Kaarten: OHMEC Branding (2) | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/59

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

60 Terms

1
New cards

Reputatie

De … van een organisatie is hoe stakeholders haar prestaties beoordelen op basis van eerdere acties.

vb. Een ziekenhuis met een geschiedenis van goede zorg heeft een sterke reputatie.

2
New cards

Stakeholders

Iedereen die invloed heeft op of beïnvloed wordt door een organisatie.

Vb: Klanten, werknemers, media, overheid.

3
New cards

Crisis (Coombs, 2007)

Een onvoorspelbare gebeurtenis die verwachtingen van stakeholders bedreigt en negatieve gevolgen heeft.

vb. Een datalek bij een bank.

4
New cards

SCCT (Situational Crisis Communication Theory)

Theorie die stelt dat de communicatiestrategie moet passen bij het type crisis en de toegekende verantwoordelijkheid.

5
New cards

Attribution Theory

Mensen zoeken oorzaken voor negatieve gebeurtenissen en wijzen verantwoordelijkheid toe. Voorbeeld: Bij een treinongeval zoekt men naar wie fout zat: machinist, infrastructuur, bedrijf.

6
New cards

Reputatieschade

Hoe meer verantwoordelijkheid het publiek aan een organisatie toekent, hoe groter de schade.

7
New cards

Crisistypes (SCCT)

  • Victim: organisatie is slachtoffer

  • Accidental: onbedoelde fout

  • Preventable: vermijdbare fout

8
New cards

Responsstrategieën (SCCT)

  • Deny: ontkennen

  • Diminish: minimaliseren

  • Rebuild: herstellen

9
New cards

Instructing information

Praktische info om stakeholders fysiek te beschermen.

vb: "Evacueer het gebouw."

10
New cards

Adjusting information

Info om psychologisch om te gaan met de crisis.

Vb: "We begrijpen uw bezorgdheid en nemen maatregelen."

11
New cards

Ethische volgorde

Eerst slachtoffers helpen, dan reputatie beschermen.

12
New cards

Deny-strategie

Ontkennen of schuld afschuiven.

Vb: "Wij zijn niet verantwoordelijk, het was een toeleverancier."

13
New cards

Diminish-strategie

Excuse (geen controle) of justification (impact was beperkt).

Vb: "Het was een uitzonderlijke situatie."

14
New cards

Rebuild-strategie

Compensation (schadevergoeding) of apology (verontschuldiging).

Vb: "We bieden alle getroffen klanten een vergoeding aan."

15
New cards

Secundaire strategieën

  • Reminder: eerdere goede prestaties

  • Ingratiation: stakeholders bedanken

  • Victimage: organisatie als slachtoffer

16
New cards

Victimage

Alleen gebruiken als het publiek de organisatie als slachtoffer ziet.

Vb: Een NGO die slachtoffer is van een cyberaanval.

17
New cards

Stealing thunder

Zelf als eerste een crisis bekendmaken.

Vb: Een bedrijf meldt zelf een fout in hun product vóór de media dat doen.

18
New cards

Voordeel van stealing thunder

Verhoogt geloofwaardigheid en verlaagt impact van negatieve info.

19
New cards

Commodity theory

Schaarse info wordt als waardevoller en overtuigender ervaren.

20
New cards

Schaarste-effecten (Brock, 1968)

Mensen willen schaarse info lezen en die info beïnvloedt hen sneller.

21
New cards

Velcro-effect

Slechte reputatie trekt extra kritiek aan.

22
New cards

Halo-effect

Goede reputatie beschermt tegen reputatieschade.

23
New cards

Crisisgeschiedenis

Eerdere crisissen versterken de perceptie van verantwoordelijkheid.

24
New cards

Pre-crisisreputatie

Bepalend voor hoe snel een organisatie herstelt.

25
New cards

Corrective action

Maatregelen om herhaling te voorkomen.

Vb: Nieuwe veiligheidsprocedures invoeren.

26
New cards

Bezorgdheid uitdrukken

Empathie tonen aan stakeholders. Voorbeeld: "We betreuren wat er gebeurd is."

27
New cards

Attack the accuser

De beschuldiger aanvallen. Voorbeeld: "Deze claim is vals en schadelijk."

28
New cards

Scapegoat

Schuld afschuiven op een derde partij. Voorbeeld: "Onze leverancier heeft gefaald."

29
New cards

Reminder-strategie

Herinneren aan eerdere successen. Voorbeeld: "We hebben 10 jaar zonder incident gewerkt."

30
New cards

Ingratiation-strategie

Stakeholders bedanken of vleien. Voorbeeld: "We waarderen uw loyaliteit enorm."

31
New cards

Microprestatiemodel

Vertrouwen ontstaat door goede prestaties van individuele overheidsdiensten.

32
New cards

Kritiek op microprestatiemodel

Vertrouwen is complexer dan alleen prestaties; perceptie en context spelen mee.

33
New cards

Societal model

Vertrouwen komt voort uit bredere maatschappelijke factoren zoals cultuur en media.

34
New cards

Fenno-paradox

Mensen vertrouwen individuele diensten meer dan 'de overheid' als geheel.

35
New cards

High Impact Agencies (HIA)

Overheidsdiensten met grote invloed op het algemene beeld van de overheid. Voorbeeld: politie, VDAB.

36
New cards

Representing vs. Implementing

Representing: politiek, abstract; Implementing: uitvoerend, dagelijks contact.

37
New cards

Communicatietransparantie

Openheid, volledigheid en eerlijkheid in communicatie. Voorbeeld: fouten toegeven.

38
New cards

Organizational trust

Vertrouwen in eerlijkheid, competentie en betrouwbaarheid van een organisatie.

39
New cards

Information substantiality

Informatie moet relevant, volledig, accuraat en betrouwbaar zijn.

40
New cards

Accountability

Verantwoordelijkheid nemen, openstaan voor kritiek, fouten toegeven.

41
New cards

Participation

Publiek betrekken bij communicatie en besluitvorming. Voorbeeld: feedback vragen.

42
New cards

Theory of Planned Behaviour (TPB)

Gedrag wordt bepaald door attitude, sociale norm en ervaren controle.

43
New cards

Perceived behavioral control

Hoeveel controle mensen denken te hebben over hun gedrag.

44
New cards

Negativity bias

Negatieve informatie weegt zwaarder dan positieve.

45
New cards

Motivated reasoning

Mensen zoeken info die hun overtuigingen bevestigt.

46
New cards

Zwijgspiraal

Mensen uiten hun mening niet als die afwijkt van de meerderheid.

47
New cards

Verwachtingen en perceptie

Verwachtingen bepalen of prestaties als goed of slecht worden ervaren.

48
New cards

Positive disconfirmation

Prestaties overtreffen verwachtingen → tevredenheid.

49
New cards

Negative disconfirmation

Prestaties blijven achter bij verwachtingen → ontevredenheid.

50
New cards

Imago vs. gedrag

Imago wordt beïnvloed door meer dan alleen gedrag, zoals media en stereotypes.

51
New cards

Stereotypebeeld overheid

Abstracte entiteiten worden negatiever beoordeeld dan concrete diensten.

52
New cards

Visuele herkenbaarheid

Draagt bij aan het imago van een organisatie. Voorbeeld: logo, huisstijl.

53
New cards

Media-effecten op vertrouwen

Media kunnen percepties versterken, maar bewijs is niet altijd sluitend.

54
New cards

Generatie-effecten

Geen eenduidig bewijs dat generatieverschillen vertrouwen verklaren.

55
New cards

Branding bij overheid

Helpt om vertrouwen en herkenbaarheid op te bouwen.

56
New cards

Naamgeving

Onderdeel van branding, beïnvloedt herkenbaarheid en imago.

57
New cards

Sociale norm

Wat mensen denken dat anderen vinden, beïnvloedt hun eigen mening.

58
New cards

Perceptie zonder ervaring

Mensen hebben ook een mening over diensten die ze nooit gebruikt hebben.

59
New cards

Performance-satisfaction gap

Kloof tussen objectieve prestaties en ervaren tevredenheid.

60
New cards

Centrale vraag

In welke mate verklaren prestaties het vertrouwen van burgers in de overheid?