Looks like no one added any tags here yet for you.
homeostase
er wordt in het lichaam van een organisme een evenwicht gemaakt. word ook wel aangeduid als dynamisch evenwicht.
regelkring
Het systeem dat ervoor zorgt dat de waarde in je lichaam op een bepaalde norm worden gehouden.
receptoren
een cel die gespecialiseerd is in het opnemen van specifieke prikkels en opwekken van impulsen onder invloed van de prikkels.
interne norm
ingebouwde referentiepunt in het lichaam.
regelcentrum
controlekamer in het lichaam die constant de omstandigheden bewaakt en reguleert om het interne evenwicht te handhaven.
terugkoppeling
een signaal dat het lichaam vertelt of iets te veel of te weinig is.
effectoren
de uitvoerders van opdrachten in het lichaam. Het zijn structuren, zoals spieren of klieren.
negatieve terugkoppeling
een stof remt zijn eigen aanmaak
Positieve terugkoppeling
regelkring waarin het product het productieproces versterkt
dynamisch evenwicht
Een bepaald evenwicht dat steeds verandert maar uiteindelijk terugkeert naar de normwaarde.
hormonaal
Met betrekking tot hormonen
neuraal
zenuw-; wat de zenuwen betreft
hormonen
chemische stoffen die door hormoonklieren aan het bloed worden afgegeven en processen in het lichaam regelen
hormoonklieren
klieren die hormonen afgeven aan het bloed
endocriene klieren
Klieren die geen afvoerbuis hebben en hun product afgeven aan het bloed.
Exocriene klieren
klieren die hun product afgeven via een afvoerbuis
doelwitorgaan
Orgaan waarop het hormoon een specifieke werking heeft.
hormoonklieren
produceren hormonen
hypothalamus
deze hormoonklier speelt een belangrijke rol bij het reguleren van verschillende lichaamsfuncties
Hypofyse
Een hormoonklier onder aan de hersenen, die in verbinding staat met de hypothalamus en o.a. stimulerende hormonen afscheidt. Stimulerende hormonen stimuleren de werking van andere hormoonklieren
schildklier
tegen het strottenhoofd gelegen hormoonklier, die schildklierhormoon, thyroxine produceert
Bijnieren
hormoonklier bij de nieren. Maakt o.a. het hormoon adrenaline dat een rol speelt bij vecht- en vluchtreacties.
alvleesklier
orgaan dat in de buik tegen de onderkant van de maag ligt; maakt de hormonen glucagon en insuline, maakt ook alvleessap
eilandjes van Langerhans
celgroepjes in de alvleesklier die voor de vorming van de hormonen insuline en glucagon zorgen
geslachtsklieren
een fabriek die geslachtscellen produceert. Het is een orgaan dat verantwoordelijk is voor de productie van gameten, zoals sperma bij mannen en eicellen bij vrouwen.
testes/teelballen
is verantwoordelijk voor de productie van sperma, de mannelijke geslachtscellen, evenals voor het produceren van het mannelijke hormoon testosteron.
ovaria
eierstokken; fungeren ook als endocriene klieren
adrenaline
een hormoon in de biologie die bekent staat als een "vecht-of-vlucht" hormoon.
Erytropoëtine (EPO)
hormoon van de nieren dat de vorming van rode bloedcellen stimuleert
oestrogeen
door de eierstok afgescheiden hormoon, dat ontwikkeling van de geslachtsorganen, de vrouwelijke geslachtskenmerken en de groei van het baarmoederslijmvlies stimuleert en tevens de afscheiding van FSH door de hypofyse remt
progresteron
zijn vrouwelijke hormonen die een rol spelen bij het reguleren van de vrouwelijke geslachtskenmerken, de menstruatiecyclus en de zwangerschap. worden geproduceerd in de eierstokken (ovaria)
testosteron
deze hormoon is het belangrijkste mannelijk geslachtshormoon en zorgt onder andere voor de productie van zaadcellen. wordt geproduceerd in de teelballen (testes).
Antidiuretisch hormoon (ADH)
een hormoon dat de nieren aanzet tot de terugresorptie (heropname) van water uit de voorurine. Een verhoogde productie van deze hormoon zorgt er dus voor dat de urine geconcentreerder wordt
Thyroxine (schildklierhormoon)
De aanmaak van dit hormoon wordt gestimuleerd door de aanmaak van TSH in de hypofyse. het speelt een rol bij de groei en heeft een stimulerende werking op de stofwisseling.
insuline
een hormoon dat de bloedspiegel reguleert. De hormoon word afgegeven wanneer het bloedspiegel stijgt (zoals na het eten). Het bevorderd de opname van glucagon door de lichaamscellen
Oxytocine
stimuleert het ontstaan van weeën aan het einde van de zwangerschap en tijdens de geboorte. Na de geboorte zorgt het voor de melksecretie uit de melkklieren in de borsten tijdens het zogen.
glucagon
deze hormoon word uitgegeven wanneer de bloedspiegel daalt (tussen maaltijden door). het stimuleert het afbreken van glucogeen in glucose.
zenuwstelsel
is het gehele systeem van zenuwen in het menselijk lichaam. Het coördineert handelingen. bestaat uit het centrale en het perifere zenuwstelsel.
centrale zenuwstelsel
bestaat uit grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
perifere zenuwstelsel
de zenuwen buiten het centrale zenuwstelsel
grote hersenen
Deel van de hersenen dat gaat over bewuste waarneming en beweging, onthouden en nadenken
kleine hersenen
is met name betrokken bij het coördineren van bewegingen. Ze nemen ongeveer 10% van het volume van de hersenen in beslag.
hersenstam
regelt autonome functies, waaronder bloeddruk, hartslag en ademhaling. vormt ook de verbinding tussen de hersenen en het ruggenmerg.
ruggenmerg
regelt vooral de bewuste reacties en de houding en beweging van het lichaam
animale zenuwstelsel
dit zenuwstelsel regelt de bewuste reacties en reflexen.
Autonome zenuwstelsel
Deel van het perifere zenuwstelsel dat de klieren en de onbewuste lichaamsprocessen aanstuurt
orthosympatische zenuwstelsel
Deel van het autonome zenuwstelsel dat organen zodanig beïnvloedt, dat het lichaam activiteiten kan verrichten waar energie voor nodig is.
parasympatische zenuwstelsel
Deel van het autonome zenuwstelsel dat organen zodanig beïnvloedt, dat het lichaam in een toestand van rust en herstel kan komen.
zenuwcel
Een cel die prikkels en impulsen opvangt, geleidt en doorgeeft aan het centrale zenuwstelsel.
prikkel
invloed uit het milieu op een organisme
impulsen
ontstaan in een zintuig uit een prikkel; elektrische signalen die via zenuwen naar je hersenen gaan en vanuit je hersenen naar je spieren
Cellichaam
Deel van een zenuwcel waarin zich de kern bevindt
axonen
lopen van het cellichaam af en versturen de impuls naar de volgende cel.
dendrieten
een uitloper die loopt naar het cellichaam toe en ontvangen de impuls.
myelineschedes
Deze worden gevormd door de cellen van Schwann. Door deze dit kunnen impulsen sprongsgewijs langs een uitloper worden geleid.
cellen van Schwann
cellen die de myelineschede vormen die veel axonen omgeeft
sprongsgewijze impulsgeleiding
deze impulsgeleiding (ook wel saltatoire geleiding genoemd) zorgt ervoor dat impulsen zich veel sneller kunnen verplaatsen.
synapsen
De uiteinden van de uitlopers van zenuwcellen bevatten synapsen, waar impulsen met behulp van neurotransmitters worden doorgegeven van de ene naar de andere zenuwcel
neurotransmitters
Het zijn chemische stoffen die worden vrijgegeven door zenuwcellen om signalen door te geven aan andere zenuwcellen, spieren of klieren.
witte stof (hersenen)
Deze stof bevat de uitlopers van de neuronen. de kleur is wit door de grote hoeveelheid myelineschedes.
grijze stof
deze stof bevat de cellichamen van alle neuronen.
Sensorische zenuwcellen
Deze geleiden impulsen van zintuigcellen naar het centrale zenuwstelsel. De cellichamen liggen vlakbij het centrale zenuwstelsel.
motorische zenuwcellen
Deze geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar de spieren en klieren. De cellichamen liggen in het centrale zenuwstelsel.
Schakelcellen
Ze zijn aan beide einden verbonden met andere zenuwcellen en zorgen ervoor dat impulsen worden doorgegeven binnen het centrale zenuwstelsel. Ze krijgen informatie van sensorische zenuwcellen en geven deze informatie door aan motorische zenuwcellen.
ruggenmerg
vormt de verbinding tussen het perifere zenuwstelsel en de hersenen.
spinale ganglia
ruggenmergszenuwknopen; deze verdikking is veroorzaakt door een opeenhoping van cellichamen van gevoelszenuwcellen
reflex
een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel.
Membraanpotentiaal
het verschil in elektrische spanning binnen en buiten een cel.
Actiepotentiaal
Wanneer een zenuwcel voldoende wordt geprikkeld, ontstaat een elektrisch signaal.
natrium-kaliumpomp
het zorgt ervoor dat de natriumconcentratie in de cel lager is dan erbuiten en de kaliumconcentratie juist hoger is.
rustpotentiaal
de elektrische toestand van een zenuwcel wanneer deze niet actief is.
drempelwaarde
Het is de minimale hoeveelheid elektrische stimulatie die nodig is om een zenuwcel te activeren.
Depolarisatie
Het minder negatief worden van de membraanpotentiaal.
repolarisatie
ontlading en herlading van de cellen
Hyperpolarisatie
Het negatiever worden van de membraanpotentiaal dan de rustpotentiaal.
Alles-of-niets-principe
een zenuwcel reageert niet bij een prikkel onder de drempelwaarde en daarboven steeds op dezelfde wijze
impulsfrequentie
de impulsfrequentie is de snelheid waarmee zenuwsignalen worden verzonden.
refractaire periode
De korte periode waarin een zenuwcel geen impulsen kan doorgeven en er herstel van de rustpotentiaal optreedt.
Sprongsgewijze impulsgeleiding
Een impuls spring van insnoering naar insnoering over de uitloper van de zenuwcel.
synaps neurotransmitters
boodschappers in het communicatiesysteem van de hersenen.
exciterende neurotransmitters
zorgen voor een afname van het potentiaalverschil
inhiberende neurotransmitters
zorgen voor een toename van het potentiaalverschil
Glad spierweefsel
spierweefsel in de wand van buisvormige of holle organen dat wordt geïnnerveerd door het autonome zenuwstelsel en dat bestaat uit langwerpige spiercellen met elk een celkern
Dwarsgestreept spierweefsel
spierweefsel met een dwarse streping dat vooral in skeletspieren voorkomt en dat wordt geïnnerveerd door het animale zenuwstelsel
hartspierweefsel
vertoont onder de microscoop ook dwarsstrepen. De spiercellen vormen vertakkingen. wordt geïnnerveerd door het autonome zenuwstelsel.
pezen
taaie banden waarmee de spieren aan de botten vastzitten
spierbundels
Een groep spiervezels samen.
spiervezels
ander woord voor spiercellen, waaruit een spier is opgebouwd; als ze samentrekken, trekt de spier samen
motorische eindplaatjes
de uiteinden van de vertakkingen van een axon van een bewegingszenuwcel
motorische eenheid
alle spiervezels die via motorische eindplaatjes in verbinding staan met 1 bewegingszenuwcel
myofibrillen
Ze zijn de draadachtige structuren binnen spiercellen die verantwoordelijk zijn voor het samentrekken van de spier.
filamenten
Elke myofibril bestaat uit een groot aantal eiwitdraden.
actine
De dunne filamenten bestaan uit een eiwit
myosine
de dikke filamenten bestaan uit het eiwit ____.
sarcomeren
waarin de actine- en myosinefilamenten in een regelmatig patroon zijn gerangschikt
antagonisten (spierstelsel)
spieren waarvan de contractie een tegengesteld effect heeft.
krachttraining
activiteit om de spieren te versterken
duurtraining
training gericht op het vergroten van het uithoudingsvermogen
warming-up
met dit stimuleer je de bloedsomploop
cooling-down
Met een dit zorg je ervoor dat je lichaam na het sporten weer tot rust komt en goed kan herstellen.