Studied by 0 people哪(哪儿) nǎ (nǎr)
waar
谁 shéi
wie
什么 shénme
wat
多少 duōshǎo
hoeveel
几 jǐ
hoeveel (onder 10)
怎么 zěnme
hoe
怎么样 zěnmeyàng
Hoe gaat het? Hoe is het?
您 nín
u
它 tā
het
大家 dàjiā
iedereen
每 měi
ieder, elk
为什么 wèishénme
waarom
零 líng
nul
两 liǎng
twee
百 bǎi
honderd
千 qiān
duizend
第一 dìyī
eerste
个 gè
voegwoord
岁 suì
jaar (leeftijd)
本 běn
voegwoord voor boeken
些 xiē
sommige
块 kuài
munteenheid
次 cì
keer
公斤 gōngjīn
kilogram
元 yuán
yuan
件 jiàn
voegwoord
张 zhāng
klassewoord voor foto
不 bù
niet
没 méi
nee
很 hěn
veel
太 tài
te
都 dōu
alles, allemaal
别 bié
anders
非常 fēicháng
heel erg
也 yě
ook
还 hái
nog
最 zuì
het meest
真 zhēn
echt
正在 zhèngzài
in het moment
已经 yǐjīng
al, reeds
一起 yìqǐ
samen
再 zài
weer
就 jiǜ
onmiddelijk
和 hé
en, met
因为 yīnwèi
omdat
所以 suǒyǐ
dus
但是 (dànshì)
maar
在 zài
in
从 cóng
vanaf
对 duì
juist
此 cǐ
dit
向 xiàng
richting
离 lí
vanaf
的 de
bezittelijk
了 le
geeft verandering aan
吗 ma
vraagwoord
呢 ne
vraagwoord (en....?)
得 dé
krijgen, verkrijgen
着 zhe
schrijven
过 guò
doorgang
吧 ba
markeert suggestie
喂 wèi
hallo
家 jiā
familie, huis
学校 xuéxiào
school
饭馆 fàndiàn
restaurant
商店 shāngdiàn
winkel
医院 yīyuàn
ziekenhuis
火车站 huǒchēzhàn
treinstation
中国 Zhōngguó
china
机场 jīchǎng
vliegveld
教室 jiàoshì
klaslokaal
房间 fángjiān
kamer
路 lù
weg
北京 Běijīng
Beijing
上 shàng
op, boven
下 xià
onder / volgende
前面 qiánmiàn
voorkant
后面 hòumiàn
achterkant
左边 zuǒbiān
linkerkant
右边 yòubiān
rechterkant
外 wài
buiten
旁边 pángbiān
naast
里 li
binnen
今天 jīntiān
vandaag
明天 míngtiān
morgen
昨天 zuótiān
gisteren
上午 shàngwǔ
ochtend
中午 zhōngwǔ
middag
下午 xiàwǔ
avond
年 nián
jaar
月 yuè
maand
日 rì
dag
星期 xīngqī
week
点 diǎn
分钟 fēnzhōng
minuut (tijdsduur)
现在 xiànzài
nu
时候 shíhou
tijd
早上 zǎoshàng
ochtend
晚上 wǎnshàng
avond
小时 xiǎoshí
uur (tijdsduur)
Note 
Flashcard (33)