1/451
namen, termen etc.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
sterilisatie
het doden van alle levensvatbare cellen in een medium
inhibitie
limiteren van de microbiële groei
decontaminatie
behandeling van een voorwerp waardoor het veilig wordt te hanteren
desinfectie
richt zich op her doden van alle pathogenen, niet zozeer alle MO
D-waarde (decimale reductietijd)
tijd nodig om 90% van de MO in een suspensie te doden bij een bepaalde temperatuur
Z-waarde
toename in temperatuur om de D-waarde op 1/10 van zijn oorspronkelijke waarde te brengen
pasteurisatie
sterilisatie bij lagere temperaturen (70-90°C) om het aantal MO (in een hittegevoelige vloeistof) te reduceren, vnl. pathogenen
MIC (Minimale inhibitie concentratie)
minimale concentratie van een antibioticum (bepaald via een dilutietest) waarbij de MO worden geïnhibeerd
MBC (Minimale bacteriocidale concentratie)
concentratie van een antibioticum (bepaald via een dilutietest) waarbij de MO worden gedood
chemische sterilisatiemiddelen
sterk reactieve chemische stoffen die diep doordringen in materialen en gebruikt worden voor de sterilisatie van dode voorwerpen
antiseptica
reactieve chemische stoffen die op de huid kunnen gebruikt worden
desinfectantia
niet-reactieve stoffen om MO te doden of te remmen
Enterococcus faecum, Staphylococcus aureus, Klebsiella pneumoniae, Acinetobacter baumannii, Pseudomonas aeruginosa, Enterobacter aerogenes
ESKAPE: “___”, “___”, “___”, “___”, “___”, “___”
pathogenen
microbiële parasieten
pathogeniciteit
het vermogen van een parasiet om schade aan de gastheer te berokken
virulentie
de kwantitatieve maat van pathogeniciteit
opportunistisch pathogeen
veroorzaakt enkel ziekte wanneer de weerstand van de gastheer minder is
infectie
situatie waar een MO een gastheer is binnengedrongen en er groeit, de gastheer ondervindt al dan niet schade
ziekte
elke schade of verwonding aan de gastheer waardoor deze minder goed functioneert
LD50 (lethale dosis 50)
de dosis van een agens waarbij 50% van de dieren in een testgroep sterft
attenuatie
vermindering of verlies van virulentie
toxiciteit
het vermogen van een MO om ziekte te veroorzaken door de productie van een toxine dat de celfunctie inhibeert of de gastheer doodt
invasiviteit
het vermogen van een pathogeen om in weefsel te groeien tot een densiteit die de gastheer schaadt (zonder toxine)
exotoxines
toxische eiwitten geproduceerd door de pathogeen (hemolysines, AB toxines en superantigeen toxines)
enterotoxines
exotoxines die invloed hebben op de dunne darm
endotoxines
lipopolysacharide, gram-negatieve bacteriën, lipide A
natuurlijke (aangeboren) immuniteit
het ingebouwde vermogen van het lichaam om pathogenen en hun producten te herkennen en vernietigen
verworven immuniteit
het verworven vermogen van het lichaam om pathogenen en hun producten te herkennen en vernietigen
antigenen
stoffen die reageren met T-lymfocyten zoat deze antilichamen zouden produceren
immunogenen
antigenen die een immuunrespons veroorzaken
epitoop (of antigene determinant)
deel van de antigeen-molecule waar antilichamen mee reageren
antilichamen (of immunoglobulines Ig)
eiwitmoleculen die specifiek reageren met epitopen
cytokines
enzymen die een ontsteking veroorzaken
septische shock
wanneer een infectie er niet in slaagt de pathogeen te lokaliseren en zich uitbreidt, vaak gevaarlijker dan de initiële infectie door de pathogeen
natuurlijke actieve immuniteit
immuniteit door het doormaken van een infectie die een adaptieve immuunrespons initieert
natuurlijke passieve immuniteit
de antilichamen verkregen via de placenta of moedermelk
kunstmatige actieve immuniteit
vaccinatie, verworven immuniteit door het blootstellen aan een lage dosis van onschadelijk antigeen om zo de vorming van antilichamen te induceren
kunstmatige passieve immuniteit
injectie van een antiserum afkomstig van een immuun dier (welk soort immuniteit verwekt dit?)
polyklonale antilichamen
antilichamen geproduceerd door verschillende types B-cellen (in vivo)
monoklonale antilichamen
specifieke antilichamen geproduceerd door 1 type B-cellen (in vitro)
hybridoma
techniek voor het produceren van monoklonale antilichamen: fusie van antilichaam producerende B-cellen met B-celtumoren (myeloma’s)
serologie
studie van de in vitro antigeen-antilichaam interacties
epidemiologie
de wetenschappelijke studie van het voorkomen en de verspreiding van ziektes in een populatie
epidemie
wanneer een ongewoon groot aantal mensen van een populatie aan de ziekte lijden
pandemie
een globale epidemie
endemische (inheemse) ziekte
een ziekte die constant in een populatie aanwezig is, vaak met lage incidentie
incidentie
het aantal nieuwe gevallen van een ziekte die optreden binnen een bepaalde tijdspanne
prevalentie
het aantal nieuw en bestaande gevallen binnen een populatie op een bepaald ogenblik
uitbraak
wanneer binnen een korte periode verschillende gevallen van de ziekte ‘uitbreken’
carriers
aangetaste individuen die geen/milde symptomen vertonen (subklinale infecties) maar wel aneren kunnen besmetten
mortaliteit
de incidentie van dood in een populatie (aantal nieuwe sterfgevallen binnen een bepaalde tijdspanne)
morbiditeit
incidentie van zowel fatale als niet-fatale ziektes in een populatie
nosocomiale infectie
een ziekte die is ontstaan tijdens een verblijf in een ziekenhuis
Anammox bacterie
anoxische ammoniak oxidatie tot N2
Nitrosomonas, Nitrosospira
zetten ammonium om naar nitriet (nitrificatie stap 1)
Nitrobacter, Nitrospira
zetten nitriet om naar nitraat (nitrificatie stap 2)
Acidithiobacillus ferrooxidans
bacterie die ijzer en zwavel oxideert, en ook FeS2 pyriet wanneer deze aanwezig is
Frankia
stikstoffixerende bacterie bij els
Anabaena azollae
stikstoffixerende bacterie, in symbiose met Azolla
purper fototrofe bacterie
Proteobacterie, anoxygene fotosynthese (geen O2 vrijstelling)
Nitroso
Proteobacterie, ammonium omzetting tot nitriet
nitro
Proteobacterie, nitriet omzetting tot nitraat
Thiotrix, Beggiatoa, Thiobacillus
Proteobacterie, zwavel oxiderend bij neutrale pH
Acidithiobacillus thiooxidans
Proteobacterie, zwavel oxiderend in zure omgevingen
methylotroof
Proteobacterie, groei op C1 zonder C-C binding
methanotroof
Proteobacterie, groep op methaan + omzetting methaan mono oxygenase
Legionella pneumophilia
Proteobacterie, legionellose (longontsteking)
Pseudomonas aeruginosa
Proteobacterie, opportunistisch pathogeen, kolonisatie wonde/urinair stelsel (ziekenhuisbacterie)
Pseudomonas fluorescens
Proteobacterie, vlees bederving
Pseudomonas syringae
Proteobacterie, chlorotische vlek op plant
Xanthomonas campestris
Proteobacterie, Pseudomonaceae, verstopt vaatbundels plant
Zymomonas mobilis
Proteobacterie, Pseudomonaceae, productie alcoholhoudende drank
azijnzuurbacterie
Proteobacterie, productie azijnzuur uit ethanol
Acetobacter xylinus
Proteobacterie, azijnzuurbacterie, productie bacterieel cellulose
Azotobacter, Azospirillum, Beijerinckia
Proteobacter, vrijlevende stikstoffixerende bacteriën (3)
Agrobacterium tumefaciens
Proteobacterie, symbiotische stikstoffixerende bacterie, crown gall desease
Neisseria gonorrhoeae
Proteobacterie, geslachtsziekte gonorrhea
Neisseria meningitidis
Proteobacterie, hersenvliesontsteking
Escherichia coli
Proteobacterie, Enterobacteriën, darmbewoner mens, modelorganisme
Salmonella typhi
Proteobacterie, Enterobacteriën, darmbewoner vogel, typhus
Shigella dysenteria
Proteobacterie, Enterobacteriën, dysenterie
Proteus mirabilis
Proteobacterie, Enterobacteriën, productie urease (blaasontsteking)
Enterobacter aerogenes
Proteobacterie, Enterobacteriën, infectie bloed en urineweg (ziekenhuisbacterie)
Klebsiella pneumoniae
Proteobacterie, Enterobacteriën, longonsteking
Erwinia carotovora
Proteobacterie, Enterobacteriën, plantenziekte, oorzaak voor soft rot
Yersinia pestis
Proteobacterie, Enterobacteriën, zwarte pest
Brucella abortus
Proteobacterie, Enterobacteriën, brucellose en miskramen
Vibrio cholerae
Proteobacterie, Vibrio groep, darmonsteking
Vibrio fisherii
Proteobacterie, Vibrio groep, bioluminescentie
Desulfobacter, Desulfovibrio
Proteobacterie, reductie zwavel tot pyriet
Myxobacterie
Proteobacterie, vormen myxosporen
Campylobacter jejuni
Proteobacterie, voedselvergiftiging (maag + darminfectie)
Helicobacter pylori
Proteobacterie, maagzweren en gastritis
Magnetospirillum magnetotacticum
Proteobacterie, aardmagnetisch veld voelen
schedevormende bacterie
Proteobacterie, schede met geflagelleerde zwermcel
Sphaerotilus natans
Proteobacterie, schedevormende bacterie, cel deelt in schede
Caulobacter
Proteobacterie, steel als hechtorgaan
Staphylococcus aureus
Gram+ bacterie, huid en slijmvlies mens (ziekenhuisbacterie)
Staphylococcus carnosus
Gram+ bacterie, startcultuur salami
Sarcina ventriculi
Gram+ bacterie, maagonsteking