unit 2 woordenschat

air force

air force

luchtmacht

a brother-in-arms

een wapenbroeder

a company

een companie

a corporal

een korporaal (er boven sergeant)

ground troops

grondtroepen

a lieutenant

een luitenant (stadhouder)

navy

marine (bestrijd terreur)

an ambush

een hinderlaag (positie waaruit een verassingsaanval gedaan kan worden)

a bombing raid

een bommenregen

a civilian target

een burgerdoelwit

to consolidate

verankeren (vastleggen)

to enlist

werven (het trachten om iemand lid te maken van een organisatie)

a massacre

een bloedbad

an offensive operation

een aanvalsoperatie

a skirmish

een schermutseling (kort gevecht)

to volunteer

zich vrijwillig melden

to attack

aanvallen

to conquer

overwinnen

to declare war

de oorlog verklaren

to defeat

verslaan

to defend

verdedigen

to go to war

naar de oorlog trekken

to hold one’s ground

standhouden

to invade

binnenvallen

to lose one’s ground

terrein verliezen

to retreat

terugtrekken

to surrender

zich overgeven

to win ground

terrein winnen

biological warfare

oorlogsvoering met biologische wapens

chemical warfare

oorlogsvoering met chemische wapens

civil war

burgeroorlog

cold war

koude oorlog

holy war

heilige oorlog

information war

imformatieoorlog

nuclear warfare

oorlogsvoering met kernwapens

war on terror

oorlog tegen terreur

world war

wereldoorlog

a casualty

een slachtoffer

to die

sterven

to kill

doden

killed in action (kia)

gesneuveld op het slagveld

missing in action (mia)

vermist in actie

shell shock/ptsd

posttraumatische stoornis door oorlog

to slaughter

afslachten

to torture

martelen

to wound

verwonden