1/152
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
l'alunno, l'alunna
de leerling, de scholier
l'allievo, l'allieva
de leerling/e
il compagno, la compagna (di classe/di scuola)
de klasgenoot/-genote, de schoolvriend/in
frequentare
bezoeken, zitten op/in
Luigi frequenta la terza media.
Luigi zit in het derde jaar van de onderbouw.
l'aula
het klaslokaal, de collegezaal
lo scolaro, la scolara
de leerling, de scholier
il banco (di scuola)
de schoolbank
la cattedra
de leerstoel, de lessenaar
l'attenzione
de aandacht
fare attenzione a
opletten
concentrarsi (su qc)
zich concentreren (op iets)
attento, attenta
oplettend, aandachtig, voorzichtig
essere attento a
oplettend zijn bij
Non hai capito la spiegazione, perché non sei stato attento.
Je hebt de uitleg niet begrepen, omdat je niet goed oplette.
non hai capito un bel niente
je hebt er helemaal niets van begrepen
il silenzio
de stilte
fare silenzio
stil zijn
stare zitto
hun mond houden
silenzioso, silenziosa
stil, rustig
zitto, zitta
zwijgend, stil
Ma questi ragazzi non stanno mai zitti!
Deze jongens houden ook nooit hun mond!
ascoltare qualcuno/qualcosa
naar iemand/iets luisteren
Se non ascolti bene, sbaglierai ancora.
Als je niet goed luistert, doe je het dadelijk nog steeds fout.
sgridare qualcuno
iemand een uitbrander geven
insufficiente
onvoldoende
sufficiente
voldoende, toereikend
sbagliare
verkeerd doen, fout doen
sbagliarsi
zich vergissen
la pagella
het rapport, de cijferlijst
il voto (alto/basso)
het cijfer, de beoordeling (hoog/laag)
prendere un voto
een cijfer halen
bocciare qualcuno
iemand laten zakken
essere stato bocciato
gezakt zijn
promuovere qu
iemand laten overgaan
essere stato promosso
overgegaan zijn
Luisa è stata promossa in quarta.
Luisa is overgegaan naar de vierde.
lodare
prijzen, loven
rendere
presteren
il rendimento
de prestaties
L'insegnante ha lodato i ragazzi per il loro rendimento.
De docent heeft de jongens geprezen voor hun prestaties.
la materia
het schoolvak
l'esempio
het voorbeeld
fare un esempio
een voorbeeld geven
L'insegnante ha fatto molti esempi per far capire le regole.
De docent heeft veel voorbeelden gegeven om de regels te verduidelijken.
far capire (qualcosa a qualcuno)
(iemand iets) duidelijk maken
l'esercizio
de oefening
Ora faremo un esercizio in classe.
Nu doen we klassikaal een oefening.
imparare a memoria
uit het hoofd leren
la memoria
het geheugen
la memoria fotografica
het fotografisch geheugen
una memoria da elefante
een geheugen van een olifant
richiamare qualcosa alla memoria
zich iets voor de geest halen
avere la memoria corta
een slecht geheugen hebben
la spiegazione
de uitleg, de verklaring
la regola
de regel
Faremo ora degli esempi in cui potrete applicare la regola che avete appena imparato.
Laten we nu wat oefeningen doen waarin jullie de net geleerde regel kunnen toepassen.
la formula
de formule
il metodo
de (leer)methode, de aanpak
spiegare
uitleggen, verklaren
Ti spiegherò subito il metodo che devi seguire.
Ik zal je meteen de methode uitleggen die je moet volgen.
sapere
weten, kunnen
Mi dispiace, ma non so calcolare molto bene.
Het spijt me, maar ik kan niet goed rekenen.
i compiti
het huiswerk
esatto, esatta
juist, correct, precies
l'errore
de fout, de vergissing
lo sbaglio
de vergissing, de fout
stupido, stupida
dom
cancellare
doorstrepen, uitwissen
la frase
de zin
Cancella quella frase, è sbagliata.
Streep die zin door, die is fout.
copiare
overschrijven, afkijken
Se copi dal tuo compagno, avrete un voto bassissimo tutti e due.
Als je bij je klasgenoot afkijkt, zullen jullie allebei een heel laag cijfer krijgen.
suggerire a qualcuno (isc)
iemand voorzeggen
il suggerimento
het voorzeggen, de suggestie, het voorstel
correggere (corretto)
corrigeren, verbeteren
corretto, corretta
juist, correct
la correzione
de correctie, de verbetering
il correttore, la correttrice
de corrector
leggere (letto)
lezen
il libro
het boek
scrivere (scritto)
(op)schrijven
il tema
het thema, het onderwerp
il tema
het opstel
la relazione
het verslag, de spreekbeurt
fare una relazione
een spreekbeurt geven
riassumere
samenvatten
il riassunto
de samenvatting
il dettato
het dictee
dettare
dicteren, voorschrijven
la scrittura
het schrijven, het handschrift
Non riesco a leggere la tua scrittura.
Ik kan jouw handschrift niet lezen.
illeggibile
onleesbaar
il quaderno
het schrift, het opschrijfboekje
la penna stilografica
de vulpen
la matita
het potlood
la biro
de balpen
il bloc-notes
de blocnote
l'astuccio
de etui
la calcolatrice
de rekenmachine