarian

autoritair

authoritative

gezaghebbend

managerial

leidinggevend

attitude

een houding, een gevoel

controversial

controversieel

convenient

makkelijk, handig

to cope with

aankunnen, zich redden

an era

een tijdperk

to perceive

waarnemen

a transition

een overgang

baby boomers

babyboomers

generation X

generatie X

millennials or Gen Y

millennials of generatie Y

linksters or Gen Z

linksters of generatie Z

guidance

begeleiding

advocacy

belangenbehartiging

perceptive

opmerkzaam

to foster

bevorderen

to be prone to

gevoelig zijn aan, geneigd zijn tot

anxiety

angst

anxious

angstig

absenteeism

ziekteverzuim

presenteeism

naar het werk komen als het niet moet, of als je ziek bent

to discriminate

discrimineren

discrimination

discriminatie

to bully

pesten

a bully

een pestkop

hazing

ontgroening

a stereotype

een stereotype; een cliché

stereotypical

stereotypisch; clichématig

to mediate

bemiddelen

a mediator

een bemiddelaar

to inhibit

belemmeren; onderdrukken

empowerment

machtiging; emancipatie

independent

onafhankelijk

job satisfaction

jobtevredenheid

to consolidate

consolideren; verstevigen

accessible

toegankelijk

to accommodate

accommoderen

to emerge

verschijnen; opduiken

boardroom

bestuurskamer

chair, chairman, chairwoman

voorzitter

a committee

een comité

corporate governance

bedrijfsbestuur

a department

een departement

a division

een afdeling

an enterprise

een onderneming

a firm

een bedrijf

a start-up

een start-upbedrijf

a facility

een voorziening

hierarchical

hiërarchisch

a hierarchy

een hiërarchie

organizational chart

organisatieschema

premises

lokalen

the workplace

de werkplek

uncertainty

onzekerheid