2 AI: Graphsearch

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Get a hint
Hint

You understand what a graph is and how it represents knowledge (Graph = Knowledge Representation)

Get a hint
Hint

Een grafiek is een datastructuur met nodes (toestanden/objecten) en edges (transities). Het wordt gebruikt om kennis en toestanden van een systeem te modelleren.
You can explain the difference between dense and sparse graphs (Dense vs Sparse)

Get a hint
Hint

You can describe how graph search represents planning (Graph Search = Planning)

Get a hint
Hint

Een grafiek laat toe om een pad te zoeken van een start-node naar een doel-node via een reeks acties of transities = planning in AI.

Card Sorting

1/9

Anonymous user
Anonymous user
encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

10 Terms

1
New cards

You understand what a graph is and how it represents knowledge (Graph = Knowledge Representation)

Een grafiek is een datastructuur met nodes (toestanden/objecten) en edges (transities). Het wordt gebruikt om kennis en toestanden van een systeem te modelleren.
You can explain the difference between dense and sparse graphs (Dense vs Sparse)

2
New cards

You can describe how graph search represents planning (Graph Search = Planning)

Een grafiek laat toe om een pad te zoeken van een start-node naar een doel-node via een reeks acties of transities = planning in AI.

3
New cards

You understand the difference between adjacency list and matrix (Graph Implementation)

Een adjacency list is geheugen-efficiënt voor sparse graphs. Een adjacency matrix is sneller voor dense graphs en maakt snelle connectiviteitschecks mogelijk.

4
New cards

You know different types of graph search (Graph Search Types)

Ongeïnformeerde zoekmethodes:
 – Depth-First Search (DFS) = gaat zo diep mogelijk, gebruikt een stack.
 – Breadth-First Search (BFS) = bekijkt eerst alle naburen, gebruikt een queue.
Ingevoerde zoekmethodes:
 – Dijkstra = gebruikt kosten op edges om het goedkoopste pad te zoeken.
 – A*: gebruikt heuristieken om sneller het doel te vinden.

5
New cards

You can describe how DFS works and its connection to recursion (DFS = Recursive)

DFS zoekt diep in een pad, en backtrackt wanneer het vastzit. Het is gemakkelijk recursief te implementeren.

6
New cards

You understand how BFS works and why it's not recursive (BFS = Queue)

BFS gebruikt een wachtrij en zoekt eerst op breedte. Moeilijk recursief te maken omdat het queue-gebaseerd is.

7
New cards

You know how Dijkstra’s algorithm works and its greedy nature (Dijkstra = Cost-Based Greedy)

Dijkstra berekent het goedkoopste pad naar elke node. Het kiest altijd de goedkoopste nog onbekende node – greedy gedrag.

8
New cards

You understand the role of heuristics in A and how it improves Dijkstra (A = Dijkstra + Heuristic)

A* combineert de huidige kost met een geschatte afstand (heuristiek) naar het doel. Dit maakt het sneller dan Dijkstra, zolang de heuristiek goed is.

9
New cards

You understand constraint satisfaction problems and their use of backtracking (CSP = Graph + Backtracking)

CSP’s zoeken naar oplossingen die voldoen aan beperkingen (bv. sudoku, kleurproblemen). Gebruiken vaak backtracking door de graph.

10
New cards

You can identify real-world applications of CSPs (CSP Examples)

Voorbeelden; sudoku, cryptarithmetic, regio-kleuring, puzzels, mazes. Hierbij wordt gezocht naar geldige configuraties volgens regels.