H4: sociologie

0.0(0)
studied byStudied by 3 people
GameKnowt Play
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/36

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

37 Terms

1
New cards

Positivisme

de overtuiging dat alleen een positief-wetenschappelijke kennis die naar natuurwetenschappelijk model rationeel denken met feitenonderzoek combineert, ware inzichten oplevert

2
New cards

Antropologisch materialisme (Marx)

de basisgedachte dat de materiële werkelijkheid zowel bron als resultaat van menselijke arbeid is

3
New cards

Klasse (versie Marx)

Valt principe samen met de ene dan wel de andere positie binnen de maatschappelijke tegenstelling tussen de bezitters en de niet-bezitters van de productiemiddelen

4
New cards

Klassentegenstelling (Marx)

tussen de bezitters en niet-bezitters van de productiemiddelen

5
New cards

Productiewijze (Marx)

de concrete manier waarop economische waarde of rijkdom wordt gecreëerde

6
New cards

Meerwaarde (Marx)

het verschil tussen de hoogte van het gemiddeld loon dat een arbeider ontvangt en de economische waarde die hij in de vergoede arbeidstijd creëert

7
New cards

Klassenstrijd (Marx)

de directe confrontatie van de bezittende en de niet-bezittende klasse op basis van hun tegengestelde belangen

8
New cards

Modern kapitalisme (versie Marx)

het productief maken van geld door koopwaren te fabriceren en die vervolgens op de markt tegen geld te ruilen

9
New cards

Commodificatie (Marx)

de vervanging van autonoom gemaakte dingen of zelf uitgeoefeende activiteiten door koopwaren= vermarketing

10
New cards

Klassenpolarisatie (Marx)

Verdwijning van alle nog niet tot de bezittende of niet-bezittende klasse toebehorende lagen

11
New cards

Schema van basis en bovenbouw (of infra-en superstructuur) (Marx)

de klassenverhouding is de basis voor alle andere maatschappelijke sferen (zoals politiek, recht of onderwijs) en determineert deze bovenbouw ook

12
New cards

Sociale orde (versie Marx)

synoniem voor zowel klassenorde als klassenconflict

13
New cards

Sociale feiten (durkheim)

het eigenlijke studieobject van de sociologie (beschouewn aks dingen)

14
New cards

Sociologisme (durkheim)

de neiging om alle persoonlijke handelen (weg) te verklaren vanuit het sociale

15
New cards

Sociocentrisme (Durkheim)

het dubbele axioma (een niet bewezen, maar als grondslag aanvaarde bewering) dat de sociologie, gegeven de ingeburgerde tweedeling tussen individu en maatschappij, het sociale als een zelfstandige realiteit beschouwt en van daaruit richting individu beinvloed

16
New cards

Sociale solidariteit (Durkheim)

wij-gevoelgens of gevoelens van onderlinge verbondenheid en samenhorigheid en over sociale cohesie of sociale samenhang

17
New cards

Sociale integratie (Durkheim)

het één maken of integreren tot een hogere sociale eenheid van afzonderlijke eenheden

18
New cards

Sociale orde (versie Durkheim)

het bestaan van sociale solidariteit, cohesie of integratie

19
New cards

Collectief of gemeenschappelijk bewustzijn (Durkheim)

het geheel van overtuigingen en gevoelens dat gedeeld wordt door de gemiddelde leden van dezelfde samenleving of eenzelfde sociaal verband

20
New cards

Mechanische solidariteit (Durkheim)

een sociale cohesie of integratie die quasi automatisch voortvloeit uit de overeenkomst in opvatting en levenscondities

21
New cards

Organische solidariteit (Durkheim)

wederzijdse afhankelijkheden door een hoge graad van taak differentiatie

22
New cards

Zin- of betekenisvol (Weber)

werken als beweegredenen of oorzaken

23
New cards

Actuele begrijpen (Weber)

van de algemene of ingeburgerde betekenis van een feitelijk geobserveerde handeling

24
New cards

Verklarend begrijpen (Weber)

het formuleren van ‘te begrijpen zinsamenhang’, van beweegredenen of intenties die het geobserveerde handelen verklaren

25
New cards

Methodologisch individualisme (Weber)

bij het bestuderen van het sociale moeten verklaringen op het niveau van individuele, betekenis gelade handelingen worden gevonden

26
New cards

Nominalisme (Weber)

de woorden voor sociale verbanden als ‘staat’ of voor de sociale netwerken als ‘politiek’ zijn niet meer conventioneel gebruikte namen waaraan geen aparte werkelijkheid beantwoordt

27
New cards

Actorcentrisme

het liberale verlichtingsidee dat mensen over zelfbewustzijn en vrije wil beschikken en daarom in de regel vanuit zelfgekozen beweegredenen of intenties handelen  

28
New cards

Zin- of betekenisadequaat

de dimensie van begrijpen

29
New cards

Causaal adequaat

dimesie van verklaren

30
New cards

Ideaaltype

het selectief postuleren van een eenduidige betekenisgeving (beweegreden, intentie, motivering) en haar uitvergroting tot het basismotief van een handeling  

31
New cards

Interactie

een logica van handeling en tegen-handeling, actie en reactie 

32
New cards

Doelrationeel handelen

de weloverwogen of berekende omgang met middelen in functie van een geïntegreerd doel 

33
New cards

Waarderationeel handelen

het consequent nastreven van een ‘hoger’ doel onder veronachtzaming van bekende nevengevolgen  

34
New cards

Affectief handelen

onder invloed van momentane impulsen en gemoedstoestanden  

35
New cards

Traditioneel handelen

 ageren uit gewoonte of conform zekere sociale gebruiken

36
New cards

Sociale orde, versie Weber

de wederzijdse oriëntatie van actoren op de veronderstelde zingeving of motivatie in het handelen van de ander(en): die wordt verwacht, en de verwachte beweegredenen richten mede het eigen sociale handelen en samenhandelen

37
New cards

Modern kapitalisme, versie Weber

productiefactoren met het oog op een via herinvesteringen voortdurend vernieuwde winst