BIO - H1 [T]

studied byStudied by 0 people
0.0(0)
Get a hint
Hint

Wat is stofwisseling in een organisme?

1 / 53

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Biology

54 Terms

1

Wat is stofwisseling in een organisme?

Alle chemische reacties in een organisme.

New cards
2

Wat betekent ‘biotisch’?

Dingen die leven kunnen hebben.

New cards
3

Wat betekent ‘abiotisch’?

Dingen die geen leven kunnen hebben.

New cards
4

Wat is een molecuul?

Het kleinste biologische eenheid.

New cards
5

Wat zijn organismen?

Levende wezens zoals planten, dieren, schimmels en bacteriën.

New cards
6

Wat zijn levensverschijnselen?

Kenmerken van leven zoals voorplanting, groei, ontwikkeling en stofwisseling.

New cards
7

Noem een voorbeeld van stofwisseling.

Fotosynthese, verbranding, voeding.

New cards
8

Wat gebeurt er als een organisme geen kernmerken van leven heeft?

Het is een dode organisme.

New cards
9

Wat beschrijft een levensloop?

Het hele leven van één organisme.

New cards
10

Geef een voorbeeld van een levensloop.

Geboren → groeit → verandert → krijgt kind → sterft.

New cards
11

Waar verwijst de term levenscyclus naar?

De voortgang van een soort organisme.

New cards
12

Wat omvat een groep weefsels?

Verschillende weefsels vormen een orgaan.

New cards
13

Wat is een orgaan?

Een deel van een organisme met een specifieke bouw en functie.

New cards
14

Wat is een orgaanstelsel?

Een groep van organen met een bepaalde functie.

New cards
15

Wat is een populatie?

Een groep van dezelfde organisme soort.

New cards
16

Definieer levensgemeenschap.

Alle verschillende populatie die leven in een bepaald gebied.

New cards
17

Wat is een ecosysteem?

Een begrensd gebied waar een levensgemeenschap en de niet-levende natuur deel van uitmaken.

New cards
18

Noem een voorbeeld van niet-levende natuur.

Temperatuur, zonlicht.

New cards
19

Wat zijn organisatieniveaus?

De volgorde van grootheid in biologie.

New cards
20

Noem de organisatieniveaus in volgorde.

Molecuul → organel → cel → weefsel → orgaan → orgaanstelsel → organisme → populatie → levensgemeenschap → ecosysteem → systeem aarde.

New cards
21

Wat zijn ‘eenvoudige organismen’?

Organismen die uit slechts één cel bestaan, zoals bacteriën.

New cards
22

Wat zijn eukaryoten?

Organismen met een celkern.

New cards
23

Wat zijn prokaryoten?

Organismen zonder celkern, maar met plasmiden.

New cards
24

Wat zijn voorbeelden van weefsels?

Dekweefsel, zenuwweefsel, spierweefsel.

New cards
25

Wat doet dekweefsel?

Het beschermt lichaamsoppervlakken.

New cards
26

Wat is de functie van zenuwweefsels?

Het geeft informatie door met zenuwcellen.

New cards
27

Wat is de rol van spierweefsels?

Het laat organismen bewegen.

New cards
28

Wat zijn tussenstoffen?

Stoffen die tussen de cellen in een weefsel zitten.

New cards
29

Wat is de functie van een celmembraan?

Het houdt het cytoplasma binnen en regelt in- en uitgaande stoffen.

New cards
30

Wat bevat het cytoplasma?

Vloeistoffen en stoffen die nodig zijn voor celprocessen.

New cards
31

Wat is de functie van de celkern?

Het bevat de data van de cel (DNA).

New cards
32

Wat maken bladgroenkorrels aan?

Glucose en zuurstof via fotosynthese.

New cards
33

Wat is het proces van fotosynthese?

H2O + CO2 + licht → O2 + C6H12O6.

New cards
34

Wat vormt het endoplasmatisch reticulum?

Een netwerk van dubbele membranen voor transport binnen de cel.

New cards
35

Wat is het verschil tussen RER en GER?

RER bevat ribosomen op de membraan, GER niet.

New cards
36

Wat doen ribosomen?

Ze produceren eiwitten.

New cards
37

Wat is de rol van het golgisysteem?

Het bewerkt onvoltooide eiwitten en zendt ze uit de cel.

New cards
38

Wat zijn lysosomen?

Enzymen die afvalstoffen afbreken.

New cards
39

Wat is exocytose?

Transport van de cel naar buiten.

New cards
40

Wat is endocytose?

Transport van buiten naar de cel.

New cards
41

Wat doet het mitochondrium?

Het verbrandt glucose om ATP te produceren.

New cards
42

Wat is ATP?

Energie die in een andere vorm is opgeslagen.

New cards
43

Wat zijn aquaporines?

Speciale eiwitten voor snel transport van water.

New cards
44

Wat is diffusie?

De verplaatsing van een stof van hoge naar lage concentratie.

New cards
45

Wat is osmose?

De verplaatsing van water van lage naar hoge concentratie.

New cards
46

Wat is een semipermeabel membraan?

Een membraan die alleen sommige stoffen laat door.

New cards
47

Wat is turgor?

De druk van vloeistof in de cel tegen de celwand.

New cards
48

Wat is plasmolyse?

Het loslaten van het celmembraan van de celwand.

New cards
49

Wat is passief transport?

Transport zonder energie.

New cards
50

Wat is actief transport?

Transport dat energie vereist.

New cards
51

Wat zijn de fasen van een natuurwetenschappelijk onderzoek?

Waarnemingen → onderzoeksvraag → hypothesevorming → experimentele fase → resultaten → conclusie.

New cards
52

Wat is literatuuronderzoek?

Een methode om bestaande kennis over een onderwerp te verzamelen.

New cards
53

Wat is hypothesetoetsend onderzoek?

Een methode om een mogelijke verklaring voor een waarneming te testen.

New cards
54

Wat is een controle groep?

De groep in een experiment die geen behandeling krijgt.

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 11 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 21 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 7 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 11 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 126 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 14 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 24 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 20585 people
... ago
4.7(89)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (80)
studied byStudied by 17 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (26)
studied byStudied by 34 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (26)
studied byStudied by 5 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (428)
studied byStudied by 59 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (117)
studied byStudied by 164 people
... ago
5.0(4)
flashcards Flashcard (53)
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (67)
studied byStudied by 19 people
... ago
4.3(3)
flashcards Flashcard (48)
studied byStudied by 53 people
... ago
5.0(2)
robot