amicus
amici m vriend
deus
dei m de god
dominus
domini m meester
equus
equi m paard
fillius
filii m de zoon
servus
servi m slaaf
aqua
aquae v het water
familia
familiae v het gezin, personeel
via
viae v de weg
monumentum
monumenti, o
monumentum
monumenti, het aandenken, het standbeeld
templum
templi o de tempel
vinum
vini o wijn
pater
patris m de vader
senex
senis m oude man
virgo
virginis v de maagd het meisje
vox
vocis, v, de stem, het woord
flumen
fluminis o rivier
sidus
sideris, o, ster, sterrenbeeld
femina
feminae v de vrouw
canis
canis m hond
iuvenis
uivenis m jongeman
mercator
mercatoris m de handelaar
miles
militis m de soldaat
senator
senatoris m de senator
nox
noctis v de nacht
caput
capitis, o, het hoofd, het hoofdstuk
est
(hij, zij, het, er) is
sunt
(zij, er) zijn
ibi
bijwoord daar
saepe
dikwijls
aut
voegwoord, of
et
en, ook
-que
en
sed
voegwoord, maar
avus
avi m grootvader
rosa
rosae v de roos
donum
doni o geschenk
dux
ducis m de leider
Mater
matris v moeder
Corpus
corporis o het lichaam
iam
al, reeds, nu, spoedig
Interdum
soms
Qouque
ook
Enim
immers, want
Curia
curiae v curia
Fabula
fabulae v verhaal, toneelstuk
luna
lunae v de maan
forum
fori o het forum het Romeins marktplein
iudex
iudicis m rechter
Onus
oneris o de last
tempus
temporis, o, tijd, moment
Non
niet
semper
altijd
Statua
statuae het standbeeld
Eques
equitis, m, de ruiter, de ridder
Laborare
laboro, werken, lijden
apparere
appareo verschijnen blijken
Dormire
Dormio slapen
domi
thuis (bijwoord)
etiam
ook, zelfs
nondum
nog niet
non iam
niet meer
nunc
nu
theatrum
theatri o het theater
mulier
mulier-is, v. de vrouw
uxor
uxor-is v. de echtgenote
cogitare
cogito nadenken
dare
do, geven
narrare
narro vertellen
properare
propero zich haasten
rogare
rogo, vragen
spectare
specto, (be)kijken
stare
sto, staan; blijven staan
gaudere
gaudeo, blij zijn
habere
habeo, hebben; beschouwen als
respondere
respondeo; antwoorden
sedere
sedeo; zitten
videre
video; zien
aperire
aperio; openen, onthullen
venire
venio; komen
esse
sum; zijn, bestaan
cur?
waarom?
domum
naar huis
ideo
daarom
interea
intussen
pecunia
pecuniae; het geld
aedificium
aedeficii; het gebouw
spectaculum
spectaculi; het schouwspel
finis
finis; m; de grens, het einde, het doel
iter
itineris; o; de reis, de weg
laetus
~a, ~um; vrolijk
latus
~a, ~um; breed, uitgestrekt
longus
~a, ~um; lang
magnus
~a, ~um; groot, belangrijk
optimus
~a, ~um, beste, zeer goed
timidus
~a, ~um, bang
clamare
clamo; roepen
invenire
invenio; vinden, ontdekken
tum of tunc
op dat moment, dan