fataal, dodelijk
fatal, fatale (un accident fatal)
hybride
hybride
dronken
ivre
voetgangers-
piéton, piétonne
tijdelijk
provisoire
weg-
routier, routière
zat, dronken
saoul, saoule OU soûl, soûle
zijn gordel vastklikken
attacher sa ceinture (de sécurité)
voorrang hebben
avoir la priorité
door het (rood) licht rijden
brûler un feu (rouge)
voorrang verlenen
céder la priorité
de doorgang verlenen
céder le passage
van rijbaan veranderen
changer de file
in de twee richtingen
dans les deux sens
voorrang verlenen
donner la priorité
overkop gaan
effectuer des tonneaux
de bus... nemen
emprunter les bus...
botsen
entrer en collision
stilstaan
être à l'arrêt
in erge toestand/in kritische toestand zijn
être dans un état grave/état critique
in schok zijn
être en état de choc
geparkeerd zijn
être en stationnement
op slag dood zijn
être tué sur le coup [ku]
omkeren
faire demi-tour
overkop gaan
faire des tonneaux
voltanken
faire le plein
zijn rijbewijs behalen
obtenir son permis (de conduire)
zijn rijexamen doen
passer son permis (de conduire)
verderrijden, zijn weg vervolgen
poursuivre sa route
een parkeerplaats verlaten
quitter un stationnement
niet slagen voor zijn rijbewijs
rater son permis (de conduire)
de snelheidsbeperking respecteren
respecter la limitation de vitesse
aan zijn verwondingen bezwijken
succomber à ses blessures (f.)
in panne vallen
tomber en panne (f.)
uit tegengestelde richting komen
venir en sens inverse
draaien naar links, naar rechts
virer à gauche, à droite
heen en terug ticket
un aller-retour (un billet aller-retour)
halte
un arrêt
verzekering
une assurance
rijvak
une bande de circulation
blessure, verwonding
une blessure
opstopping (souvent au pluriel)
un bouchon
motorkap
un capot
brandstof
un carburant
steenweg
une chaussée
schok
un choc
druk verkeer
une circulation dense
richtingsaanwijzer
un clignotant/clignoteur
botsing
une collision
wegomstandigheid (toujours au pluriel)
les conditions de circulation (f.)
carpoolen
un covoiturage
schade (toujours au pluriel)
les dégâts (m.)
materiële schade, blikschade (toujours au pluriel)
les dégâts matériels (m.)
richting
une direction
schade (toujours au pluriel)
les dommages (m.)
file
un embouteillage
benzine
l'essence (f.)
ruitenwisser
un essuie-glace
overdreven snelheid
un excès de vitesse
verkeerslichten (souvent au pluriel)
les feux de signalisation (m.)
veiligheidshesje
un gilet de sécurité
overtreding
une infraction
rechter
un/une juge
volle lijn
une ligne continue
snelheidsbeperking
une limitation de vitesse
motorijder, gevaarlijke motorijder
un motard
motorijder
un motocycliste
verkeersbord
un panneau de signalisation
voorruit
un pare-brise
bumper
un pare-chocs
zebrapad
un passage (pour) piéton(s)
passagier
un passager
vrouwelijke passagier
une passagère
ring (F.)
un périphérique
rijbewijs
un permis
groot licht
un phare
fietspad
une piste cyclable
parkeerplaats
une place de stationnement
handvat
une poignée
portier
une portière
vertraging van het verkeer
un ralentissement
aanhangwagen
une remorque
vertraging (van de trein bv.)
un retard
achteruitkijkspiegel (binnen-, buiten-)
un rétroviseur (intérieur ou extérieur)
ring (B.)
un ring
rondpunt, rotonde
un rond-point (ronds-points)
departementsweg (F.)
une route départementale
vrachtwagenchauffeur (F.)
un routier
straat verboden richting
une rue à sens interdit
eenrichtingsstraat
une rue à sens unique
voetgangersstraat
une rue piétonne
pad
un sentier
zetel (autozetel)
un siège
(vierkant) pleintje, parkje
un square
dashboard
un tableau de bord
alcoholgehalte (plus fréquent)
un taux d'alcool
bocht
un tournant
verkeer
un trafic
traject
un trajet
gevarendriehoek
un triangle de signalisation