1/31
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Q: Wat zijn de vier typen hazards?
Culturele hazards, chemische hazards, fysieke hazards, biologische hazards.
Q: Waarom zijn natuurlijke gevaren niet volledig “natuurlijk”?
Omdat hun impact sterk wordt bepaald door maatschappelijke structuren zoals armoede, beleid, infrastructuur en koloniale geschiedenis.
Q: Waarom daalden bliksemsterfgevallen in de VS?
Door verstedelijking en minder mensen die buiten werken.
Q: Hoe gingen Sahel-gemeenschappen vóór koloniale tijd om met droogte?
Diversificatie van gewassen, spreiding van velden, voedselopslag.
Q: Hoe verzwakten koloniale systemen de veerkracht in de Sahel?
Door belasting op cash crops, monoculturen en migratie naar steden.
Q: Wat is de kern van Gilbert White’s kritiek op structurele maatregelen?
Ze creëren een schijnveiligheid → meer bewoning → grotere schade bij rampen (control paradox).
Q: Wat was de politieke-economische kritiek van Watts & Blaikie?
Dat woonplaatskeuze niet vrij is en dat sociale structuren bepalen wie kwetsbaar is.
Q: Hoe wordt risk technisch gedefinieerd?
Risico = kans × gevolgen.
Q: Welke factoren bepalen kwetsbaarheid?
Fysiek, economisch, politiek, sociaal, attitude.
Q: Wat beïnvloedt risicoperceptie volgens de psychometrische benadering?
Vrijwilligheid, dread, kennis, controleerbaarheid, novelty, enz.
Q: Wat zijn de vier culturele biases in cultural theory?
Individualist, fatalist, hiërarchisch, egalitair.
Q: Wat verklaart de social amplification of risk?
Dat risico’s worden versterkt of verzwakt door communicatieprocessen.
Q: Wat is dubbele blootstelling?
Gemeenschappen worden tegelijk geraakt door milieuverandering en economische globalisering.
Q: Wat is het verschil tussen coping en adaptatie?
Coping = kortetermijn; adaptatie = langetermijn structurele veranderingen.