ges blz 174 175

volksverhuizing

grote verplaatsen van germaanse volken in de 4e end 5e eeuw

koninkrijk

gebied dat door een koning wordt bestuurd

middeleeuwen

de perioode van 500 tot 1500 n.C.

horige

boer die geen eigen grond had, maar die werken op het land van de heer, de grond niet mocht verlaten zonder zijn toesteming

domein

een gebied waar één heer de baas was. het bestond uit de grond van de horige en de woeste gronden.

herendienst

werk dat horigen voor de heer moesten doen

hofstelsel

systeem waarbij een heer de horigen in zijn gebied beschermde. hij deed dit in ruil voor herendiensten en een deel van de opbrengste van het land.

heiden

zo noemden Christensen iemand die in natuurgoden en krachten geloodfe

monnik

geestelijke die in een klosster leeft

klooster

gebouw waar monniken of nonnen volgens strange regels leven

stand

een groep mensen met eigen taak. in de middeleeuwen waren er drie standen: de geestelijke, de adel en de boeren

geestelijke

iemand in dienst van de kerk, zoals de paus, priesters, monniken en nonnen. geestelijken vormden de eerste stand

de paus

de hoogste geestlijke van de christelijke kerk.

adel

groep mensen die de geestelijke en boeren moesten beschermen. de adel vormde de tweede stand

de ridder

een goed bewapende ruiter

de islam

een godsdienst waarbij mensen geloven in één god: allah

moslim

aanhanger van de Islam volgeling van mohamed

koran

het heilige boek van de islam

vijf zuilen

de vijf belangrijkste leefregels van de islam

moskee

gebouw waar moslims samekomen om the bidden

gilde

een vereniging van de mensen met hetzelfde beroep

meester

een ambachtsman die geslaagd was voor zijn meesterproef. hij mocht zijn eigen werkplaats beginnen

gezel

een ambachtsman die in dienst was van een meester

stadsrecht

het recht van de burgers van één stad om zichzelf te besturen de burgers konden regels en wetten maken en zelf rechtspreken