Vocabulaire 5: Le Marketing L’étude de marché L’étude de marché proprement dite Frans Nederlands étudier le marché de markt onderzoeken, bestuderen une étude de marché marktonderzoek, marktstudie une étude quantitative / qualitative een kwantitatief / kwalitatief onderzoek une étude du marché wallon een studie van de Waalse markt analyser le marché de markt analyseren, onderzoeken une analyse de marché marktanalyse, marktonderzoek enquêter sur onderzoeken enquêter sur les habitudes de consommation de consumptiegewoonten onderzoeken une enquête enquête, onderzoek une enquête quantitative/ qualitative een kwantitatieve / kwalitatieve enquête effectuer/ mener une enquête een enquête afnemen un enquêteur / une enquêtrice enquêteur sonder (qqch.) iets onderzoeken, naar iets peilen sonder l’opinion de qqn. naar iemands mening peilen un sondage (d’opinion) (opinie)onderzoek, (opinie)peiling effectuer un sondage auprès des consommateurs een onderzoek/ peiling uitvoeren bij de consumenten un institut de sondage bureau voor opinieonderzoek un sondeur, une sondeuse een opiniepeiler un sondé, une sondée ondervraagde faire une enquête, une sondée een steekproef nemen un questionnaire vragenlijst établir/ rédiger un questionnaire een vragenlijst opstellen un panel (de consommateurs) (consumenten)panel constituer/ composer un panel een panel samenstellen une interview en profondeur diepte-interview un test (en) aveugle blinde test, blind test échantillonner een steekproef nemen échantillonner la population d’une ville een steekproef nemen van de bevolking van een stad un échantillon (représentatif) (representatieve) steekproef collecter (des informations/ des données/ des fonds) (informatie/ gegevens/ fondsen) verzamelen une collecte (d’informations/ de données/ de fonds) het verzamelen (van informatie/ gegevens/ fondsen) traiter (des données) (gegevens) verwerken un traitement (de données) verwerking (van gegevens) tendre à neigen naar, de tendens vertonen om une tendance tendens, trend découvrir des tendances tendensen ontdekken la statistique statistiek Institut (m) National de la Statistique (INS) (Belg.) Nationaal Instituut voor statistiek (NIS) (Belg.) des statistiques (f pl) statistieken statistique statistisch s’appuyer/ se baser sur des (données) statistiques steunen/ zich baseren op statistische gegevens Décrire le consommateur potentiel Frans Nederlands consommer consumeren, verbruiken un consommateur/une consommatrice (potentiel(le)) (mogelijke, potentiële) consument, vebruiker la consommation consumptie, vebruik des habitudes (f) de consommation consumptiegewoonten consommable consumeerbaar un client, une cliente klant une clientèle clientèle, klantenkring, klanten un public publiek, de mensen, de bevolking le grand public het grote publiek, de grote massa public, publique publiek une cible doelgroep un public cible doelgroep, doelpubliek un groupe-cible (des groupes-cibles) doelgroep une clientèle-cible doelgroep viser une cible/ le client-cible op een bepaalde doelgroep mikken, een bepaalde doelgroep voor ogen hebben déterminer la cible/ le groupe-cible de doelgroep bepalen atteindre/ toucher une cible een doelgroep bereiken cibler (qqch.) sur (qqn.) iets op een doelgroep richten une tranche d’âge leeftijdscategorie la tranche d’âge des 15-25 ans de leeftijdscategorie van de 15- tot 25-jarigen une classe (sociale) (sociale) klasse la classe aisée de welgestelde klasse la classe moyenne, les classes moyennes de middenklasse la classe ouvrière de arbeidersklasse une catégorie socio-professionnelle (les ouvriers, les cadres, les “sans prfession”) sociaal-economische categorie (arbeiders, kaderleden, “mensen zonder beroep”) un niveau de vie levensstandaard un mode de vie levenswijze un comportement d’achat koopgedrag une motivation (d’achat) (koop) motief le pouvoir d’achat koopkracht Décrire le marché potentiel Frans Nederlands un marché markt, afzetmarkt un marché saturé verzadigde markt un marché porteur winstgevende markt un marché potentiel mogelijke, potentiële markt le marché national nationale, binnenlandse markt le marché international internationale markt le marché de consommation de masse markt voor massaconsumptie attaquer un nouveau marché zich op een nieuwe markt storten prendre pied sur un marché zich vestigen op een markt, vaste voet aan de grond krijgen op een markt conquérir un marché een markt veroveren dominer un marché de markt beheersen être leader de marché marktleider zijn conforter/ renfoncer sa position sur le marché zijn positie op de markt verstevigen détenir une part de marché (de 10%) een marktaandeel (van 10%) in handen hebben détenir une part du marché (wallon) een deel van de Waalse markt in handen hebben une parte de marché marktaandeel introduire/ lancer un nouveau produit sur le marché een nieuw product op de markt brengen/ lanceren l’introduction (f)/ le lancement d’un nouveau produit sur le marché het lanceren van een nieuw product op de markt retirer un produit du marché een product terugtrekken van de markt le retrait d’un produit du marché het terugtrekken van een product van de markt commercialiser un produit het afzetten van een product la commercialisation d’un produit de afzet van een product faire concurrence à (qqn.) Met iemand concurreren, iemand beconcurreren être en concurrence avec (qqn.) met iemand concurreren, iemand beconcurreren concurrencer concurreren la concurrence concurrentie un concurrent, une concurrente (qui se font concurrence) concurrent des entreprises concurrentes concurrerende bedrijven concurrentiel, concurrentielle (où la concurrence s’exerce, compétitif) concurrerend un marché concurrentiel open markt des prix concurrentiels/ compétitifs concurrentiële prijzen un créneau (des créneaux) gat in de markt, afzetmogelijkheid un débouché afzetmarkt, afzetmogelijkheid une niche een nichemarkt un segment (de marché) (markt)segment un segment du marché wallon een segment van de Waalse markt La stratégie marketing La politique marketing de l’entreprise Frans Nederlands le marketing marketing une politique marketing marketingbeleid une stratégie marketing marketingstrategie un objectif doelstelling, doel, oogmerk définir/ délimiter les objectifs de doelstelling definiëren, afbakenen atteindre un objectif een doelstelling bereiken/ behalen augmenter les ventes (f pl) de x% de verkoop met x% doen toenemen, stijgen une augmentation des ventes een toename van de verkoop les ventes augmentent (ont augmenté) de verkoop stijgt, neemt toe (is gestegen, toegenomen) les ventes sont en augmentation de verkoop stijgt, neemt toe fidéliser (les consommateurs) (de consumenten) aan zich / een product binden la fidélisation (des consommateurs) (klanten)binding être fidèle à trouw zijn aan viser (qqn./qqch.) Mikken, iemand/iets op het oog hebben, nastreven, beogen viser à (+inf.) streven naar, trachten te bereiken La conception d’un produit Frans Nederlands concevoir (un produit) (een product) ontwerpen, uitdenken, bedenken la conception (d’un produit) het ontwerpen, uitdenken, bedenken (van een product) un concept begrip, notie, concept un concepteur, une conceptrice ontwerper, ontwerpster une nouveauté nieuw product un produit phare (des produits phares) toonaangevend product emballer verpakken, inpakken un emballage verpakkings(materiaal), het inpakken, het verpakken conditionner (aantrekkelijk) verpakken (van artikelen voor verzending en verkoop) un conditionnement verpakking, het (aantrekkelijk) verpakken (van artikelen) une étiquette etiket modifier wijzigen une modification wijziging apporter des modifications à wijzigingen aanbrengen aan acceuillir un produit een product ontvangen l’accueil (m) d’un produit ontvangst van een product rejeter un produit een product verwerpen le rejet d’un produit verwerping van een product une marque merk une image de marque imago, merkbeeld la notoriété bekendheid augmenter/ renfoncer la notoriété d’une marque de bekendheid van een merk verhogen/ versterken le prestige prestige, reputatie Le street marketing et le marketing d’influence Frans Nederlands le street marketing/ le markering de rue/ guerilla marketing streetmarketing le marketing d’influence influencermarketing un influenceur, une influenceuse influencer une influence invloed des followers/ des suiveurs volgers suivre volgen avoir un compte sur (Instagram) een (Instagram) account hebben suivre un compte een account volgen un blogueur, une blogueuse blogger un instagrammeur, une instagrammeuse instagrammer se faie remarquer zich laten opmerken un magasin éphémère pop-up store urbain, urbaine stedelijk la visibilité zichtbaarheid visible zichtbaar le flash mob flash mob La campagne publicitaire La publicité en général Frans Nederlands la publicité, la pub (fam.) reclame, publiciteit la publicité comparative vergelijkende reclame la publicité mensongère misleidende reclame un coup de publicité reclamestunt une agence de publicité reclamebureau un publicitaire, une publicitaire reclameman, -vrouw; reclameadviseur, - adviseuse publicitaire reclame-, publiciteits- une campagne publicitaire reclamecampagne un budget publicitaire reclamebudget un thème publicitaire centraal thema, kern van de reclameboodschap un message publicitaire reclameboodschap un spot publicitaire reclamespot, commercial un support publicitaire reclamemedium communiquer communiceren, meedelen la communication de communicatie communicatif, communicative communicatief vanter aanprijzen se vanter de pochen, bluffen over promouvoir bevorderen, promoten une promotion een promotie promotionnel, promotionnelle verkoopbevorderend, promotie- les médias (m pl) media les médias de masse massamedia les médias de proximité lokale media les médias sociaux sociale media un slogan (publicitaire) (reclame)slogan accrocheur, accrocheuse pakkend, indringend diffuser (un message) (een boodschap) verspreiden la diffusion (d’un message) verspreiding, uitzending (van een boodschap) Les métiers de la publicité Frans Nederlands un gestionnaire de clients, unr gestionnaire de clients (un account manager) account manager un directeur artistique, une directrice artistique (un art director) art director un graphiste, une graphiste ontwerper, grafisch vormgever un concepteur-rédacteur, une conceptrice-rédactrice (un copywriter) copywriter La publicité écrite Frans Nederlands la presse de pers la presse quotidienne dagbladpers, dagbladen la presse professionnelle vakpers la presse locale de lokale pers la presse nationale/internationale nationale/internationale pers un journal gratuit huis-aan-huisblad, advertentieblad annoncer aankondigen une annonce (publicitaire) aankondiging, advertentie un annonceur, une annonceuse adverteerder insérer/ passer une annonce dans le journal een advertentie in de krant plaatsen l’insertion (f) d’une annonce dans le journal opname, plaatsing van een advertentie in de krant afficher aankondiging op affiches, aanplakken afficher les prix à l’entrée d’un restaurant de prijzen aan de ingang van een restaurant uithangen l’affichage (m) het aanplakken, het bekendmaken via aanplakbiljetten un panneau d’affichage aanplakbord une affiche (publicitaire) aanplakbiljet, affiche une lettre de vente reclamebrief, verkoopbrief une bannière (un banner) banner une brochure een brochure un dépliant (commercial) (reclame)folder une catalogue catalogus La publicité orale Frans Nederlands un spot (publicitaire) (reclame)spot, commercial un jingle jingle, herkenningsmelodie un écran (m) publicitaire reclameblok, reclamezendtijd passer (à la radio/ à la télévision) (op radio / televisie) worden uitgezonden l’heure (f) de passage (m) tijdstip van uitzending l’heure (f) de grande écoute zendtijd met de grootste kijk- of luisterdichtheid, primetime diffuser un spot aux heures de grande écoute een spot in primetime uitzenden D’autres types de publicité Frans Nederlands le bouche à oreille mond-tot-mondreclame un homme-sandwich (des hommes-sandwichs) sandwichman un salon salon, (vak)beurs une foire (commerciale) (jaar)beurs, (jaar)markt exposer tentoonstellen une exposition beurs, tentoonstelling un exposant, une exposante exposant un stand stand organiser organiseren une organisation organisatie un organisateur, une organisatrice organisator organisateur, organisatrice organiserend participer à deelnemen aan la participation deelname visiter (qqch.) iets bezoeken une visite een bezoek rendre visite à (qqn.) iemand bezoeken démontrer demonstreren, aantonen, bewijzen démontrer une théorie een theorie aantonen, bewijzen une démonstration demonstratie faire une démonstration een demonstratie geven la publicité sur le lieu de vente (PLV) reclame op het verkooppunt un bon de réduction (des bons de réduction) reductiebon un coupon waardebon, coupon une offre spéciale speciale aanbieding sponsoriser (anglicisme, komt van Engels) sponsoren un sponsor sponsor le sponsoring sponsoring parrainer sponsoren un parrain(eur) sponsor le parrainage sponsoring restreint, restreinte beperkt, gelimiteerd un public restreint een beperkt publiek incontournable onmisbaar Les effets d’une campagne publicitaire Frans Nederlands évaluer evalueren, beoordelen une évaluation evaluatie un impact impact, effect, betekenis réussir slagen une réussite een succes échouer mislukken un échec mislukking plaire à bevallen, aanstaan, in de smaak vallen bij Cela ne lui plaît pas du tout. Dat bevalt hem helemaal niet connaître un vif succès auprès de een groot succes kennen bij se vendre comme des petits pains als warme/ zoete broodjes over de toonbank gaan Décrire un produit L’aspect physique Frans Nederlands le volume volume, omvang la taille grootte, maat, formaat la taille d’une entreprise de omvang van een bedrijf le format formaat la dimension afmeting, maat, dimensie le diamètre middellijn, diameter la superficie oppervlakte la hauteur de hoogte avoir une hauteur de x mètres x meter hoog zijn faire x mètres de haut x meter hoog zijn être haut de x mètres x meter hoog zijn la longueur lengte avoir une longueur de x mètres x meter lang zijn faire x mètres de long X meter lang zijn être long de x mètres X meter lang zijn la largeur breedte avoir une largeur de x mètres x meter breed zijn faire x mètres de large x meter breed zijn être large de x mètres x meter breed zijn la profondeur diepte avoir une profondeur de x mètres x meter breed zijn faire x mètres de profondeur X meter diep zijn être profond de x mètres X meter diep zijn l’épaisseur (f) dikte avoir une épaisseur de x mètres x meter dik zijn faire x mètres d’épaisseur X meter dik zijn être épais de x mètres X meter dik zijn être en bois/métal/plastique/soie/satin/… Gemaakt zijn van hout/metaal/plastiek/zijde/satijn (être) de couleur bleue/ verte/ rouge/ blanche/… blauw / groen / rood / wit (zijn) carré, carrée vierkant rectangulaire rechthoekig rond, ronde rond plat, plate plat creux, creuse hol,diep une assiette creuse diep bord (soep) les heures creuses daluren (waarin er weinig verkeer is) pointu, pointue spits,puntig solide stevig,sterk spacieux, spacieuse ruim brillant, brillante blinkend, schitterend (être) de bonne qualité/ de mauvaise qualité van goede/slechte kwaliteit (zijn) (être) de qualité exceptionnelle van uitzonderlijke kwaliteit (zijn) (être) de qualité médiocre/ lamentable van middelmatige / lamentabele kwaliteit (zijn) Les caractéristiques (plutôt) positives Frans Nederlands authentique authentiek traditionel, traditionelle traditioneel artisanal, artisanale ambachtelijk du pain artisanal artisanaal brood naturel, naturelle natuurlijk des ingrédients naturels natuurlijke ingrediënten essentiel, essentielle essentieel (noodzakelijk) indispensable onontbeerlijk, onmisbaar original, originale origineel commode gemakkelijk, gerieflijk confortable comfortabel efficace efficiënt performant, performante performant, goed presterend géant, géante reusachtig, reuzen- gigantesque reusachtig, gigantisch équilibré, équilibrée evenwichtig, uitgebalanceerd savoureux, savoureuse smakelijk, lekker fiable betrouwbaar chic (invariable) chic, elegant, deftig des robes chic elegante jurken haut de gamme (invariable) (van) de hogere prijsklasse des produits haut de gamme producten uit een hogere prijsklasse bas de gamme (van) de lagere prijsklasse des robes bas de gamme jurken uit een lagere prijsklasse innovateur, innovatrice vernieuwend branché, branchée hip séduisant, séduisante verleidelijk une petite merveille een klein wonder exceptionnel, exceptionnelle uitzonderlijk spectaculaire spectaculaire sensationnel, sensationnelle sensationeel superbe super Les caractéristiques (plutôt) négatives Frans Nederlands standard (invariable) standaard banal, banale banaal, alledaags quotidien, quotidienne dagelijks, alledaags secondaire ondergeschikt, bijkomstig accessoire bijkomstig superflu, superflue overbodig démodé, démodée uit de mode, ouderwets lamentable slecht, erbarmelijk laid, laide lelijk moche (langage familier) lelijk affreux, affreuse afschuwelijk, afstotelijk Mettre en relief les caractéristiques d’un produit (adverbe+adjectif) Frans Nederlands Extrêmement (confortable…) Buitengewoon, uiterst (comfortabel) particulièrement (utile…) bijzonder (nuttig,...) réellement (unique…) werkelijk (uniek,…) vraiment (intéressant…) Werkelijk, echt (interessant,…) radicalement (révolutionnaire…) Totaal, heel (revolutionair,…) Décrire la composition et la fonction d’un produit Frans Nederlands comporter bevatten se composer de/ être composé(e) de bestaan uit, samengesteld zijn uit être constitué(e) de samengesteld zijn uit disposer de beschikken over être pourvu(e) de voorzien zijn van être équipé(e) de uitgerust zijn met être muni(e) de gewapend zijn met, uitgerust zijn met être conçu(e) pour ontworpen zijn voor / om assurer verzekeren Ce berceau assure la sécurité de votre bébé. Deze wieg verzekert de veiligheid van uw baby servir à (+inf.) dienen voor, tot servir de (qqch.) dienen als, fungeren als être destiné(e) à bestemd zijn voor convenir à geschikt zijn voor permettre de mogelijk maken, in staat stellen rendre possible mogelijk maken La technique encore plus avancée rend possible l’enregistrement de fragments sonores sans perte de qualité. De nog meer geavanceerde techniek maakt het mogelijk om geluidsfragmenten op te nemen zonder verlies van kwaliteit faciliter vergemakkelijken

0.0(0)
studied byStudied by 2 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/405

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

406 Terms

1
New cards
1. étudier le marché
de markt onderzoeken, bestuderen
2
New cards
2. une étude de marché
marktonderzoek, marktstudie
3
New cards
3. une étude quantitative / qualitative
een kwantitatief / kwalitatief onderzoek
4
New cards
4. une étude du marché wallon
een studie van de Waalse markt
5
New cards
5. analyser le marché
de markt analyseren, onderzoeken
6
New cards
6. une analyse de marché
marktanalyse, marktonderzoek
7
New cards
7. enquêter sur
onderzoeken
8
New cards
8. enquêter sur les habitudes de consommation
de consumptiegewoonten on- derzoeken
9
New cards
9. une enquête
enquête, onderzoek
10
New cards
10. une enquête quantitative/ qualitative
een kwantitatieve / kwalitatieve enquête 11. effectuer/ mener une enquête
11
New cards
12. un enquêteur / une enquêtrice
enquêteur
12
New cards
13. sonder (qqch.)
iets onderzoeken, naar iets peilen
13
New cards
14. sonder l'opinion de qqn.
naar iemands mening peilen
14
New cards
15. un sondage (d'opinion)
(opinie)onderzoek, (opinie)peiling
15
New cards
16. effectuer un sondage auprès des consommateurs
een onderzoek/ peiling uitvoeren bij de consumenten
16
New cards
17. un institut de sondage
bureau voor opinieonderzoek
17
New cards
18. un sondeur, une sondeuse
een opiniepeiler
18
New cards
19. un sondé, une sondée
ondervraagde
19
New cards
20. faire une enquête, une sondée
een steekproef nemen
20
New cards
21. un questionnaire
vragenlijst
21
New cards
22. établir/ rédiger un questionnaire
een vragenlijst opstellen
22
New cards
23. un panel (de consommateurs)
(consumenten)panel
23
New cards
24. constituer/ composer un panel
een panel samenstellen
24
New cards
25. une interview en profondeur
diepte-interview
25
New cards
26. un test (en) aveugle
blinde test, blind test
26
New cards
27. échantillonner
een steekproef nemen
27
New cards
28. échantillonner la population d'une ville
een steekproef nemen van de bevolk- ing van een stad
28
New cards
29. un échantillon (représentatif)
(representatieve) steekproef
29
New cards
30. collecter (des informations/ des données/ des fonds)
(informatie/ gegevens/ fondsen) verzamelen
30
New cards
31. une collecte (d'informations/ de données/ de fonds)
het verzamelen (van informatie/ gegevens/ fondsen)
31
New cards
32. traiter (des données)
(gegevens) verwerken
32
New cards
33. un traitement (de données)
verwerking (van gegevens)
33
New cards
34. tendre à
neigen naar, de tendens vertonen om
34
New cards
1 / 11
35
New cards
Module 5 Le marketing
36
New cards
Online studeren bij https
//quizlet.com/_ewfbbu
37
New cards
35. une tendance
tendens, trend
38
New cards
36. découvrir des tendances
tendensen ontdekken
39
New cards
37. la statistique
statistiek
40
New cards
38. Institut (m) National de la Statistique (INS) (Belg.)
Nationaal Instituut voor statistiek (NIS) (Belg.)
41
New cards
39. des statistiques (f pl)
statistieken
42
New cards
40. statistique
statistisch
43
New cards
41. s'appuyer/ se baser sur des (données) statistiques
steunen/ zich baseren op statistische gegevens
44
New cards
42. consommer
consumeren, verbruiken
45
New cards
43. un consommateur/une consommatrice (potentiel(le))
(mogelijke, poten- tiële) consument, vebruiker
46
New cards
44. la consommation
consumptie, vebruik
47
New cards
45. des habitudes (f) de consommation
consumptiegewoonten
48
New cards
46. consommable
consumeerbaar
49
New cards
47. un client, une cliente
klant
50
New cards
48. une clientèle
clientèle, klantenkring, klanten
51
New cards
49. un public
publiek, de mensen, de bevolking
52
New cards
50. le grand public
het grote publiek, de grote massa
53
New cards
51. public, publique
publiek
54
New cards
52. une cible
doelgroep
55
New cards
53. un public cible
doelgroep, doelpubliek
56
New cards
54. un groupe-cible (des groupes-cibles)
doelgroep
57
New cards
55. une clientèle-cible
doelgroep
58
New cards
56. viser une cible/ le client-cible
op een bepaalde doelgroep mikken, een bepaalde doelgroep voor ogen hebben
59
New cards
57. déterminer la cible/ le groupe-cible
de doelgroep bepalen
60
New cards
58. atteindre/ toucher une cible
een doelgroep bereiken
61
New cards
59. cibler (qqch.) sur (qqn.)
iets op een doelgroep richten
62
New cards
60. une tranche d'âge
leeftijdscategorie
63
New cards
61. la tranche d'âge des 15-25 ans
de leeftijdscategorie van de 15- tot 25-jarigen 62. une classe (sociale)
64
New cards
63. la classe aisée
de welgestelde klasse
65
New cards
64. la classe moyenne, les classes moyennes
de middenklasse
66
New cards
65. la classe ouvrière
de arbeidersklasse
67
New cards
66. une catégorie socio-professionnelle
68
New cards
(les ouvriers, les cadres, les "sans prfession")
sociaal-economische categorie (arbeiders, kaderleden, "mensen zonder beroep")
69
New cards
67. un niveau de vie
levensstandaard
70
New cards
2 / 11
71
New cards
72
New cards
Module 5 Le marketing
73
New cards
Online studeren bij https
//quizlet.com/_ewfbbu
74
New cards
68. un mode de vie
levenswijze
75
New cards
69. un comportement d'achat
koopgedrag
76
New cards
70. une motivation (d'achat)
(koop) motief
77
New cards
71. le pouvoir d'achat
koopkracht
78
New cards
72. un marché
markt, afzetmarkt
79
New cards
73. un marché saturé
verzadigde markt
80
New cards
74. un marché porteur
winstgevende markt
81
New cards
75. un marché potentiel
mogelijke, potentiële markt
82
New cards
76. le marché national
nationale, binnenlandse markt
83
New cards
77. le marché international
internationale markt
84
New cards
78. le marché de consommation de masse
markt voor massaconsumptie
85
New cards
79. attaquer un nouveau marché
zich op een nieuwe markt storten
86
New cards
80. prendre pied sur un marché
zich vestigen op een markt, vaste voet aan de grond krijgen op een markt
87
New cards
81. conquérir un marché
een markt veroveren
88
New cards
82. dominer un marché
de markt beheersen
89
New cards
83. être leader de marché
marktleider zijn
90
New cards
84. conforter/ renfoncer sa position sur le marché
zijn positie op de markt verstevigen
91
New cards
85. détenir une part de marché (de 10%)
een marktaandeel (van 10%) in handen hebben
92
New cards
86. détenr une part du marché (wallon)
een deel van de Waalse markt in handen hebben
93
New cards
87. une parte de marché
marktaandeel
94
New cards
88. introduire/ lancer un nouveau produit sur le marché
een nieuw product op de markt brengen/ lanceren
95
New cards
89. l'introduction (f)/ le lancement d'un nouveau produit sur le marché
het lanceren van een nieuw product op de markt
96
New cards
90. retirer un produit du marché
een product terugtrekken van de markt
97
New cards
91. le retrait d'un produit du marché
het terugtrekken van een product van de markt
98
New cards
92. commercialiser un produit
het afzetten van een product
99
New cards
93. la commercialisation d'un produit
de afzet van een product
100
New cards
94. faire concurrence à (qqn.)
Met iemand concurreren, iemand beconcurreren 95. Cette nouvelle entreprise leur fait concurrence dangereusement.