Zakelijk Nederlands - Project TAALVERSCHEIDENHEID Cartes | Quizlet
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards1/102
There's no tags or description
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
103 Terms
(Het) België
La Belgique
(Het) Vlaanderen
La Flandre
(Het) Wallonië
La Wallonie
Brussel
Bruxelles
De Belg (-en)
Le Belge
De Vlaming (-en)
Le Flamand
De Waal (-en)
Le Wallon
De Brusselaar (-s)
Le Bruxellois
De Franstalige (n)
Le francophone
De Nederlandstalige (n)
Le néerlandophone
Eentalig - tweetalig - meertalig
Unilingue - bilingue - plurilingue
De meertaligheid
Le pluriliguisme
De landstaal
La langue nationale
Het landsdeel
La « partie de pays » : région, province,...
Het taalgebied
La région linguistique
De regio (-'s)
La région
De gemeenschap (-en)
La communauté
De meerderheid
La majorité
Het taalgebruik
L'emploi de la langue
Het dialect
Le dialecte
De taalgrens
La frontière linguistique
Het verschil
La différence
Het punt van overeenkomst
Le point commun
Overeenkomen met
Correspondre à
Beschouwen als
Considérer comme
Vergelijkbaar = gelijkaardig
Comparable
(op) de arbeidsmarkt
sur le marché de l'emploi
De taalsituatie
La situation linguistique
De taalachterstand
Le retard linguistique
Het taalprobleem
Le problème linguistique
De taalvaardigheid
La compétence linguistique
De voertaal
La langue véhiculaire (= « opérationnelle »)
Het team >< de ploeg (=sport!)
L'équipe
Het onderwerp
Le sujet
Een onderwerp behandelen
Traiter d'un sujet
De leidinggevende
Le dirigeant, le responsable
Het management
Le management
De vereiste
L'exigence, condition requise
Gemeenschappelijk = gezamenlijk
Commun, collectif
Evenwichtig >< onevenwichtig
Equilibré >< déséquilibré
De moedertaal
La langue maternelle
De anderstalige
Quelqu'un dont la langue maternelle est autre (que le néerlandais par exemple)
De vreemde taal
La langue étrangère
het kenmerk = de eigenschap
La caractéristique
Het punt van overeenkomst
Le point commun
Overeenkomen met
Correspondre à
(naar een functie) solliciteren
Poser sa candidature, postuler un emploi
Het cv
Le cv
een cv opstellen
rédiger un cv
De sollicitatiebrief
La lettre de motivation
Een job / een baan uitoefenen
Exercer un job, un métier
Het werkpunt
Le point à travailler, à améliorer
De taalvereiste
L'exigence linguistique
De talenkennis
La connaissance en langue
De carrière=de loopbaan
La carrière
Op korte termijn
A court terme >< à long terme
Een job die bij mij past
un job qui me convient
Ik ben commercieel / pragmatisch aangelegd = ingesteld.
J'ai la fibre commerciale, je suis pratique
(veel) ambitie aan de dag leggen = tonen
faire preuve d'ambition
ervaren
expérimenté
flexibel
flexible
geïnteresseerd (in)
intéressé par
gedreven
passionné
betrouwbaar
digne de confiance
leergierig
désireux d'apprendre
stressbestendig
résistant au stress
Ik spreek vlot vier vreemde talen.
Je parle couramment 4 langues étrangères
Ik ben tweetalig
je suis bilingue
de vaardigheid, -heden
la compétence
Ik beheers die taal onvoldoende
Je maîtrise cette langue de façon insuffisante.
voldoen aan (voldeed - voldaan)
satisfaire à
Het middelbareschooldiploma
le CESS
Ik heb mijn diploma van bachelor/master verleden jaar/dit jaar behaald
J'ai obtenu mon diplôme de bachelier/maîtrise l'an passé/cette année
De tekortkoming
le défaut
De troef (ven)
l'atout
Ik ben met (grote) onderscheiding/voldoening afgestudeerd aan de Hogeschool Ephec.
Je suis diplômé de la Haute Ecole Ephec où j'ai obtenu la (grande) distinction, satisfaction
De bachelor(s)
Le baccalauréat
De kennis
les connaissances (intellectuelles)
de kennissen
Les connaissances (personnes)
Het eindwerk
Le travail de fin d'études (TFE)
Een stage lopen
Faire, effectuer un stage
De opleiding
la formation
de baan = de job = de betrekking
l'emploi
op proef aannemen
engager à l'essai
De proefperiode
la période d'essai
De volledige = voltijdse betrekking
l'emploi à temps plein
halftijds
mi-temps
Ik zou graag mijn studies voortzetten
Je voudrais poursuivre mes études
op stage gaan in het buitenland
partir en stage à l'étranger
ervaring opdoen
acquérir de l'expérience
Ik zal mijn kennis in de praktijk opdoen
Je vais me former sur le tas
Een baan met doorgroeimogelijkheden
Un poste offrant des perspectives de carrière
De open (=openstaande) betrekking = de vacature
Le poste vacant
Een deeltijdse/halve/volledige (=voltijdse) baan
Un job à temps partiel / à mi-temps / à temps plein
Zich aanmelden voor het sollicitatiegesprek
Se présenter à l'entretien d'embauche
vlot = vloeiend
courammment
De weerstand
La résistance
Het onderwijs
L'enseignement
bereid zijn om
Être prêt à
de uitdaging
le défi