HC10: Schematherapie / ACT / EMDR

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/37

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

38 Terms

1
New cards

Schematherapie

Wilt patronen doorbreken die zijn ontstaan vanuit vroegere ervaraingen.

  • Combineert denken, voelen en doen.

  • Vooral effectief bij persoonlijkheidsproblematiek, waarbij je steesds in dezelfde patroon terugvalt en daar moeilijk uitkomt.

  • Meest effectief bij volwassenen → Groter overtuigingskracht.

2
New cards

Uitgangspunt Schematherapie

Dieperliggende schema’s/cognities zijn gevormd door ervaringen in de jeugd, deze patronen uit de vroegere ervaringen zijn vaak pas te zien vanaf de adolescentie.

  • Er is onvoldoende voldaan aan je basisbehoeften, waardoor disfunctionele schema’s ontwikkelen.

3
New cards

Basisbehoeften

Heeft te maken met je omgeving.

  • Veiligheid

  • Verbondenheid

  • Autonomie

  • Competentie

  • Identiteit

  • Zelfexpressie

  • Spontaniteit

  • Spel

  • Realistische grenzen

4
New cards

Schema’s

Basisbehoeften + Temperament = Schema’s (Overtuigingen die je gebruikt om naar jezelf en anderen te kijken).

<p>Basisbehoeften + Temperament = Schema’s (Overtuigingen die je gebruikt om naar jezelf en anderen te kijken). </p>
5
New cards

Wat gebeurt er wanneer een bepaald schema wordt ‘geraakt’?

Er wordt een bepaalde modus ingeschakeld → Iemand komt in een tijdelijke gemoedstoestand, die bestaat uit gedachten, gevoelens en gedrag.

  • ex. kind-modus → erg kwetsbaar voelen.

  • ex. strenge ouder-modus → streng en kritisch voelen.

  • ex. bescherm-modus → je wilt je innerlijke kind beschermen.

6
New cards

Wat is een Modi?

Verschillende kanten van jezelf, opgeroepen adhv bepaalde schema’s.

<p>Verschillende kanten van jezelf, opgeroepen adhv bepaalde schema’s. </p>
7
New cards

Hoe ontstaan psychische problemen volgens Schematherapie?

Combinatie van schema, coping stijl en modi kan resulteren in psychische problemen, zoals angst, depressie, agressie of interpersoonlijke problemen.

8
New cards

Wanneer komt copingstijl naar voren?

Wanneer er een situatie is en het schema wordt geactiveerd.

9
New cards

3 copingsstijlen

Manieren waaorp je kan reageren:

  1. Overgave / freeze

  2. Vermijding / flight

  3. Fight / Overcompensatie / omkering

Bij soort coping horen ook bepaalde modi waar je meestal kortere tijd in zit → dit is een soort gemoedstoestand.

10
New cards

Wat betekent het als een client schematherapie volgt?

De client is in zijn jeugd iets tekortgekomen, wat te maken had met de basisbehoeften → Aandacht nodig voor die basisbehoeften in de relatie tussen client en therapeut.

11
New cards

Edwin Bordin: 3 factoren die centraal staan in de definitie vd therapeutische relatie

  1. Overeenstemming over de doelen vd therapie.

  2. Overeenstemming over de taken.

  3. Kwaliteit vd persoonlijke band tussen therapeut en client staat centraal.

    • Persoonlijke band ontwikkelt het best wanneer de therapeut zichzelf is.

12
New cards

2 Kernaspecten van schematherapie

  1. Empathische confrontatie

  2. Limited reparenting

13
New cards

Empathische confrontatie

Veel begrip tonen voor de overtuigingen/schema’s die iemand heeft (ex. iemand ziet de wereld als onveilig door vervelende ervaring).

  • Gaat gepaard met confrontatie over de noodzaak van verandering.

    • Doe dit op een begripvolle manier.

14
New cards

Limited reparenting

Gaat over de tekortkomingen in de basisbehoeften vd client.

  • Geef het opvoeden op een bepaalde vorm in de therapie, zoals troost en steun geven, of juist bepaalde grenzen stellen aan gedrag.

    • Kom op consistente wijze in contact met de onderliggende behoeften vd client, zodat het destructieve patroon van vroeger doorbroken kan worden.

15
New cards

Techniek ‘Imaginatie’

Neem de client stap voor stap mee in een verhaal, alsof ze weer kind zijn, zoals het blije kind in jezelf naar boven halen.

  • Maak verhaal levendig en ga in op de zintuigen.

  • Techniek uitbreiden met reparenting of rescripting:

Probeer oude patronen van vroeger te veranderen, alsof deze vroeger al veranderd zouden zijn.

  • Had iemand weinig autonomie? → Ga via imaginatie inbeelden dat iemand wel voor zichzelf kon opkomen.

    • Let wel op dat het nare herinneringen kan oproepen → Spring in wanneer nodig.

16
New cards

Stoelen techniek

Praat tegen een modus/kant van jezelf die op een extra stoel in de kamer zou zitten. Vraag aan de client om een bepaalde modus aan te nemen, zoals de strenge ouder.

  • Client wordt meer bewust vd verschillende kanten van zichzelf en hoe deze niet helpend zijn.

    • Tegelijkertijd wordt duidelijk dat het kanten zijn van jezelf, en dus niet wie je als persoon helemaal bent.

17
New cards

ACT

Gaat om aandacht en acceptatie (minder over veranderen van gedrag of gedachten).

  • Gaat over cognitieve processen en de verbanden die je hierbij legt tussen denken, voelen en gedrag.

18
New cards

Waar slaat ACT op terug?

Functioneel contextualisme: Gedrag in contextl en de relational frame theory (RFT).

19
New cards

RFT

Hoe verloopt het denken en de invloed van taal en denken op gedrag?

  • We leggen continu verbanden tussen situaities en we nemen onze gedachten snel voor waar aan.

20
New cards

Uitgangspunt ACT

Emotionele pijn (zoals onzekerheid, verdriet, angst) is onlosmakelijk verbonden met het leven en moet daarom niet uit de weg gaan.

  • Het gaat om het aanleren van acceptatie van wat er op een bepaald moment is (incl. negatieve gevoelens) zodat actie kan worden ondernomen richting vastgestelde doelen, ipv. proberen de neg. gevoelens of gedachten zelf te beheersen en/of vermijden.

21
New cards

Psychologische inflexibiliteit

Wanneer je je heel erg verzet tegen emotionele pijn → Te veel verzet kan ervoor zorgen dat je vast komt te zitten in beperkt gedragsrepertoire.

  • Bij ACT probeer je een persoon weer psychologisch flexibel te maken.

22
New cards

Hexaflex

Model binnen ACT → Psychologische flexibiliteit staat in het midden, wat de manier van leven is en bereikt kan worden door samenwerking vd zes zuilen:

  1. Acceptatie

    • ruimte maken voor vervelende ervaringen, pijn durven te voelen en bereid zijn om hier niet tegen te vechten.

  2. Defusie

    • afstand nemen van je gedachten, en andere verhoudingen nemen tot de gedachten in je hoofd (ex. je hoofd zien als figuurtje dat tegen je praat, bedankt voor advies en niks mee doen).

  3. Zelf als context

    • flexibel omgaan met je zelfbeeld → je bent niet wat je doet, voelt en denkt (over jezelf), je bent ‘gewoon’.

  4. Toewijding aan waarden

    • investeren in waar je naartoe wil en hier echt voor gaan, ook bij tegenslagen.

  5. Waarden

    • dat wat je echt belangrijk vindt (ipv wat je kwijt wil en waar je tegen vecht).

  6. Contact met hier en nu

    • ‘mindful’ leven, aandacht voor wat je zintuigen op dit moment merken (ipv nadenken over gisteren of morgen).

23
New cards

Afstand nemen van je gedachten, en andere verhoudingen nemen tot de gedachten in je hoofd (ex. je hoofd zien als figuurtje dat tegen je praat, bedankt voor advies en niks mee doen).

  • Welke zuil uit Hexaflex?

Defusie

24
New cards

investeren in waar je naartoe wil en hier echt voor gaan, ook bij tegenslagen.

  • Welke zuil in Hexaflex?

Toewijding aan waarden

25
New cards

dat wat je echt belangrijk vindt (ipv wat je kwijt wil en waar je tegen vecht).

  • Welke zuil uit Hexaflex?

Waarden

26
New cards

Verschil tussen pijn en lijden

  • Pijn = emotie die ontstaat vanuit een directe ervaring buiten jezelf.

  • Lijden = wat je hoofd ervan maakt, hoe je hoofd omgaat met de situatie.

    • denkfouten, ‘altijd en nooit’

27
New cards

Creatieve hopeloosheid

Het diepe besef dat pijn bij het leven hoort en dat je dit niet kan voorkomen.

  • Hier vanaf willen impliceert dat iemand hier tegen vecht.

    • Ontstaat na het besef dat dit niet kan, wat samengaat met creativiteit over wat iemand dan wel kan doen.

28
New cards

Compassie

Men mag liever voor zichzelf zijn en minder streng.

  • Belangrijk in ACT.

29
New cards

ACT-4-kids

Hexaflex model voor kinderen.

  1. Contact met hier en nu → Boom

    • staat stevig in de aarde, speelt in op zintuigen, staat voor hier en nu.

  2. Waarden → Hart

    • waar gaat je hart sneller van kloppen?

    • doel in therapie.

  3. Toegewijde actie → Kat

    • doen wat ze willen, om te krijgen wat ze willen.

  4. Zelf als context → Poppetje

    • dat ben jij en daar blijft het bij.

  5. Acceptatie → Olifant

    • heel sterk, kan veel dragen.

  6. Defusie → Uil

    • is vaak erg wijs, maar heeft ook wat kletspraat.

    • staat voor fijne gedachten, maar kan ook te veel om je hoofd vliegen waardoor je alleen nog de uil ziet.

<p>Hexaflex model voor kinderen.</p><ol><li><p>Contact met hier en nu → Boom</p><ul><li><p>staat stevig in de aarde, speelt in op zintuigen, staat voor hier en nu.</p></li></ul></li><li><p>Waarden → Hart</p><ul><li><p>waar gaat je hart sneller van kloppen?</p></li><li><p>doel in therapie.</p></li></ul></li><li><p>Toegewijde actie → Kat</p><ul><li><p>doen wat ze willen, om te krijgen wat ze willen.</p></li></ul></li><li><p>Zelf als context → Poppetje</p><ul><li><p>dat ben jij en daar blijft het bij.</p></li></ul></li><li><p>Acceptatie → Olifant</p><ul><li><p>heel sterk, kan veel dragen.</p></li></ul></li><li><p>Defusie → Uil</p><ul><li><p>is vaak erg wijs, maar heeft ook wat kletspraat.</p></li><li><p>staat voor fijne gedachten, maar kan ook te veel om je hoofd vliegen waardoor je alleen nog de uil ziet.</p></li></ul></li></ol><p></p>
30
New cards

Oefeningen met ‘jouw uil’

Nadenken over een doel en nagaan over wat jouw uil hierover zegt: wat heb je eerder meegemaakt, wat hebben anderen je vertelt, wat kan er allemaal gebeuren, etc.

  • Achterhalen of de client een uil heeft die heel erg waarschuwt of juist aanmoedigt.

    • We hebben allemaal onderliggende gedachten en gevoelens die op je inspelen, bv. wat anderen wel of niet over je zouden denken in bepaalde situaties.

31
New cards

Het eiland van gedoe

Vergelijkbaar met G-schema van CGT → Gebruiken bij lastige situaties en wat er op dat moment allemaal met een persoon gebeurt.

  • Elementen van ACT-4-kids komen in eiland terug.

  • Wanneer hele afbeelding is ingevuld, kan afhankelijk vd elementen bepaald worden waar meer op moet worden ingezet.

<p>Vergelijkbaar met G-schema van CGT → Gebruiken bij lastige situaties en wat er op dat moment allemaal met een persoon gebeurt.</p><ul><li><p>Elementen van ACT-4-kids komen in eiland terug.</p></li><li><p>Wanneer hele afbeelding is ingevuld, kan afhankelijk vd elementen bepaald worden waar meer op moet worden ingezet. </p></li></ul><p></p>
32
New cards

Oefening met ‘je olifant’

Acceptatie → exposure therapy (kan je ongemak verdragen?)

<p>Acceptatie → exposure therapy (kan je ongemak verdragen?)</p>
33
New cards

ACT vs. CGT

knowt flashcard image
34
New cards

Voordelen EMDR tegenover TF CBT (Trauma focused CGT)

  • Het werkt snel

  • het is makkelijk uit te voeren

  • het is grotendeels non-verbaal

  • het wordt door patienten en therapeuten als relatief weinig emotioneel belastend ervaren

35
New cards

Veklaring EMDR

Belasting vh werkgeheugen

→ Het ophalen van een nare ervaring betekent dat het in het werkgeheugen zit

→ Door tegelijkertijd een andere taak uit te voeren, ontstaat er concurrentie in het werkgeheugen

→ Zorgt ervoor dat de levendigheid en naarheid vd herinnering wnders worden

→ Geeft ruimte om een andere betekenis te geven aan het plaatje.

36
New cards

3 elementen binnen EMDR

  • Oogbewegingen (EM)/werkgeheugenbelasting

    • iets met je ogen volgen, tetris spelen, sommen maken, woorden achteruit spellen, etc.

  • Desensitisatie (D)

    • angstreductie

  • Informatieverwerking (R)

    • verandering in de cognitieve processen waardoor de herinnering een andere betekenis krijgt.

37
New cards

Stappen EMDR

  1. Indicatie stellen

    • kan bij een bepaalde situatie/persoon EMDR worden uitgevoerd of niet?

  2. ‘Targets’ identificeren

    • wat zijn de nare herinneringen die aangepakt moeten worden?

  3. Client voorbereiden → Psycho-educatie

    • wat is EMDR, hoe werkt het, waarom ga je het doen, etc.

    • kan ook copingvaardigheden aanleren.

  4. Begin EMDR → Selecteer per keer een ‘target’

    • negatieve cognitie (NC) en positieve cognitie (PC) identificeren en formuleren, waarbij je de geloofwaardigheid volgens de validity of cognitions (VOC) bepaalt.

  5. Desensitisatie

    • vraag client zich te concentreren op het targetbeeld, NC en lichamelijke sensaties.

    • daarna direct werkgejeugen belasten.

  6. Met enige regelmaat stilstaan bij subjective units of disturbance (SUD)

    • hoeveel spanning voel je nog bij het plaatje?

  7. Target beeld koppelen aan PC met sets, tot VOC maximaal is (geloofwaardig).

  8. Bodyscan

    • zit er nog spanning ergens in het lijf?

  9. Future template

    • een toekomstige situatie (gelinkt aan het trauma) koppelen aan PC (ik kan het aan).

  10. Bij afsluiting sessie de Resultaten nog consolideren

    • bespreek wat is behaald

    • geef info. over wat je kan merken/verwachten na de EMDR sessie.

    • volgende keer SUD nog een keer checken of die 0 is.

38
New cards

Verhalenmethode

Voor preverbaal trauma, zoals prematuur geboren worden.

  • Lees verhaal geschreven door ouder over de traumatische ervaring voor aan de client terwijl je ondertussen EMDR uitvoert.

  • Je weet niet precies waar trauma bij het kind zit.