1/1430
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
girar
draaien, ronddraaien
cuaderno
notitieboekje, schrift
presentar
iemand voorstellen, aanbieden, indienen, presenteren, vertonen
mayor
bejaard, ouder
joven
jongeling
viejo
oud, bejaard
compañero
collega, gezel, partner, maat
pareja
koppel, stel, paar, partner
soltera
ongetrouwd, vrijgezel
hijo
kind, zoon, kinderen
quedar
afspreken, worden, een effect ondergaan
regalar
cadeau geven, cadeau doen, weggeven
invitado
gast
auxiliar
helpen, bijspringen; hulp, assistent
dependiente
afhankelijk (adj); bediende (subst)
gente
lieden, mensen, volk
amigo
vriend, kameraad
simpático
sympathiek, aardig
deber
verschuldigd zijn, moeten (ww); taak, opdracht, plicht (subs)
entender
begrijpen, begrip voelen, beseffen, snappen, verstaan
divertirse
zich amuseren, zich ontspannen
tablero
bord, plank, tablet
bolo
kegel
salir
uitgaan, feesten, op stap gaan, naar buiten gaan, verlaten
ir de copas
iets gaan drinken
practicar
oefenen, trainen, beoefenen, uitvoeren
deportivo
sportief, sport-
equipo
equipe, ploeg, team
descanso
rust, pauze
aficionado
amateur, liefhebber, voorstander
carrera
race, wedloop, wedstrijd, studierichting, carrière
ganar
winnen, geld verdienen, verkrijgen
cuartos
kwartfinale
deportista
sportman
entrenador
trainer, coach
portero
doelman
baloncesto
basketbal
balón
bal, ballon, voetbal
billar
biljart
vuelta
ronde, fietswedstrijd, terugreis, bocht, draai, keer, wending
pasearse
flaneren, kuieren, slenteren
paseo
wandeling, tocht, promenade, wandelweg
escalada
beklimming, escalatie, klimsport
escalador
(berg)beklimmer
plano
kaart, plattegrond, stadsplan (subs); effen, gelijk, vlak
documento
document, akte
visado
visum
equipaje
bagage
salida
vertrek, uitgang, afrit, poort
llegada
aankomst
crucero
cruise
anular
afgelasten, annuleren, terugdraaien
retraso
oponthoud, opschorting, vertraging
completo
volzet, volledig, compleet
pasar
tijd doorbrengen, overgaan, verlopen, voorbijgaan, gebeuren
alojamiento
logies, accomodatie, huisvesting
excursión
excursie, uitstapje, trip
turismo
toerisme, personenauto
zoológico
zoo
bañarse
zwemmen, een bad nemen
sombrilla
parasol
piel
schil, huid, vel, vacht, bont, pels, leder
marrón
kastanje; bruin (adj)
manzana
appel, huizenblok
lechuga
kropsla, sla, salade
patata
aardappel
cerdo
varkensvlees, varken, zwijn
ternera
kalf, kalfsvlees
bonito
kleine tonijn (subs); mooi, leuk (adj)
merluza
heek, schelvis
tarta
taart, gebak
pastas
gebakjes
postre
dessert, nagerecht, toetje, nadien
cortado
koffie met een beetje melk, koffie verkeerd
caña
bier, pintje, hengel, riet
nevera
koelkast
hoja
lemmet, blad, papier
cocinar
koken, eten klaarmaken
a la plancha
gebakken, gegrild
cena
avondmaal, avondeten, lunch
cenar
dineren, het avondeten gebruiken
tomar
drinken, consumeren, nemen, kiezen, pakken, vastpakken, doen
frutero
fruitschaal
vaso
beker, drinkglas, glas
plato
bord, gerecht, schotel
hambre
honger
carta
menukaart, brief
piso
flat, vloer, etage, verdieping
chalé
villa, vrijstaande woning, buitenhuis
casa
huis, pand
entrada
ingang, ticket, usb-poort
baño
toilet, badkuip, bad, baden
lavabo
toilet, wastafel, wasbak
salón
salon, zitplaats
cuarto
kamer, vertrek
pasilo
gang, hal, gangpad
librería
boekenkast, boekwinkel, boekhandel
silla
stoel, zadel
cama
bed, slaapplaats
ducha
douchecel, douche, stortbad