Dutch A1 Vocabulary | Quizlet

achternaam

surname

autorijles

driving lessons

dochter

daughter

geven

to give

hebben

to have

heten

to be called

komen

to come

met

with

moeder

mother

naam

name

nieuw

new

nu

now

nummer

number

op

on, at

vandaan

from

vrouw

wife (woman)

werken

to work

winkel

to shop

wonen

to live

zijn

to be

zoon

son

zus

sister

bedanken

to thank

beginnen

to begin

bij

at

binnenkomen

to come in

broer

brother

gaan

to go

goed

good

hoe

how

ja

yes

meedoen

to participate

meneer

man

mevrouw

woman

moeten

must/shall

nee

no

ook

also

vader

father

voorstellen

to introduce

waar

where

wat

what

wie

who

zitten

to sit, to set

zullen

shall/will

achter

after, behind

bellen

to call

cijfer

number

fijn

nice, lovely, great

geen

no

kijken

to look

klopt dat?

Is that correct?

niet

not

ongeveer

about, approximately, circa

soms

sometimes

vandaag

today

volgen

to follow

welk

which, what

groeten

to greet

kennen

to know

weer

again

weggaan

to leave

willen

to want

datum

date

formulier

form

geboorte

birth

geslacht

gender

handtekening

signature

hier

here

invullen

to fill out

onder

here, at the bottom, underneath

persoonlijk

personal

zetten

to put, to sign

zoeken

to look for

daar

there

dan

then, than

doen

to do

kunnen

can, to be able to

leuk

nice, fun

naar

to

snel

quick(ly), soon

wachten

to wait

afspraak

appointment, engagement

bijna

almost

douche

shower

gelijk

right, equal, similar

minuut

minute

net

just, nicely, elegantly

over

about

te

too

thuis

at home

tijd

time

uur

hour

veel

much, many

wakker

awake, alert, spry

avond

evening

lesgeven

to teach

middag

afternoon

morgen

morning

nacht

night

ochtend

the morning