Looks like no one added any tags here yet for you.
Psychopathologie
Wetenschap of studie van het geestelijk of psychisch lijden, waarbij de last of het lijden voor de patiënt of de omgeving een essentiële voorwaarde is voor het diagnosticeren van klinisch psychiatrische aandoeningen.
Syndroombenadering
Benadering in de psychiatrie die zich richt op het bestuderen van gegroepeerde entiteiten met samenhangende klachten en symptomen, zoals het syndroom depressie of autisme.
Structuurdiagnose
Diagnose die niet alleen beschrijvend is maar ook inzicht geeft in de oorzaken en ontstaanswijze van een syndroom, inclusief predisponerende, precipiterende en perpetuerende factoren.
Psychiatrische stoornis
Een abnormaal verschijnsel dat afwijkt van sociale normen en ongemak, lijden of bezorgdheid veroorzaakt bij de betrokkene en/of de omgeving.
DSM-5
Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders, het meest gebruikte classificatiesysteem voor mentale problemen, uitgegeven door de American Psychiatric Association, met als doel het ordenen en groeperen van fenomenen en het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal in de psychiatrie.
Copingmechanismen
Manier waarop iemand zich aanpast aan veranderende omstandigheden, rekening houdend met gegevens van de omgeving, zoals bijvoorbeeld iemand die drinkt om met depressie om te gaan.
Epidemiologie
Studie van de verspreiding en oorzaken van psychiatrische problemen in de bevolking, inclusief incidentie en prevalentie.
Subjectiviteit
Probleem van individuele en sociaal-culturele subjectiviteit, inclusief eigen normen, waarden, vooroordelen, en het begrijpen van het referentiekader van de patiënt.
Verloop van psychiatrische stoornissen
Acuut, intermitterend, statisch, of progressief, met aandacht voor herstel, remissie, recidief, en levenskwaliteit.
Geschiedenis van de psychiatrie
Evolutie van behandelingen en benaderingen, van Hippocrates tot moderne psychofarmaca en evidence-based medicine.
Etiopathogenese
Verklaringsmodel voor psychiatrische ziektebeelden, inclusief etiologie, fysiopathogenese, en psychopathogenese.
Genetica en psychopathologie
Rol van genetische risicofactoren, omgevingsfactoren, interacties, en genetisch kwetsbaarheidsmodel in het ontstaan van psychische aandoeningen.
Heritabiliteit
Mate waarin genetische verschillen bijdragen aan variaties in klinische kenmerken, inclusief gedeelde en unieke omgevingsfactoren.
Genetisch onderzoek
Methoden zoals familiestudies, tweelingenstudies, adoptiestudies, en moleculair genetische studies om genetische basis van aandoeningen te onderzoeken.
Epidemiologische studies
Onderzoeksmethoden zoals koppelings- en associatiestudies, en klinisch epidemiologische studies om genetische en omgevingsfactoren bij psychopathologie te onderzoeken.
Genetische verwantschap
Eerste graads verwanten (ouders, broer/zus, kinderen) zijn 50% genetisch identiek, tweede graads verwanten (grootouders, oom/tante) zijn 25% genetisch identiek, en derde graads verwanten (kozijn) zijn 12,5% genetisch identiek.
Tweelingenstudies
Monozygote tweelingen (MZ) zijn 100% genetisch identiek, terwijl dizygote tweelingen (DZ) 50% genetisch identiek zijn, met verschillen in DNA en fysieke kenmerken.
Gen-omgevingsinteractie
Genetische factoren beïnvloeden de gevoeligheid voor omgevingsfactoren en vice versa, zoals het stresskwetsbaarheidsmodel en de rol van copingmechanismen.
Gen-geninteractie
Ook bekend als epistase, waarbij genen onderlinge interacties hebben die effect hebben op bepaalde eigenschappen.
Psychopathogenese
Het ontstaan en verloop van psychische stoornissen, waarbij verschillende modellen zoals psychodynamische modellen, psychoanalyse, en leermodellen een rol spelen.
Bewustzijn
Stoornissen in helderheid, aanspreekbaarheid, niveau, uitgebreidheid, en oriëntatie van bewustzijn kunnen verschillende toestanden zoals coma, verwardheid, en desoriëntatie omvatten.
Denken en geheugen
Formele denkstoornissen, inhoudelijke denkstoornissen, en stoornissen van geheugen kunnen variëren van ideeënvlucht en obsessies tot geheugenverlies en denkobstructies.
Psychisch onderzoek
Het omvat anamnese, status mentalis, psychiatrische klinimetrie, psychologisch en neuropsychologisch onderzoek, en aanvullend onderzoek zoals labtests en beeldvormingstechnieken.
Neurocognitieve stoornissen
Omvatten dementie, delirium, en amnestische stoornissen, waarbij dementie van het alzheimer type de belangrijkste vorm is, vooral bij ouderen (gerontopsychologie).
Epidemiologie
Het studiegebied dat zich bezighoudt met de verspreiding en determinanten van ziekten in populaties.
Vergrijzing
Toename van de gemiddelde leeftijd van de bevolking door een daling van de sterfte en een stijging van de levensverwachting.
Geheugen
Het vermogen om informatie op te slaan, te bewaren, terug te vinden, te herkennen en actief op te diepen.
Executieve functies
Cognitieve processen zoals plannen, organiseren en probleemoplossend denken, gecontroleerd door de frontale kwabben.
Dementie
Een syndroom dat geheugenverlies, desoriëntatie, gedragsveranderingen en cognitieve stoornissen omvat, zoals afasie en apraxie.
MMSE (Mini Mental State Examination)
Neuropsychologische test die oriëntatie, geheugen, taal en andere cognitieve functies evalueert, met scores tussen 0 en 30.
Inprentingsgeheugen
Het vermogen om nieuwe informatie op te nemen en vast te houden, een aspect van het geheugen dat bij dementie kan worden aangetast.
Corticale functiestoornissen
Problemen in de hersenschors die leiden tot afasie, apraxie en agnosie, kenmerkend voor bepaalde vormen van dementie.
Comorbiditeit
Gelijktijdig voorkomen van me belasting van één of meer aandoeningen naast dementie, zoals depressie of angst.
Ziekte van Alzheimer
Een degeneratieve aandoening waarbij zenuwcellen in de hersenen afsterven door de vorming van plaques en tangles, resulterend in cognitieve achteruitgang.
Risicofactoren
HT, AMI, roken, DM, hartritmestoornissen, perifeer vaatlijden - Factoren die het risico op bepaalde aandoeningen verhogen
Atherosclerose
Ophoping van plaque in de bloedvaten die kan leiden tot weefselverderf - Veranderingen in de vaatwand die tot gezondheidsproblemen kunnen leiden
Frontotemporale dementie
Dementie met symptomen zoals emotionele vervlakking en verlies van inzicht - Aandoening met specifieke symptomen in de frontaalkwabben en temporaalkwabben
Dementie met Lewy Bodies (DLB)
Dementie met fluctuerend cognitief functioneren en visuele hallucinaties - Vorm van dementie met specifieke symptomen en Lewy-lichaampjes in de hersenen
Parkinson
Ziekte met motorische afwijkingen zoals tremor en bewegingsarmoede - Neurologische aandoening met typische motorische symptomen
Delirium
Stoornis in het bewustzijn met verwardheid en aandachtsproblemen - Acute verandering in bewustzijn dat snelle interventie vereist
Amnestische stoornissen
Geheugenstoornissen zonder andere cognitieve problemen - Geheugenstoornissen zonder andere cognitieve beperkingen
Middelenmisbruik
Onaangepast gebruik van middelen met significante beperkingen of lijden - Patroon van onaangepast gebruik van middelen dat problemen veroorzaakt
Middelenafhankelijkheid
Onaangenaam gevoel bij gebruik dat leidt tot stoornissen en problemen - Gevoel van afhankelijkheid dat leidt tot problemen en stoornissen
Psychoactieve stoffen
Middelen die bewustzijnsveranderingen veroorzaken, zoals alcohol en stimulerende middelen - Middelen die het bewustzijn beïnvloeden, zoals alcohol en stimulerende middelen
Lichamelijke aandoeningen
Fysieke gezondheidsproblemen die invloed kunnen hebben op het functioneren van organen zoals de maag, pancreas, lever en hart- en vaatstelsel.
Psychische aandoeningen
Geestelijke gezondheidsproblemen, waaronder angststoornissen, stemmingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornis, alcoholonthoudingsdelier, alcoholhallucinose, Syndroom van Wernicke en Syndroom van Korsakoff.
Drugs
Stoffen die het zenuwstelsel beïnvloeden en stoornissen kunnen veroorzaken door gebruik, zoals sedativa (legaal), psychose, en vroegdetectie en screening van middelengerelateerde en verslavingsstoornissen.
Etiopathogenese
Onderliggende oorzaken van aandoeningen, inclusief het biopsychosociaal model, genetische belasting, hersenziekte en veranderingen in neurotransmitters.
Schizofrenie
Een psychotische stoornis met kenmerken zoals wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, en negatieve symptomen, waarbij de diagnose niet gerelateerd is aan middelengebruik of lichamelijke aandoeningen.
Middelen gebonden stoornissen
Stoornissen waarbij het gebruik van verschillende middelen zoals nicotine, alcohol, cannabis, hallucinogenen, stimulantia, sedativa en opiaten betrokken is, met variërende percentages van voorkomen bij patiënten.
Differentiële diagnostiek
Het proces van het onderscheiden van verschillende aandoeningen zoals neurologische, somatische, ontwikkelings- en psychiatrische stoornissen op basis van symptomen en kenmerken.
Waanstoornis
Een stoornis waarbij de patiënt niet-bizarre wanen heeft die langer dan een maand aanhouden, zonder verstoring van de gedachtengang, en met varianten zoals erotomanie, grootheidswanen, jaloerse wanen, achtervolgingswanen en somatische wanen.
Etiopathogenese
Het stresskwetsbaarheidsmodel dat de risicofactoren voor psychotische stoornissen benadrukt, zoals urbaniciteit, life events, genetische factoren en interacties tussen genen en omgeving.
Neurobiologische afwijkingen
Fysiopathogenese van psychotische stoornissen, inclusief genetische factoren en neurotransmitters zoals dopamine, met hyper- en hypodopaminerge transmissie in verschillende hersengebieden.
Preventie
Maatregelen zoals primaire, secundaire en tertiaire preventie om psychotische stoornissen te voorkomen of te behandelen, met nadruk op vroegdetectie van prodromen en interventies in de omgeving.
Schizofreniforme stoornis
Een stoornis die lijkt op schizofrenie maar een kortere duur heeft (1-6 maanden) en gunstige prognostische kenmerken vertoont, zoals acuut begin, geen vervlakt affect en goed premorbide functioneren.
Schizoaffectieve stoornis
Een stoornis waarbij gelijktijdig een stemmingsepisode en symptomen van schizofrenie optreden, met subtypes zoals bipolair type en depressief type, en criteria om middelengebruik en lichamelijke aandoeningen uit te sluiten.
Manie
Een stemmingsgerelateerde aandoening die gekenmerkt wordt door een verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming, vaak met bijkomende symptomen zoals grootheidsideeën en verminderde behoefte aan slaap.
Psychose
Een toestand van controleverlies die niet gerelateerd is aan stemming, maar eerder aan verstoringen in het denken en de perceptie.
Kortdurende psychotische stoornis
Een psychische aandoening met symptomen zoals wanen, hallucinaties, ontregelde spraak en ernstig ontregeld gedrag, die minstens één dag en niet langer dan één maand duren.
Gedeelde psychotische stoornis
Een aandoening waarbij een waan ontwikkelt bij iemand die een nauwe relatie heeft met iemand die al een waan heeft, waarbij de inhoud van de wanen overeenkomt.
Stemmingsstoornissen
Een groep aandoeningen die affectieve, lichamelijke en cognitieve symptomen omvatten, zoals depressie, dysthymie en bipolaire stoornissen.
Depressieve episode
Gekenmerkt door symptomen zoals sombere stemming, verminderde interesse, veranderingen in eetlust en slaappatroon, vermoeidheid en gedachten aan dood of suïcide gedurende minstens twee weken.
Manische episode
Gekenmerkt door een verhoogde stemming, grootheidsideeën, verminderde slaapbehoefte, spreekdrang en toegenomen activiteit gedurende minstens één week.
Hypomane episode
Een minder ernstige vorm van manie die niet leidt tot ernstige beperkingen in functioneren of ziekenhuisopname, en geen psychotische symptomen vertoont, gedurende minstens vier dagen.
Gemengde episode
Voldoet aan criteria van zowel manische als depressieve episodes, met ernstige beperkingen in functioneren en mogelijk psychotische kenmerken gedurende minstens een week.
Stresssysteem
Het systeem dat reageert op stress, eerst via het autonome zenuwstelsel met adrenaline en later via het hormonale systeem (HPA-systeem) met cortisone, gereguleerd door negatieve feedback.
Negatieve triade
Een concept in de cognitieve theorie van depressie, waarbij individuen negatieve gedachten hebben over zichzelf, de omgeving en de toekomst.
Prognose depressieve stoornis
De verwachtingen voor het verloop van depressie, met percentages van herstel en recidieven, evenals het risico op suïcide.
Cognitieve gedragstherapie
Een vorm van psychotherapie die zich richt op het veranderen van automatische gedachten, cognitieve schema's en gedragingen om depressie te behandelen.
Suïcidaal process
De evolutie van suïcidaliteit, van gedachten tot concrete plannen en uitvoering, met factoren die het beïnvloeden en beschermende maatregelen.
Specifieke fobie
Een angststoornis gekenmerkt door irrationele angst voor specifieke objecten of situaties, met criteria zoals vermijdingsgedrag en ernstige interferentie met het dagelijks leven.
Pieken in angst
De eerste piek komt voor in de kinderleeftijd en de tweede piek rond het 25e levensjaar.
Exposuretechnieken
Methoden zoals in vivo, in vitro en in virtual reality die worden gebruikt in gedragstherapie om blootstelling aan angst op te wekken.
Paniekstoornis
Gekenmerkt door recidiverende onverwachte paniekaanvallen en anticipatieangst.
Agorafobie
Angst voor en vermijding van situaties zoals openbare ruimtes, reizen en menigten vanwege vrees voor paniekaanvallen.
Etiopathogenese
Gebruikt om behandelingen af te stemmen, met biologische en psychologische modellen voor angststoornissen.
Sociale fobie
Angst voor sociale situaties en prestaties, vaak gepaard met vrees voor vernedering en behandeld met medicatie en therapie.
Obsessief-compulsieve stoornis (OCS)
Gekenmerkt door obsessies en compulsies, behandeld met medicatie, cognitieve therapie en exposure in vivo.
Gegeneraliseerde angststoornis (GAS)
Gekarakteriseerd door buitensporige zorgen en angst, behandeld met cognitieve gedragstherapie en medicatie.
Posttraumatische stressstoornis (PTSS)
Ontstaat na traumatische ervaringen en omvat herbeleving, vermijding en verhoogde prikkelbaarheid, behandeld met therapie en medicatie.
Posttraumatische stressstoornis (PTSS)
Aanhoudende symptomen van verhoogde prikkelbaarheid, zoals moeite met inslapen, prikkelbaarheid, en overmatige waakzaamheid, die langer dan één maand aanhouden na een trauma.
Etiopathogenese
Verklaringsmodellen voor PTSS, zoals genetische factoren, veranderingen in de HPA-as, deficiënte informatieverwerking, negatieve beoordeling van trauma, en disfunctionele copingstrategieën.
Behandeling van PTSS
Therapieën zoals cognitieve gedragstherapie, imaginaire exposure, exposure in vivo, EMDR met ritmische oogbewegingen, en medicamenteuze ondersteuning met antidepressiva.
Acute stressstoornis
Kenmerken vergelijkbaar met PTSS, maar symptomen duren minder dan een maand en omvatten dissociatieve symptomen zoals derealisatie en depersonalisatie.
Eetstoornissen
Omvatten Anorexia Nervosa, Bulimia Nervosa, Eetstoornis NAO, en Binge eating disorder, met kenmerken zoals gewichtsverlies, vreetbuien, en compensatiegedrag.
Anorexia Nervosa
Kenmerken zijn onder andere gewichtsverlies, intense angst om aan te komen, verstoorde lichaamsbeleving, en afwezigheid van menstruatie.
Bulimia Nervosa
Gekenmerkt door vreetbuien, compensatiegedrag zoals braken of laxativa, verstoorde lichaamsbeeld, en komt niet alleen voor bij Anorexia Nervosa.
Eetstoornissen Diagnostiek
Belang van interviews, somatisch onderzoek met trage pols en lage lichaamstemperatuur, en verstoringen in bloedwaarden en hormoonregulatie.
Eetstoornissen Etiopathogenese
Biologische en psychologische verklaringsmodellen, zoals erfelijke invloeden, cognitieve theorieën, angstmodel, verslavingsmodel, dissociatiemodel, contextueel model.
Eetstoornissen Behandeling
Multidimensionale aanpak met focus op eet- en gewichtsproblemen, zelfbeeld, lichaamsbeleving, en sociale relaties, inclusief medicatie, cognitieve gedragstherapie, en interpersoonlijke psychotherapie.
ADHD
Volgehouden aandacht, hyperactiviteit en impulsiviteit zijn kernsymptomen van ADHD.
Regulatiemoeilijkheden
Problemen met verschillende vormen van regulatie, zoals motorische desorganisatie, kunnen een voorloper zijn van ADHD.
ASS
Autismespectrumstoornis omvat persisterende deficiënties in sociale communicatie en interactie, evenals beperkte, repetitieve gedragspatronen.
Theory of Mind (TOM)
Het vermogen om de mentale toestand, gevoelens en intenties van anderen en van zichzelf te begrijpen, is essentieel voor empathie.
Externaliserende stoornissen
Dit omvat verschillende stoornissen zoals oppositionele-opstandige stoornis, antisociale-persoonlijkheidsstoornis en pyromanie.
Oppositionele-opstandige stoornis (ODD)
Een stoornis waarbij er problemen zijn met zelfbeheersing met betrekking tot emoties en gedrag, gekenmerkt door boze/prikkelbare stemming en ruziezoekend gedrag.
Normoverschrijdend-gedragsstoornis (Conduct disorder)
Een stoornis waarbij de rechten van anderen worden geschonden, met gedrag zoals agressie jegens mensen en dieren, vernieling van eigendommen, bedrog of diefstal, en ernstige overtredingen van regels.
Neuropsychologische risicofactoren
Risicofactoren zoals IQ-tekort, leerstoornissen, executieve dysfuncties, impulsief gedrag en gebrek aan zelfcontrole die kunnen bijdragen aan gedragsstoornissen.
Contextuele risicofactoren
Risicofactoren zoals criminaliteit van de vader, depressie van de moeder, onduidelijkheid in opdrachten, inconsistent omgaan met ongewenst gedrag en onvoldoende toezicht die de ontwikkeling van gedragsstoornissen kunnen beïnvloeden.