h5

étudier le marché

de markt onderzoeken, bestuderen

2. une étude de marché

marktonderzoek, marktstudie

3. une étude quantitative / qualitative

een kwantitatief / kwalitatief onderzoek

4. une étude du marché wallon

een studie van de Waalse markt

5. analyser le marché

de markt analyseren, onderzoeken

6. une analyse de marché

marktanalyse, marktonderzoek

7. enquêter sur

onderzoeken

8. enquêter sur les habitudes de consommation

de consumptiegewoonten on- derzoeken

9. une enquête

enquête, onderzoek

10. une enquête quantitative/ qualitative

een kwantitatieve / kwalitatieve enquête

12. un enquêteur / une enquêtrice

enquêteur

13. sonder (qqch.)

iets onderzoeken, naar iets peilen

14. sonder l'opinion de qqn.

naar iemands mening peilen

15. un sondage (d'opinion)

(opinie)onderzoek, (opinie)peiling

16. effectuer un sondage auprès des consommateurs

een onderzoek/ peiling uitvoeren bij de consumenten

17. un institut de sondage

bureau voor opinieonderzoek

18. un sondeur, une sondeuse

een opiniepeiler

19. un sondé, une sondée

ondervraagde

20. faire une enquête, une sondée

een steekproef nemen

21. un questionnaire

vragenlijst

22. établir/ rédiger un questionnaire

een vragenlijst opstellen

23. un panel (de consommateurs)

(consumenten)panel

24. constituer/ composer un panel

een panel samenstellen

25. une interview en profondeur

diepte-interview

26. un test (en) aveugle

blinde test, blind test

27. échantillonner

een steekproef nemen

28. échantillonner la population d'une ville

een steekproef nemen van de bevolk- ing van een stad

29. un échantillon (représentatif)

(representatieve) steekproef

30. collecter (des informations/ des données/ des fonds)

(informatie/ gegevens/ fondsen) verzamelen

31. une collecte (d'informations/ de données/ de fonds)

het verzamelen (van informatie/ gegevens/ fondsen)

32. traiter (des données)

(gegevens) verwerken

33. un traitement (de données)

verwerking (van gegevens)

34. tendre à

neigen naar, de tendens vertonen om

1 / 11

Module 5 Le marketing

Online studeren bij https

//quizlet.com/_ewfbbu

35. une tendance

tendens, trend

36. découvrir des tendances

tendensen ontdekken

37. la statistique

statistiek

38. Institut (m) National de la Statistique (INS) (Belg.)

Nationaal Instituut voor statistiek (NIS) (Belg.)

39. des statistiques (f pl)

statistieken

40. statistique

statistisch

41. s'appuyer/ se baser sur des (données) statistiques

steunen/ zich baseren op statistische gegevens

42. consommer

consumeren, verbruiken

43. un consommateur/une consommatrice (potentiel(le))

(mogelijke, poten- tiële) consument, vebruiker

44. la consommation

consumptie, vebruik

45. des habitudes (f) de consommation

consumptiegewoonten

46. consommable

consumeerbaar

47. un client, une cliente

klant

48. une clientèle

clientèle, klantenkring, klanten

49. un public

publiek, de mensen, de bevolking

50. le grand public

het grote publiek, de grote massa

51. public, publique

publiek

52. une cible

doelgroep

53. un public cible

doelgroep, doelpubliek

54. un groupe-cible (des groupes-cibles)

doelgroep

55. une clientèle-cible

doelgroep

56. viser une cible/ le client-cible

op een bepaalde doelgroep mikken, een bepaalde doelgroep voor ogen hebben

57. déterminer la cible/ le groupe-cible

de doelgroep bepalen

58. atteindre/ toucher une cible

een doelgroep bereiken

59. cibler (qqch.) sur (qqn.)

iets op een doelgroep richten

60. une tranche d'âge

leeftijdscategorie

61. la tranche d'âge des 15-25 ans

de leeftijdscategorie van de 15- tot 25-jarigen 62. une classe (sociale)

63. la classe aisée

de welgestelde klasse

64. la classe moyenne, les classes moyennes

de middenklasse

65. la classe ouvrière

de arbeidersklasse

66. une catégorie socio-professionnelle

(les ouvriers, les cadres, les "sans prfession")

sociaal-economische categorie (arbeiders, kaderleden, "mensen zonder beroep")

67. un niveau de vie

levensstandaard

2 / 11

Module 5 Le marketing

Online studeren bij https

//quizlet.com/_ewfbbu

68. un mode de vie

levenswijze

69. un comportement d'achat

koopgedrag

70. une motivation (d'achat)

(koop) motief

71. le pouvoir d'achat

koopkracht

72. un marché

markt, afzetmarkt

73. un marché saturé

verzadigde markt

74. un marché porteur

winstgevende markt

75. un marché potentiel

mogelijke, potentiële markt

76. le marché national

nationale, binnenlandse markt

77. le marché international

internationale markt

78. le marché de consommation de masse

markt voor massaconsumptie

79. attaquer un nouveau marché

zich op een nieuwe markt storten

80. prendre pied sur un marché

zich vestigen op een markt, vaste voet aan de grond krijgen op een markt

81. conquérir un marché

een markt veroveren

82. dominer un marché

de markt beheersen

83. être leader de marché

marktleider zijn

84. conforter/ renfoncer sa position sur le marché

zijn positie op de markt verstevigen

85. détenir une part de marché (de 10%)

een marktaandeel (van 10%) in handen hebben

86. détenr une part du marché (wallon)

een deel van de Waalse markt in handen hebben

87. une parte de marché

marktaandeel

88. introduire/ lancer un nouveau produit sur le marché

een nieuw product op de markt brengen/ lanceren

89. l'introduction (f)/ le lancement d'un nouveau produit sur le marché

het lanceren van een nieuw product op de markt

90. retirer un produit du marché

een product terugtrekken van de markt

91. le retrait d'un produit du marché

het terugtrekken van een product van de markt

92. commercialiser un produit

het afzetten van een product

93. la commercialisation d'un produit

de afzet van een product

94. faire concurrence à (qqn.)

Met iemand concurreren, iemand beconcurreren 95. Cette nouvelle entreprise leur fait concurrence dangereusement.