Sociologie

studied byStudied by 0 people
0.0(0)
Get a hint
Hint

sociologie

1 / 153

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Begrippenlijst

154 Terms

1

sociologie

Wetenschap die onderzoekt/ schrijft over het ontstaan, voortbestaan en veranderen van maatschappelijke patronen/ structuren  

Het sociaal handelen van mensen in die patronen en structuren 

New cards
2

sociologisch handelen

Rekening houden met de anderen in je eigen handelen in de samenleving 

  • Bepaalde normen en waarden volgen binnen de samenleving   

Vb. Het dragen van een joggingbroek thuis VS als leerkracht (toont een vorm van nonchallant zijn) 

  • Hoe je handeld binnen een samenleving en wat de verwachtte waarden en normen zijn 

New cards
3

Interpreteren

Door communicatie ga je invloed uitoefenen en ondergaan --> we gaan de ander interpreteren  

  • Betekenis geven aan een situatie --> in een samenleving belangrijk dezelfde te hebben als de andere = orde* 

New cards
4

Civil inattention  

Beschaafd negeren  

Vb. Tegen niemand te moeten/ hoeven praten in de lift --> je bent dan niet onbeleefd, omdat dit ook niet door jou verwacht wordt  

Vb. Ongeschreven regels thuis --> die thuis wel kunnen, maar buiten eerder niet --> het zijn gewoontes  

Vb. Yoga --> belang van alles los te laten ook scheten --> vreemd in het dagelijkse leven  

New cards
5

Experiment Garfinkel

= heel formeel omgaan met hun ouders --> waardoor het vreemd werd  

Vb. Ongeschreven regels thuis --> het zijn gewoontes 

New cards
6

Thomas-Theorema  

De mens creëert zijn eigen sociale realiteit  

  • Wanneer mensen een situatie als echt definiëren, kan dit een realiteit worden/ realiteit tot gevolgen hebben 

  • Vb. Een kind dat in spoken gelooft, denkt dat deze echt zijn en kan zo niet slapen  

  • Vb. Geruchten economische crisis = meer sparen, minder uitgeven --> creatie van een echte crisis  

  • Vb. Binnen de praktijk --> empowerment, dezelfde hoge verwachtingen = stimuleren het proces  

Sluit dicht aan bij de selffulfilling provecy

New cards
7

Orde  

Gevolg van voorspelbaarheid en routine --> geeft bepaalde rust in een samenleving.  

  • Regels en ongeschreven regels = waarden en normen die ervoor zorgen dat we met elkaar kunnen samenleven. 

  • Geen orde = chaos, drukte 

*orde = het geven van gezamelijke betekenissen en interpretaties aan situaties

New cards
8

Groep  

Mensen die in interactie gaan met elkaar

Sociologische definitie =  

  • duurzame interacties (met gezamelijke betekenissen) 

  • Gevoel van samenhorigheid  

  • Spontaan ontstaan van groepsregels die bepalen gedrag en maken het voorspelbaar  

  • Leden hebben een psoitie in de groep

New cards
9

Peergroup

Een groep waarbij veel gezamelijke kenmerken te vinden zijn binnen de leden van deze groep en hierdoor vaker in interacte gaan

vb. gelijke leeftijd, gelijke situatie, langdurige contacten, emotionele kant, vriendschapsverhouding 

New cards
10

Doelgroep  

Niet echt een groep —> hebben iets gemeenschappelijk maar hebben niet per se interactie of samenhang met elkaar  

- wel een term in beleid, hulpverlening, marketing —> wil niet zeggen dat ze elkaar niet kennen , interactie hebben met elkaar  

- kan een peergroep, primaire groep worden 

New cards
11

Organisatie  

Een soort groep met specifieke kenmerken

  • gemeenschappelijke doel

  • mensen die samen werken

  • vanuit duidelijk omschreven posities

  • herkenbaar als geheel

  • interageert met andere organisaties

New cards
12

refentiekader 

  • De manier waarop je naar iets kijkt, het is gevormd door eigen ervaringen, belevenissen, achtergrond, cultuur, waarde en normen  

  • Iedereen zijn referentiekader is anders (gekleurd), maakt ook dat we verschillende visies kunnen hebben over verschillende situaties  

New cards
13

Institutie 

Definitie = Een vast gedragspatroon (=gestandaardiseerd, komt bij veel mensen voor) zichtbaar bij héél veel mensen 

Kenmerken  

  • Gestandaardiseerd gedrag 

  • Niet altijd tastbaar  

  • Stabiel maar kan veranderen 

  • Geeft  routine, voorspelbaarheid, orde 

  • = Antwoord op levensnoodzakelijke (te nemen met een korreltje zout) vragen 

  • Heel abstract  

  • Vb. Gezin, taal, onderwijs, huwelijk  

New cards
14

Gestandaardiseerd gedrag

  • Interacties tussen individuen, in groepen en organisaties = routine en voorspelbaarheid  

  • Gedrag dat genormaliseerd is binnen interacties en ‘logisch’ of als ‘normaal’ gedrag wordt gezien  

  • Gedrag dat heel veel mensen aannemen/ doen  

New cards
15

Samenleving  

Wanneer mensen in communicatie en interactie gaan met anderen (micro niveau) 

  • Interactie = actie en reactie tussen mensen  

  • Samenleving is mogelijk wanneer mensen aan dezelfde situatie dezelfde betekenis geven 

New cards
16

Functionalistische visie 

- visie = de maatschappij functioneerd zoals het menselijk lichaam

- metafoor = een gezond menselijk lichaam kan alleen functioneren door de samenwerking van alle organen/ lichaamsdelen in het lichaam  

- Vergelijkbaar met samenleving = iedereen heeft zijn functie in de samenleving en behoren horen tot groepen --> voert iedere groep zijn functie goed uit dan kan de samenleving vlot samen functioneren, samenwerken 

New cards
17

Conflictsociologie

Visie = structuur van de samenleving = ongelijk

New cards
18

Cultuur

  • Ruime betekenis = alles wat de mens ooit toevoegde aan de natuur 

  • Abstracte, sociologische betekenis = kennis + waarde & doelen + normen (= inhoud)  

--> ontstaan en blijven evolueren  

--> handleiding voor interacties = moeten aangeleerd + doorgegeven worden aan andere  

  • Functie: Dankzij cultuur kunnen we een situatie interpreteren en er betekenis aan geven 

Vb. Kennis, gereedschap, wetenschap, taal, religie, zeden, wetten, sociale verhouding, hoe gedragen op een begrafenis, ... 

New cards
19

Waarde 

  • Idee over wat er GOED is en WENSELIJK  

  • Algemene principes of opvattingen over wat goed is en wat je wil nastreven = wat je waardevol genoeg vindt om na te streven  

  • Wat vinden mensen belangrijk --> ongeschreven regels  

Vb. Bezit, vrijheid, privacy, rechtvaardigheid, solidariteit, ...  

New cards
20

Doelen  

  • De “motor” van het leven van de (west-europese) realiteit: individualisme en materialisme   

  • Concreet en meetbaar --> je kan het formuleren en bekijken evalueren  

  • Gaat voort op de vraag = “Wat wil je bereiken in het leven?”  

  • Onder doelen zitten ook waarde

New cards
21

Normen  

  • Het zijn bepaalde gedragsvoorschriften waar een waarde achter zit = vb. Afval in de vuilbak gooien uit respect voor natuur en de kuisploeg  

  • Gedragsverwachtingen  

  • Regels die horen bij wat mensen belangrijk vinden  

  • Hou je je niet aan de norm = sanctie vb. Je wordt scheef aangekeken  

New cards
22

Individualisme  

Gaat over het eigen (persoonlijk) belang --> jezelf als persoon centraal zetten 

New cards
23

Materialisme  

Gaat over het materieel belang --> bezit centraal zetten 

New cards
24

Dominante cultuur  

De cultuur die wordt gevolgd door de grootste groep in de samenleving

vb. Sinterklaas, muziek, geloof, ..

New cards
25

Subcultuur  

  • Kleinere groepen die veel dingen samen gemeen hebben, maar ook kunnen verschillen in andere punten 

  • Mensen die een cultuur met elkaar gemeen hebben maar die afwijkt van de dominante cultuur  

New cards
26

Multiculturele samenleving  

  • We leven in een samenleving waar verschillende culturen in samenkomen 

  • Iedereen behoort tot verschillende groepen die verschillende culturen hebben   

New cards
27

Socialiseren  

Het aanleren en doorgeven van cultuur, kennis, waarde en normen aan anderen  

New cards
28

Symbool  

= betekenisloos (“zinledig iets”) dat door interactie betekenis krijgt Vb. Woord, teken, mimiek, geste, ...  

  • de betekenis geven ook vanuit de bril van jou of de andere zijn cultuur 

New cards
29

Expressief symbool

  • vorm/ manier van uiting en de betekenis en emotionele inhoud ervan 

  • Alle menselijk gedrag is symbolisch 

New cards
30

identiteit

  • Verzameling blijvende en veranderbare kenmerken die een persoon uniek maken.  

  • Hoe een persoon zichzelf ziet

New cards
31

Mead

= socioloog (legt hier ook de nadruk op) --> ook een definitie over identiteit --> identiteit vorm geeft door interactie met andere  

  • Self = inner talk tussen Me en I  

  • Vertaling --> identiteit = de dialoog tussen 2 delen het Me en I  

  • Me = deel van identiteit dat bewust is dat er andere zijn en zij ook bewuste, gevoel, betekenis hebben 

  • I = impulse --> de neiging om iets te doen zonder na te denken (weet niet dat er andere zijn)  

  • = Ich, Uberich & Es

New cards
32

Significant other and generalised other

  • de betekenisvolle andere --> in spel de rol van de betekenisvolle andere overnemen om identiteit te ontwikkelen 

  • kijken naar het algemeen beeld van de andere --> hoe men denkt dat mensen moeten zijn en zich daar naar richtten

New cards
33

Role-taking

  • Kijken naar jezelf door zich in de ander te verplaatsen  

  • Vb. Spelende kinderen, jezelf positieve moed inspreken in een bepaalde identiteit

New cards
34

Determinisme

Wanneer je identiteit volledig wordt bepaald door andere

New cards
35

Ruiltheorie

  • Je gaat je behoeftes en verlangens om kennis, identiteit verbreden toegemoet komen door in interactie te gaan met andere  

  • Mensen ruilen met andere vanuit eigen belang  

  • Kritiek = ziet alleen eigenbelang --> geen oog voor cultuur

New cards
36

Winstmaximalisatie

  • Zoveel mogelijk winst proberen maken binnen de ruilinteracties  

  • Zo weinig mogelijk verlies zoveel mogelijk winst

New cards
37

De wet van Homans

Leidt tot ontstaan van netwerken van ruilrelaties 

New cards
38

Impression management

  • We gaan onze indruk op andere of de indruk op ons voordurend managen  

  • Kijken naar wat de andere van ons vindt en ons daaraan aanpassen/ gedragen

New cards
39

Front region 

Waar we onze rol spelen --> waar de impression management naarboven komt

  • wat we willen dat mensen zien, je zet een beetje een masker op

New cards
40

Back region

Niemand ziet ons, geen rolvoorschriften --> geen verwachtingen = waar we onszelf kunnen zijn

New cards
41

Zero sum game

Ruil is niet altijd winst voor beide partijen: Waarbij er een winnaar en verliezer bij komt --> ‘the winner takes it all’

New cards
42

Coöperatief spel

Waarbij beide actoren winst hebben --> win-winsituatie

New cards
43

Speltheorie

Vallen zero sum game en coöperatief spel onder

New cards
44

Traditionele autoriteit

  • Vormen van leiderschap die volgens voorgeschreven regels of tradities overgenomen worden  

  • Er is spraken van corruptie (geld betalen om naar de hemel te mogen), nepotisme (vriendjespolitiek) en willekeur

New cards
45

Rationeel legale autoriteit 

  • Mensen gehoorzamen omwille van acceptatie van oorspronkelijke normen en regels --> maw = doordacht over nagedachte regels  

  • Rationeel = er moet over nagedacht worden  

  • Legaal = het wordt in regels gegoten  

  • Wordt concreet in bureaucratie

New cards
46

Bureaucratie

5 elementen  

  1. Arbeidsdeling = iedereen heeft zijn eigen functie (nu= functieomschrijving)  

  1. Gedaan met de willekeur je moet je verantwoorden aan degene die boven je staat --> hiërarchische lijn van gezag en verantwoordelijkheid  

  1. Geen aanstelling meer volgens vriendjespolitiek (nepotisme) maar uit kennis en prestatie (nu= competenties) 

  1. Minimaal beschermd en betaald worden (nu= vast contract)  

  1. Afspraken maken om in interactie te treden --> procedures volgen om interacties te regelen  

Vb. Extra opleiding doen tijdens je werk en hoe dit te combineren = in samenspraak  

 

Nadelen  

  1. Weber: veel intern overleg (tijdsrovend), binnen de lijntjes 

(saai) en weinig onderlinge betrokkenheid (koud) 

  1. Michels: Oligarchisering --> concentratie macht aan top  

  1. Andere: Goal Displacement, Trained Incapacity, Catharinabloempjes 

New cards
47

Doelverschuiving

  • Wanneer het oorspronkelijk doel niet meer wordt nagestreefd en er te veel wordt bezighouden met bijzaken 

  • Vb. Een ziekenhuis dat inzet op personeel en materiaal maar geen patiënten heeft om te verzorgen

New cards
48

Trained incapicity

Aangeleerde incompetentie --> verlies van oplossingsgericht denken omdat je vastgegroeid bent in je eigen takenpakket

New cards
49

Catharinebloempjes

Een regel (of een wet) blijft bestaan ook al is het al lang niet meer nodig

New cards
50

Oligarchie

  • Wanneer de top alle macht heeft en de basis voert enkel uit en heeft geen macht 

  • Kort: machtsconcentratie aan de top

New cards
51

Gemeinschaft (community)

  • Een samenleving die sociaal heel sterk ontwikkeld is. Een samenleving waar iedereen elkaar kent, die geborgen is met gevoelens solidariteit en groepsgevoel.  

  • Er is een duidelijke structuur, tradities en godsdienst, mensen leven bepaald door deze oude tradities  

New cards
52

Gesellschaft (society) 

  • Een samenleving waar de economie centraal staat en sterk ontwikkeld is 

  • Grote industriën en handel komen hier naarboven  

  • Zakelijke interaties in plaats van sociale interacties = ieder voor zich – eigenbelang (link ruiltheorie)

New cards
53

Mechanische solidariteit

= verwachtte solidariteit --> mensen zijn veroordeeld tot levenslang samenleven  

  • Een samenleving waar traditie en godsdienst leeft  

  • Groepsverbondenheid en interaties zijn verstikkend --> je mag/ kan niet buiten de lijntjes kleuren 

  • Iedereen kent elkaar en er zijn te veel regels

New cards
54

Organische solidariteit

= wanneer er iets vanzelf ontstaat --> omdat er ruilinteracties ontstaan en je hiervoor kiest met wie je dit doet  

  • Industrie + grootstad = zakelijke ruil interacties --> we ruilen onze kennis en zijn in onze interacties 

New cards
55

Welvaartsstaat

  • Doel = burgers ontplooien en daarom wetten en regels maken zodat deze gewaarborgd kunnen worden  

  • 4 kenmerken: sociale markteconomie en grondrechten, burgelijke en politieke rechten, herverdeling welvaart (sociale zekerheid en bijstand) 

wat = Een samenlevingsvorm van (…) markteconomieën waarbij burgerlijke, politieke en sociale grondrechten van de burger. Met het oog op zijn materiële welvaart en de bevordering van zijn kansen tot ontplooiing, binnen een wettelijk kader, effectief worden gewaarborgd

New cards
56

Sociale markteconomie

  • Een kenmerk van een welvaartstaat  

  • Combinatie van kapitalisme (vrije markt) en overheidsinmenging in de economie (bijv. belastingen, sociale zekerheid organiseren, …) om burgers te beschermen en een menswaardig bestaan te waarborgen voor hen én om een gunstig klimaat scheppen voor werkgevers/bedrijven. 

  • Overheid kan zich uitspreken over belastingen, sociale zekerheid organiseren, …  

  • Dit om burgers te beschermen maar ook om te investeren in bedrijven  maw het is in functie van de economie = alles moet goed draaien 

New cards
57

Sociale grondrechten

  • Een kenmerk van een welvaartstaat. Ze stellen de mensen in staat een menswaardig leven te leiden 

 

1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid (…), het recht op 

billijke (eerlijk) arbeidsvoorwaarden en een billijke (eerlijke) beloning, en ook het recht op informatie, overleg en collectief onderhandelen; 

 

2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand;  welzijnshuizen, dokter en het geld terugkrijgen, … 

 

3° het recht op een behoorlijke huisvesting; 

 

4° het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu; 

 

5° het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing; 

6° recht op gezinsbijslagen —> groeipakket

New cards
58

Herverdeling welvaart

  • Een kenmerk van een welvaartstaat 

  • Geld verzamelen van mensen die geld hebben om aan mensen te geven die geen geld hebben of hun job niet kunnen uitoefenen --> ”ze doen het in een pot en herverdelen dit” 

  • maakt deel uit van de belastingen

New cards
59

Sociale zekerheid

  • Geld ontvangen bij ziekte of uitval in de job --> vb. burn-out, ongeval, pensioen,  .. --> dit bouw je voor jezelf ook op door te werken --> “dit krijg je dan terug voor je bijstand” 

  • Het wordt gefinancierd door verzekeringsprincipe  

New cards
60

Sociale bijstand  

  • voor degene die van de start al niet kunnen werken en zo wel basis kunnen leven of de nodige hulp kunnen krijgen voor hun probleem, beperking, … --> vb. via VAPH, mensen met een beperking 

  • Het wordt gefinancierd door belastingen

New cards
61

Collectieve voorziening 

  • gezondheidszorg, onderwijs, delen van het orthopedagogisch werkveld,  .. 

  • Krijgen geld om de voorziening draaiende te houden en te verbeteren 

New cards
62

Globalisering + 4 dimensies  

= wereldwijde expansie en intensivering in tijd en ruimte van sociale relaties en het sociale bewustzijn

  1. Economische dimensie

  2. Politieke dimensie

  3. Culturele dimensie

  4. Sociale dimensie

New cards
63

Economische dimensie

  • Sociologen bedoelen hiermee de spreiding van productielijnen over de hele wereld (via multinationale ondernemingen), de internationalisering van de afzet- en arbeidsmarkten en het wereldwijde consumeren van dezelfde producten binnen een globaliserende consumptiecultuur. 

  • → Kortom: Economie, markt en consumptie zijn steeds minder lokaal georganiseerd.

  • voorstander van Economische dimensie = voorstander van neoliberalisme

New cards
64

Neoliberalisme

  • interventies van de staat om ‘de markt’ te construeren en in stand te houden + het kan alleen ontstaan in een marktmaatschappij.

  • Het neoliberalisme heeft ook invloed op de welvaartsstaat. → Voorbeelden neoliberalisme : Slanke overheid en privatiseren overheidsdiensten, Uitgaven welvaartsstaat beperken, Arbeidsmarkt flexibiliseren en toezicht op vakverbonden 

  • Effecten op hulpverlening door neoliberalisme: Meer verantwoordelijkheid bij individu, minder bij overheid + Meer privé (en commerciële) organisaties in hulpverleningslandschap + Meer sociaal ondernemerschap + Meer burgerschap, mantelzorg en vrijwilligerswerk. 

New cards
65

Politieke dimensie

  • Het ontstaan van meer internationale regulerende overheden (supranationaal) die boven het nationale niveau staan. De nationale overheden moeten de beslissingen van deze supranationale overheden vaak volgen

  • vb. Europese unie, internationaal comité voor de rechten van het kind

New cards
66

Culturele dimensie

  • Het verwijst naar de internationale verspreiding van standaardproducten en diensten. → Er is dus een standaardisering van de producten en diensten die we aangeboden kregen en de cultuurproductie gebeurt meer en meer internationaal.  

  • Kritiek: het verdringt de lokale tradities, culturele gebruiken en producten + onze smaak begint meer op elkaar te trekken. 

  • vb van culturele procucten en diensten: powerpoint, facebook, eten, …

  • vb van cultuurproductie: verengelsing, netflix, …

New cards
67

Sociale dimensie

  1. Compressie van tijd  

  • We zijn voor ons sociaal handelen steeds minder afhankelijk van tijd en ruimte. (we kunnen op elk moment, tijd, met elkaar in contact treden met elkaar, waar we ook zijn)  

  • Oorzaak: meer en goedkoper transport + toekomst van computer, internet en smartphone 

  1. Groei van wereld sociaam bewustzijn (bv. #blm, klimaat,..) 

  • We zijn ons meer bewust van de problemen die op onze aarde afspelen. (Vb.: armoede,ongelijkheid, discriminatie …) 

  1. Globaal diversiteitsbewustzijn  

  • Globalisering zorgt voor een confrontatie met diversiteit en dit leidt tot een wereldwijde bewustwording die diversiteit respecteert en de mensen verenigt rond het gevoel van een gedeelde identiteit.

New cards
68

Socialisatie

Gebeurt op 2 manieren: het aanleren en het doorgeven van cultuur  

  • Doorgeven: een proces waarbij een groep, organisatie of samenleving een bestaande cultuur doorgeven, waardoor de cultuur blijft bestaan en er continuïteit is  

  • Leren: waarbij een ‘nieweling’ de cultuur wordt aangeleerd en deze gaat opnemen in zijn waarde en normen. Deze waarden en normen worden geïnternaliseerd in de identiteit (je maakt ze eigen) 

  • Socialisatie zorgt voor continuïteit en identiteit  

  • Het is een levenslang process

New cards
69

Primaire socialisatie

= Socialisatie die gebeurt binnen het gezin , onze preer group

De interacties zijn langdurig en intensief

Affectief en emotioneel

New cards
70

Secundaire socialisatie

= Socialisatie die gebeurt door school, werk, formele organisaties

De interacties zijn minder langdurig en ook minder intenstief

De interactief zijn formeel = komt op de eerste plaats

New cards
71

Externe socialisatieagenten

Dit zijn de mensen, groepen, samenlevingen die andere socialiseren --> wie socialiseert wie  

  • In het begin zijn dit de significant others  

  • Later generalised others  

  • Ze geven de cultuur actief door en zijn tegelijkertijd ook een sterke sociale controle = kijken toe of je je wel houdt aan de normen, culturen van de samenleving

New cards
72

Sociale controle

  • Geheel van processen die ervoor zorgt dat leden van de groep, samenleving binnen de lijntjes kleurd van die cultuur 

  • Sociale controle of sociale aansturing gebeurd aan de hand van sancties, zodat mensen binnen de (on)geschreven lijntjes blijven

  • vb. vieze blikken, uitsluiting, ..

New cards
73

Positieve sancties

Synoniem = beloning

Beloning voor de individuen/ groepen die leven/ zich houden aan de normen en waarden binnen een cultuur --> conformisme

New cards
74

Negatieve sancties

Synoniem = straf

= Wettelijk (juridisch) of sociaal zijn: 

  • Juridisch = boete, gevangenisstraf, vrijheidbeperkende maatregel  

  • Sociaal = boze blikken, uitsluiting, ...

New cards
75

Conformisme

= Het volgen van de normen, waarden en cultuur van de maatschappij

—> Gevolg = beloning: sociaal of juridisch

New cards
76

Non-conformisme

  • Je niet houden aan de normen  

  • Je niet gedragen naar de cultuur --> gevolg sancties = juridisch/ sociaal

New cards
77

Macht

  • Iemand die mensen aanstuurt ook wanneer ze dit niet willen = met dwang 

  • 4 soorten: economisch, politiek, sociaalcultureel en deskundige macht

New cards
78

Economische macht

Mensen die verdeling van schaarse middelen (geld) kunnen controleren = vb. Eigenaars van bedrijven 

New cards
79

Politieke macht

  • Mensen die bepalen wat er met gemeenschappelijke (vb. Belastinggeld) gebeurt  

  • Vatbaar voor invloed van mensen met economische macht = vb. Politici, Amerikaanse presidenten

New cards
80

Sociaalculturele macht

Macht die je kan afdwingen door gebruik te maken van waarden = vb. Niet gouvermentele organisaties = Greenpeace, 11.11.11.

New cards
81

Deskundigheidsmacht

= Aansturen door bezit van kennis/ die ook helpen 

New cards
82

Gezag

  • Iemand die mensen aanstuurt en waarvan mensen ook akkoord gaan = zonder dwang  

  • Gezag hangt ook samen met charisma —> iets wat je uitstraalt = enthousiasme, energie, … 

New cards
83

Total institution

  • Een organisatie waar mensen verblijven —> hier vervagen alle grenzen tussen de verschillende deelgebieden ==> samenvallen van alle levensdomeinen = wonen, werken, slapen  

  • MAW = 1 plaats en met 1 bron van macht die al het leven helemaal controleert  

  • Doel = sociale controle te krijgen over een persoon --> zeer sterke sociale controle  

  • Bedoeling is om een nieuwe cultuur aan te leren, nieuwe contacten en nieuwe waarden en normen hierin = individu resocialiseren 

5 verschillende types 

  1. Voor hulpverlening en zorg. (vb.: ziekenhuizen, WZC, asielcentrum …) 

  1. Voor verzorging en bescherming van de samenleving. (vb.: psychiatrie, opvangcentra voor daklozen, drughulpverlening …)  

  1. Voor bescherming van de samenleving. (vb.: gevangenis, gesloten jeugdinstelling, internering, Forensisch Psychiatrisch Centra →FPC …)  

  1. Voor één bepaalde taak. (vb.: internaat, het leger, een booreiland, expeditie …) 

  1. Voor religie of vanuit mensen die zich uit de samenleving willen terugtrekken. (vb.: leven in communes, in kloosters, sekten …) 

New cards
84

Hidden curriculum

  • Rol = aanleren van normen en waarden —> leerstof is nooit waardevrij  

  • = verborgen leerplan --> alle culturele elemente, die volwassenen onuitgesproken meegeven  

  • Lesgever vaak niet van bewust en leerling al helemaal niet  

  • We internaliseren het hidden curriculum = deel van cultuur en de identiteit

  • Kloof = minder hebben of ervaren van leerstof, school socialisatie, vakantie –> minderwaardigheidsgevoel = confrontatie met hidden curriculum

New cards
85

Klasse-specifiek

  • Subcultuur = Kennis, waarden, normen en overtuigingen zijn vaak verschillend bij mensen uit verschillende sociale klassen  

  • Vb. Taal, attitude en motivatie werk en studeren, interesse en vrijtijdsbesteding, ...  

  • Duur gezegd: differentiële socialisatie worden klassenverschillen gereproduceerd

New cards
86

Gender(-specifiek)

  • Sociale en culturele verschillen tussen man en vrouw  

  • Culturele verschillen van gender in socialisatie overgedragen en aangeleerd  

  • Clichés = kleuren, speelgoed, hobbies, films, ...

New cards
87

Pionier student

= een lid van de familie (zoon/dochter) dat als eerste een verdere of hogere opleiding volgt/ studeert

New cards
88

Detraditionalsiring

  • Minder externe sociale controle  

  • Tradities en culturen die werden doorgegeven die langzaam aan het verdwijnen zijn   

  • Vb. gezag van de katholieke kerk en invloed gaat naar beneden omdat er niet veel gelovigen meer zijn

New cards
89

individualisering

Meer individuele keuzevrijheid --> door de detraditionalisering = meer vrijheid om eigen keuzes te maken

New cards
90

Symbolische socialisatie

  • Dingen die je ziet en waarneemt zorgen ervoor dat je onbewust beïnvloed wordt en dit ook toepast in je gedragingen  

  • Symbolische socialisatie gebeurt door onzichtbare symbolische socialisatie-agenten = externe sociale dwang tot conformisme macht, sanctie omdat de symbolische socialisatie ervoor zorgt dat je erbij wilt horen —> insluiting —> gevolg = orde  

  • Je gaat de trend proberen/ onbewust willen meevolgen 

  • Het is een onderdompeling in een bad van symbolen dat je “eigen” smaken, opvattingen, emoties, motivatie, kennis, vaardigheden … bezorgt die je gedrag aansturen (insluiting/ erbij horen), zonder dat de persoon dit beseft 

New cards
91

Insluiting

Je wil ergens bijhoren en je gaat je conformeren/ aansturen naar hoe je dit kan verwezelijken  

—> je volgt de trend mee om erbij te horen

New cards
92

Symbolische samenleving

  • Een samenleving waar spraken is van een symbolische socialisatie  

  • 6 domeinen van symbolische socialisatie  

  • Mediaconsumptie  

  • Reclame  

  • Consumptie  

  • Onderwijs  

  • Zingeving  

  • Online en social media

New cards
93

Aandachtseconomie

  • Het verdienen van geld door het aantal mensen dat op een website/ video/ artikel zitten  

  • Hoe langer mensen erop zitten hoe meer geld er wordt verdient  

  • Kort = hoe langer je online blijft op een platform/ aandacht geeft = hoe meer geld ze krijgen = ze zorgen ervoor dat je zo lang mogelijk online blijft  

  • Kort: gebruikers langer online en hoeveelheid clics = meer geld 

New cards
94

Filter bubble

= Nieuws/ content dat past binnen jou interesseveld/ aansluit bij blik op wereld —> content is aangepast naar datgene wat jou beïnvloed voor meer aandachtseconomie

New cards
95

Voorspelbaar uniek

  • We geloven als mens dat we uniek zijn/ eigen persoon zijn --> want we maken onze eigen keuzes = opvattingen, aankopen, meningen, .. 

  • In realiteit worden gedrag, opvattingen, consumptie,… bepaald door het ‘symbolenbad’ waarin mensen leven:  (sociale-) media – reclame – consumptie – onderwijs – zingeving 

  • = Op basis van blik op de consumptie/ onderwijs van een persoon kunnen we gedrag, smaak, opvatting vaak voorspellen

New cards
96

Elitaire wereld

  • Mensen met een hoog inkomen en hoog geschoold leven  

  • Kleinere groep  

  • Meer kansen

New cards
97

Populaire wereld

  • Mensen met een laag inkomen en laag geschoold leven  

  • Grotere groep  

  • Minder kansen  

New cards
98

Zelf eliminatie

Jezelf gaan uitsluiten

New cards
99

Deviant gedrag

  • Afwijkend gedrag = norm overtredend gedrag  

  • Wat de cultuur/ samenleving als deviant definieerd = deviant  

  • Heel cultureel gebonden 

  • Sociaal begrip = sociaal construct

New cards
100

Crimineel gedrag

  • Norm overschrijdend gedrag dat blijft voorkomen --> in wet gestoken worden en dus sanctie krijgt = criminaliteit 

  • Juridisch begrip (formeel), overtreding van WETTEN. Met vastgelegde sancties. Criminaliteit is eveneens een sociaal construct! 

  • Heel cultureel gebonden MAAR er is een politieke macht nodig om te bepalen wat crimineel is  

! Elk crimineel gedrag is deviant MAAR NIET elk deviant gedrag is crimineel gedrag! 

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 38 people
... ago
5.0(2)
note Note
studied byStudied by 21 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 9 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 13 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 10 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 20 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 65 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 9 people
... ago
5.0(1)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (112)
studied byStudied by 2 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (20)
studied byStudied by 3 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (21)
studied byStudied by 7 people
... ago
4.0(1)
flashcards Flashcard (136)
studied byStudied by 12 people
... ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (268)
studied byStudied by 75 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (24)
studied byStudied by 9 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (40)
studied byStudied by 5 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (24)
studied byStudied by 28 people
... ago
5.0(1)
robot