Na Klar! VWO 4 Kapitel 1 | Quizlet

anstreben

nastreven

der Beteiligte

de deelnemer

durchschnittlich

gemiddeld

erhalten

verkrijgen

führen

leiden

der Gegensatz

de tegenstelling

gestalten

vormgeven

gestehen

bekennen

immerhin

desondanks

manchmal

soms

der Passant

de voorbijganger

prägen

vormen

der Rahmen

het kader

täglich

dagelijks

vielleicht

misschien

anregen

aansporen

außerdem

bovendien

beispielsweise

bijvoorbeeld

sich bewerben um

solliciteren naar

erleben

meemaken

fündig werden

iets vinden

je nachdem

naar gelang

kapieren

snappen

schaffen

lukken

schwänzen

spijbelen

sich streiten

ruzie maken

sich überlegen

nadenken

verdauen

verteren

verpassen

missen

vielfältig

veelzijdig

der Held

de held

die Beziehung

de relatie

die Clique

de vriendengroep

die Freundschaft

de vriendschap

dick

dik

muskulös

gespierd

der Körper

het lichaam

schlank

slank

begeistert

enthousiast

leidenschaftlich

gepassioneerd

enttäuscht

teleurgesteld

stürmisch

uitbundig

traurig

verdrietig

empört

verontwaardigd

wütend

woedend

sich mit beschäftigen

zich bezighouden met

brauchen

nodig hebben

das Ereignis

de gebeurtenis

gründen

oprichten

heiraten

trouwen

die Leidenschaft

de passie

schützen

beschermen

stattdessen

in plaats daarvan

verbringen

doorbrengen

während

terwijl

sich wandeln

veranderen

wichtig

belangrijk

zeigen

laten zien

die Zukunft

de toekomst

das Aussehen

het uiterlijk

bezeichnen

aanduiden

einfach

gewoon

der Fehler

de fout

häufig

vaak

die Hoffnung

de hoop

irgendetwas

iets

der Schritt

de stap

schwierig

moeilijk

ständig

voortdurend

stimmen

kloppen

verschwinden

verdwijnen

versuchen

proberen

die Wahl

de keuze

anrufen

bellen

das Handy

het mobieltje

sich unterhalten

praten

berühmt

beroemd

der Film

de film

im Trend

in

der Charakter

het karakter

treffen

ontmoeten

beliebt

populair

die Leistung

de prestatie

heiraten

trouwen

einzigartig

uniek

schätzen

waarderen

der Absatz (d)

de alinea (n)

betonen (d)

benadrukken (n)

in Bezug auf (d)

met betrekking tot (n)

einzeln (d)

afzonderlijk (n)

die Ergänzung (d)

de aanvulling (n)

das Ergebnis (d)

het resultaat, de uitkomst (n)

es gibt (d)

er is (n)

hervorgehen aus (d)

blijken uit (n)

jeweils (d)

telkens (n)

die Lücke (d)

het open gat (n)

der Satz (d)

de zin (n)

die Schlussfolgerung (d)

de conclusie (n)

sondern (d)

maar (n)

unterschiedlich (d)

verschillend (n)