Vocabulaire 5: Le Marketing
L’étude de marché
L’étude de marché proprement dite
Frans Nederlands
étudier le marché de markt onderzoeken, bestuderen
une étude de marché marktonderzoek, marktstudie
une étude quantitative / qualitative een kwantitatief / kwalitatief onderzoek
une étude du marché wallon een studie van de Waalse markt
analyser le marché de markt analyseren, onderzoeken
une analyse de marché marktanalyse, marktonderzoek
enquêter sur onderzoeken
enquêter sur les habitudes de consommation de consumptiegewoonten onderzoeken
une enquête enquête, onderzoek
une enquête quantitative/ qualitative een kwantitatieve / kwalitatieve enquête
effectuer/ mener une enquête een enquête afnemen
un enquêteur / une enquêtrice enquêteur
sonder (qqch.) iets onderzoeken, naar iets peilen
sonder l’opinion de qqn. naar iemands mening peilen
un sondage (d’opinion) (opinie)onderzoek, (opinie)peiling
effectuer un sondage auprès des consommateurs een onderzoek/ peiling uitvoeren bij de consumenten
un institut de sondage bureau voor opinieonderzoek
un sondeur, une sondeuse een opiniepeiler
un sondé, une sondée ondervraagde
faire une enquête, une sondée een steekproef nemen
un questionnaire vragenlijst
établir/ rédiger un questionnaire een vragenlijst opstellen
un panel (de consommateurs) (consumenten)panel
constituer/ composer un panel een panel samenstellen
une interview en profondeur diepte-interview
un test (en) aveugle blinde test, blind test
échantillonner een steekproef nemen
échantillonner la population d’une ville een steekproef nemen van de bevolking van een stad
un échantillon (représentatif) (representatieve) steekproef
collecter (des informations/ des données/ des fonds) (informatie/ gegevens/ fondsen) verzamelen
une collecte (d’informations/ de données/ de fonds) het verzamelen (van informatie/ gegevens/ fondsen)
traiter (des données) (gegevens) verwerken
un traitement (de données) verwerking (van gegevens)
tendre à neigen naar, de tendens vertonen om
une tendance tendens, trend
découvrir des tendances tendensen ontdekken
la statistique statistiek
Institut (m) National de la Statistique (INS) (Belg.) Nationaal Instituut voor statistiek (NIS) (Belg.)
des statistiques (f pl) statistieken
statistique statistisch
s’appuyer/ se baser sur des (données) statistiques steunen/ zich baseren op statistische gegevens
Décrire le consommateur potentiel
Frans Nederlands
consommer consumeren, verbruiken
un consommateur/une consommatrice (potentiel(le)) (mogelijke, potentiële) consument, vebruiker
la consommation consumptie, vebruik
des habitudes (f) de consommation consumptiegewoonten
consommable consumeerbaar
un client, une cliente klant
une clientèle clientèle, klantenkring, klanten
un public publiek, de mensen, de bevolking
le grand public het grote publiek, de grote massa
public, publique publiek
une cible doelgroep
un public cible doelgroep, doelpubliek
un groupe-cible (des groupes-cibles) doelgroep
une clientèle-cible doelgroep
viser une cible/ le client-cible op een bepaalde doelgroep mikken, een bepaalde doelgroep voor ogen hebben
déterminer la cible/ le groupe-cible de doelgroep bepalen
atteindre/ toucher une cible een doelgroep bereiken
cibler (qqch.) sur (qqn.) iets op een doelgroep richten
une tranche d’âge leeftijdscategorie
la tranche d’âge des 15-25 ans de leeftijdscategorie van de 15- tot 25-jarigen
une classe (sociale) (sociale) klasse
la classe aisée de welgestelde klasse
la classe moyenne, les classes moyennes de middenklasse
la classe ouvrière de arbeidersklasse
une catégorie socio-professionnelle (les ouvriers, les cadres, les “sans prfession”) sociaal-economische categorie (arbeiders, kaderleden, “mensen zonder beroep”)
un niveau de vie levensstandaard
un mode de vie levenswijze
un comportement d’achat koopgedrag
une motivation (d’achat) (koop) motief
le pouvoir d’achat koopkracht
Décrire le marché potentiel
Frans Nederlands
un marché markt, afzetmarkt
un marché saturé verzadigde markt
un marché porteur winstgevende markt
un marché potentiel mogelijke, potentiële markt
le marché national nationale, binnenlandse markt
le marché international internationale markt
le marché de consommation de masse markt voor massaconsumptie
attaquer un nouveau marché zich op een nieuwe markt storten
prendre pied sur un marché zich vestigen op een markt, vaste voet aan de grond krijgen op een markt
conquérir un marché een markt veroveren
dominer un marché de markt beheersen
être leader de marché marktleider zijn
conforter/ renfoncer sa position sur le marché zijn positie op de markt verstevigen
détenir une part de marché (de 10%) een marktaandeel (van 10%) in handen hebben
détenir une part du marché (wallon) een deel van de Waalse markt in handen hebben
une parte de marché marktaandeel
introduire/ lancer un nouveau produit sur le marché een nieuw product op de markt brengen/ lanceren
l’introduction (f)/ le lancement d’un nouveau produit sur le marché het lanceren van een nieuw product op de markt
retirer un produit du marché een product terugtrekken van de markt
le retrait d’un produit du marché het terugtrekken van een product van de markt
commercialiser un produit het afzetten van een product
la commercialisation d’un produit de afzet van een product
faire concurrence à (qqn.) Met iemand concurreren, iemand beconcurreren
être en concurrence avec (qqn.) met iemand concurreren, iemand beconcurreren
concurrencer concurreren
la concurrence concurrentie
un concurrent, une concurrente (qui se font concurrence) concurrent
des entreprises concurrentes concurrerende bedrijven
concurrentiel, concurrentielle (où la concurrence s’exerce, compétitif) concurrerend
un marché concurrentiel open markt
des prix concurrentiels/ compétitifs concurrentiële prijzen
un créneau (des créneaux) gat in de markt, afzetmogelijkheid
un débouché afzetmarkt, afzetmogelijkheid
une niche een nichemarkt
un segment (de marché) (markt)segment
un segment du marché wallon een segment van de Waalse markt
La stratégie marketing
La politique marketing de l’entreprise
Frans Nederlands
le marketing marketing
une politique marketing marketingbeleid
une stratégie marketing marketingstrategie
un objectif doelstelling, doel, oogmerk
définir/ délimiter les objectifs de doelstelling definiëren, afbakenen
atteindre un objectif een doelstelling bereiken/ behalen
augmenter les ventes (f pl) de x% de verkoop met x% doen toenemen, stijgen
une augmentation des ventes een toename van de verkoop
les ventes augmentent (ont augmenté) de verkoop stijgt, neemt toe (is gestegen, toegenomen)
les ventes sont en augmentation de verkoop stijgt, neemt toe
fidéliser (les consommateurs) (de consumenten) aan zich / een product binden
la fidélisation (des consommateurs) (klanten)binding
être fidèle à trouw zijn aan
viser (qqn./qqch.) Mikken, iemand/iets op het oog hebben, nastreven, beogen
viser à (+inf.) streven naar, trachten te bereiken
La conception d’un produit
Frans Nederlands
concevoir (un produit) (een product) ontwerpen, uitdenken, bedenken
la conception (d’un produit) het ontwerpen, uitdenken, bedenken (van een product)
un concept begrip, notie, concept
un concepteur, une conceptrice ontwerper, ontwerpster
une nouveauté nieuw product
un produit phare (des produits phares) toonaangevend product
emballer verpakken, inpakken
un emballage verpakkings(materiaal), het inpakken, het verpakken
conditionner (aantrekkelijk) verpakken (van artikelen voor verzending en verkoop)
un conditionnement verpakking, het (aantrekkelijk) verpakken (van artikelen)
une étiquette etiket
modifier wijzigen
une modification wijziging
apporter des modifications à wijzigingen aanbrengen aan
acceuillir un produit een product ontvangen
l’accueil (m) d’un produit ontvangst van een product
rejeter un produit een product verwerpen
le rejet d’un produit verwerping van een product
une marque merk
une image de marque imago, merkbeeld
la notoriété bekendheid
augmenter/ renfoncer la notoriété d’une marque de bekendheid van een merk verhogen/ versterken
le prestige prestige, reputatie
Le street marketing et le marketing d’influence
Frans Nederlands
le street marketing/ le markering de rue/ guerilla marketing streetmarketing
le marketing d’influence influencermarketing
un influenceur, une influenceuse influencer
une influence invloed
des followers/ des suiveurs volgers
suivre volgen
avoir un compte sur (Instagram) een (Instagram) account hebben
suivre un compte een account volgen
un blogueur, une blogueuse blogger
un instagrammeur, une instagrammeuse instagrammer
se faie remarquer zich laten opmerken
un magasin éphémère pop-up store
urbain, urbaine stedelijk
la visibilité zichtbaarheid
visible zichtbaar
le flash mob flash mob
La campagne publicitaire
La publicité en général
Frans Nederlands
la publicité, la pub (fam.) reclame, publiciteit
la publicité comparative vergelijkende reclame
la publicité mensongère misleidende reclame
un coup de publicité reclamestunt
une agence de publicité reclamebureau
un publicitaire, une publicitaire reclameman, -vrouw; reclameadviseur, - adviseuse
publicitaire reclame-, publiciteits-
une campagne publicitaire reclamecampagne
un budget publicitaire reclamebudget
un thème publicitaire centraal thema, kern van de reclameboodschap
un message publicitaire reclameboodschap
un spot publicitaire reclamespot, commercial
un support publicitaire reclamemedium
communiquer communiceren, meedelen
la communication de communicatie
communicatif, communicative communicatief
vanter aanprijzen
se vanter de pochen, bluffen over
promouvoir bevorderen, promoten
une promotion een promotie
promotionnel, promotionnelle verkoopbevorderend, promotie-
les médias (m pl) media
les médias de masse massamedia
les médias de proximité lokale media
les médias sociaux sociale media
un slogan (publicitaire) (reclame)slogan
accrocheur, accrocheuse pakkend, indringend
diffuser (un message) (een boodschap) verspreiden
la diffusion (d’un message) verspreiding, uitzending (van een boodschap)
Les métiers de la publicité
Frans Nederlands
un gestionnaire de clients, unr gestionnaire de clients (un account manager) account manager
un directeur artistique, une directrice artistique (un art director) art director
un graphiste, une graphiste ontwerper, grafisch vormgever
un concepteur-rédacteur, une conceptrice-rédactrice (un copywriter) copywriter
La publicité écrite
Frans Nederlands
la presse de pers
la presse quotidienne dagbladpers, dagbladen
la presse professionnelle vakpers
la presse locale de lokale pers
la presse nationale/internationale nationale/internationale pers
un journal gratuit huis-aan-huisblad, advertentieblad
annoncer aankondigen
une annonce (publicitaire) aankondiging, advertentie
un annonceur, une annonceuse adverteerder
insérer/ passer une annonce dans le journal een advertentie in de krant plaatsen
l’insertion (f) d’une annonce dans le journal opname, plaatsing van een advertentie in de krant
afficher aankondiging op affiches, aanplakken
afficher les prix à l’entrée d’un restaurant de prijzen aan de ingang van een restaurant uithangen
l’affichage (m) het aanplakken, het bekendmaken via aanplakbiljetten
un panneau d’affichage aanplakbord
une affiche (publicitaire) aanplakbiljet, affiche
une lettre de vente reclamebrief, verkoopbrief
une bannière (un banner) banner
une brochure een brochure
un dépliant (commercial) (reclame)folder
une catalogue catalogus
La publicité orale
Frans Nederlands
un spot (publicitaire) (reclame)spot, commercial
un jingle jingle, herkenningsmelodie
un écran (m) publicitaire reclameblok, reclamezendtijd
passer (à la radio/ à la télévision) (op radio / televisie) worden uitgezonden
l’heure (f) de passage (m) tijdstip van uitzending
l’heure (f) de grande écoute zendtijd met de grootste kijk- of luisterdichtheid, primetime
diffuser un spot aux heures de grande écoute een spot in primetime uitzenden
D’autres types de publicité
Frans Nederlands
le bouche à oreille mond-tot-mondreclame
un homme-sandwich (des hommes-sandwichs) sandwichman
un salon salon, (vak)beurs
une foire (commerciale) (jaar)beurs, (jaar)markt
exposer tentoonstellen
une exposition beurs, tentoonstelling
un exposant, une exposante exposant
un stand stand
organiser organiseren
une organisation organisatie
un organisateur, une organisatrice organisator
organisateur, organisatrice organiserend
participer à deelnemen aan
la participation deelname
visiter (qqch.) iets bezoeken
une visite een bezoek
rendre visite à (qqn.) iemand bezoeken
démontrer demonstreren, aantonen, bewijzen
démontrer une théorie een theorie aantonen, bewijzen
une démonstration demonstratie
faire une démonstration een demonstratie geven
la publicité sur le lieu de vente (PLV) reclame op het verkooppunt
un bon de réduction (des bons de réduction) reductiebon
un coupon waardebon, coupon
une offre spéciale speciale aanbieding
sponsoriser (anglicisme, komt van Engels) sponsoren
un sponsor sponsor
le sponsoring sponsoring
parrainer sponsoren
un parrain(eur) sponsor
le parrainage sponsoring
restreint, restreinte beperkt, gelimiteerd
un public restreint een beperkt publiek
incontournable onmisbaar
Les effets d’une campagne publicitaire
Frans Nederlands
évaluer evalueren, beoordelen
une évaluation evaluatie
un impact impact, effect, betekenis
réussir slagen
une réussite een succes
échouer mislukken
un échec mislukking
plaire à bevallen, aanstaan, in de smaak vallen bij
Cela ne lui plaît pas du tout. Dat bevalt hem helemaal niet
connaître un vif succès auprès de een groot succes kennen bij
se vendre comme des petits pains als warme/ zoete broodjes over de toonbank gaan
Décrire un produit
L’aspect physique
Frans Nederlands
le volume volume, omvang
la taille grootte, maat, formaat
la taille d’une entreprise de omvang van een bedrijf
le format formaat
la dimension afmeting, maat, dimensie
le diamètre middellijn, diameter
la superficie oppervlakte
la hauteur de hoogte
avoir une hauteur de x mètres x meter hoog zijn
faire x mètres de haut x meter hoog zijn
être haut de x mètres x meter hoog zijn
la longueur lengte
avoir une longueur de x mètres x meter lang zijn
faire x mètres de long X meter lang zijn
être long de x mètres X meter lang zijn
la largeur breedte
avoir une largeur de x mètres x meter breed zijn
faire x mètres de large x meter breed zijn
être large de x mètres x meter breed zijn
la profondeur diepte
avoir une profondeur de x mètres x meter breed zijn
faire x mètres de profondeur X meter diep zijn
être profond de x mètres X meter diep zijn
l’épaisseur (f) dikte
avoir une épaisseur de x mètres x meter dik zijn
faire x mètres d’épaisseur X meter dik zijn
être épais de x mètres X meter dik zijn
être en bois/métal/plastique/soie/satin/… Gemaakt zijn van hout/metaal/plastiek/zijde/satijn
(être) de couleur bleue/ verte/ rouge/ blanche/… blauw / groen / rood / wit (zijn)
carré, carrée vierkant
rectangulaire rechthoekig
rond, ronde rond
plat, plate plat
creux, creuse hol,diep
une assiette creuse diep bord (soep)
les heures creuses daluren (waarin er weinig verkeer is)
pointu, pointue spits,puntig
solide stevig,sterk
spacieux, spacieuse ruim
brillant, brillante blinkend, schitterend
(être) de bonne qualité/ de mauvaise qualité van goede/slechte kwaliteit (zijn)
(être) de qualité exceptionnelle van uitzonderlijke kwaliteit (zijn)
(être) de qualité médiocre/ lamentable van middelmatige / lamentabele kwaliteit (zijn)
Les caractéristiques (plutôt) positives
Frans Nederlands
authentique authentiek
traditionel, traditionelle traditioneel
artisanal, artisanale ambachtelijk
du pain artisanal artisanaal brood
naturel, naturelle natuurlijk
des ingrédients naturels natuurlijke ingrediënten
essentiel, essentielle essentieel (noodzakelijk)
indispensable onontbeerlijk, onmisbaar
original, originale origineel
commode gemakkelijk, gerieflijk
confortable comfortabel
efficace efficiënt
performant, performante performant, goed presterend
géant, géante reusachtig, reuzen-
gigantesque reusachtig, gigantisch
équilibré, équilibrée evenwichtig, uitgebalanceerd
savoureux, savoureuse smakelijk, lekker
fiable betrouwbaar
chic (invariable) chic, elegant, deftig
des robes chic elegante jurken
haut de gamme (invariable) (van) de hogere prijsklasse
des produits haut de gamme producten uit een hogere prijsklasse
bas de gamme (van) de lagere prijsklasse
des robes bas de gamme jurken uit een lagere prijsklasse
innovateur, innovatrice vernieuwend
branché, branchée hip
séduisant, séduisante verleidelijk
une petite merveille een klein wonder
exceptionnel, exceptionnelle uitzonderlijk
spectaculaire spectaculaire
sensationnel, sensationnelle sensationeel
superbe super
Les caractéristiques (plutôt) négatives
Frans Nederlands
standard (invariable) standaard
banal, banale banaal, alledaags
quotidien, quotidienne dagelijks, alledaags
secondaire ondergeschikt, bijkomstig
accessoire bijkomstig
superflu, superflue overbodig
démodé, démodée uit de mode, ouderwets
lamentable slecht, erbarmelijk
laid, laide lelijk
moche (langage familier) lelijk
affreux, affreuse afschuwelijk, afstotelijk
Mettre en relief les caractéristiques d’un produit (adverbe+adjectif)
Frans Nederlands
Extrêmement (confortable…) Buitengewoon, uiterst (comfortabel)
particulièrement (utile…) bijzonder (nuttig,...)
réellement (unique…) werkelijk (uniek,…)
vraiment (intéressant…) Werkelijk, echt (interessant,…)
radicalement (révolutionnaire…) Totaal, heel (revolutionair,…)
Décrire la composition et la fonction d’un produit
Frans Nederlands
comporter bevatten
se composer de/ être composé(e) de bestaan uit, samengesteld zijn uit
être constitué(e) de samengesteld zijn uit
disposer de beschikken over
être pourvu(e) de voorzien zijn van
être équipé(e) de uitgerust zijn met
être muni(e) de gewapend zijn met, uitgerust zijn met
être conçu(e) pour ontworpen zijn voor / om
assurer verzekeren
Ce berceau assure la sécurité de votre bébé. Deze wieg verzekert de veiligheid van uw baby
servir à (+inf.) dienen voor, tot
servir de (qqch.) dienen als, fungeren als
être destiné(e) à bestemd zijn voor
convenir à geschikt zijn voor
permettre de mogelijk maken, in staat stellen
rendre possible mogelijk maken
La technique encore plus avancée rend possible l’enregistrement de fragments sonores sans perte de qualité. De nog meer geavanceerde techniek maakt het mogelijk om geluidsfragmenten op te nemen zonder verlies van kwaliteit
faciliter vergemakkelijken