Looks like no one added any tags here yet for you.
de lucifer
l'allumette (F)
aansteken, aandoen
allumer
koken
bouillir
het ding
la chose
de sleutel
la clé
naaien
coudre [kudr]
het afval
les déchets (M, PL)
de verlichting
l'éclairage (M)
verlichten
éclairer
de energie
l'énergie (F)
het vuur; de brand
le feu
de haard; het gezin
le foyer
vakantie
les vacances
nutteloos, overbodig
inutile
wassen
laver
nat
mouillé, mouillée
schoonmaken
nettoyer
het voorwerp, het ding
l'objet (M)
de orde
l'ordre (M)
praktisch, handig
pratique
het stopcontact
la prise
schoon
propre
vies
sale
vies maken
salir
nuttig
utile
gebruiken
l'utilisation (F)
het gebruik
utiliser
de kaars
la bougie
rangschikken, inrichten
arranger
de tralie, de spijl
le barreau
de borstel
la brosse
de ruit, het raampje
le carreau
de verwarming
le chauffage
warm worden; verwarmen
chauffer
de (stof)doek, de lap
le chiffon
afruimen; ontruimen
débarrasser
de wanorde, de troep
le désordre
huiselijk, huis-, huishoudelijk
domestique
het laken
le drap
de ladder
l'échelle (F)
uitdoen, doven
éteindre
uitspreiden, ophangen
étendre
de vlek
la tache
de buis, de pijp, de slang
le tuyau
de damp, de stoom
la vapeur
het gebouw
le bâtiment
de bel
la sonnette
de buurman/buurvrouw
le voisin, la voisine
de woonplaats, de verblijfplaats
le domicile
huren; verhuren
louer
de bekleding, het bekleden
le revêtement
de drempel
le seuil
het souterrain, de kelderverdieping
le sous-sol
het terras
la terrasse
het luik
le volet
de bouw, het bouwen
la construction
de binnenplaats
la cour
de ingang
l'entrée (f)
zich vestigen
établir (s')
het raam
La fenêtre
de garage
la garage
de tuin
le jardin
het huis
la maison
openen
ouvrir
de deur
la porte
bezoeken, bezichtigen
visiter
herbergen, plaats bieden aan
arbriter
de gevel
la façade
isoleren
isoler
de woning, de woonruimte
le logement
het paviljoen, het bijgebouw
le pavillon
de villa
la villa
het appartement, de flat
l'appartement (m)
de lift
l'ascenseur (m)
het appartement, de flat
l 'appartment (m)
de lift
l'ascenseur (m)
het balkon
le balcon
bouwen
bâtir
de kelder
la cave
bouwen
construire
sluiten
fermer
afgelegen
isolé, isolée
de muur
le mur
de (open) haard, de schoorsteen
la cheminée
dichtslaan
claque
bestaan uit
consister (en)
de woning
la demeure
het flatgebouw
l'immeuble
logeren, verblijven
loger
het paleis
le palais
de overloop
le palier
de poort, het portaal
le portail
de begane grond
le rez-de-chaussée
het dak
le toit
ophangen, vastmaken
accrocher
het bad
le bain
de stoel
la chaise
de (slaap)kamer
la chambre
de keuken
la cuisine
de douche
la douche