duits lektion 1

Dieses säugetier ist einem Otter ähnlich

Dit zoogdier is vergelijkbaar met een otter.

Er muss allerdings zugeben, dass das Eis gut schmeckt

Hij moet echter toegeven dat het ijs goed smaak

Der Direktor wird die Gäste über die Geschichte aufklären

De directeur zal de gasten voorlichten over het verhaal/ het gebeuren.

Kannst du bitte den Fernseher ausschalten?

Kun jij alsjeblieft de televisie uitzetten.

Sie beschäftigen sich mit Sport und Musik

Zij houden zich bezig met sport en muziek.

Wir betrachten die situation als wenig aussichtreich

Wij beschouwen de situatie als weinig veelbelovend

Wir haben uns damals in der Schweiz kennengelernt

Wij hebben elkaar toen leren kennen in Zwitserland.

Er traf die Entscheidung, bei seiner mutter zu wohnen.

Hij trof / nam de beslissing om bij zijn moeder te gaan wonen

Sie wird ein Unternehmen in Hessen gründen

Zij zal een eigen bedrijf oprichten in Hessen

Grundsätzlich habe ich nicht dagegen

In principe heb ik er niets tegen.

Für die verurteilung braucht der Richter handfeste Beweise.

Voor de veroordeling heeft de rechter concrete bewijzen nodig.

Ich will seinen Wünschen nicht nachgeben

Ik wil niet toegeven aan zijn wensen

Man spricht offenbar lieber Englisch als deutsch.

Men spreekt blijkbaar liever Engels dan Duits.

Sie fährt im Schnitt 80 km/h.

Zij rijdt gemiddeld 80 km per uur.

Sie überlegen sich, was sie am Wochenende machen werden.

.Zij denken erover na wat ze in het weekend zullen doen

Die studenten machen eine Umfrage zum Thema Umwelt

De studenten maken een enquête over het thema; milieu.

Die Walsbrände vernichten die ganze Umgebung

De bosbranden vernietigen de hele omgeving.

Die Katzen verstecken ständig ihr Spielzeug

De katten verstoppen steeds hun speelgoed.