Melodie
Een opeenvolging van tonen die muzikaal samenhangend klinken en vaak herkenbaar zijn als een lied of thema.
Harmonie
De combinatie van verschillende tonen die tegelijk klinken en samen een akkoord of akkoordprogressie vormen.
Akkoord
Een combinatie van drie of meer tonen die tegelijkertijd worden gespeeld, zoals majeur- en mineurakkoorden.
Tonaliteit
Het systeem waarbij muziek is geordend rond een tooncentrum (de tonica), waarbij majeur- en mineurtoonsoorten de basis vormen.
Maatsoort
De indeling van muziek in maatsoorten, zoals 4/4 of 3/4, die aangeven hoeveel tellen er per maat zijn en welke tel de zwaarste is.
Tempo
De snelheid waarmee een muziekstuk wordt uitgevoerd, meestal aangegeven in beats per minute (BPM).
Dynamiek
De variaties in volume in een muziekstuk, zoals piano (zacht), forte (hard), crescendo (geleidelijk luider) en decrescendo (geleidelijk zachter).
Motief
Een kort, herkenbaar muzikaal idee of fragment dat wordt herhaald en gevarieerd in een compositie.
Consonantie
Een samenklank van tonen die als prettig of stabiel wordt ervaren.
Dissonantie
Een samenklank van tonen die spanning oproept en om een oplossing vraagt, vaak door over te gaan naar consonantie.
Polyfonie
Een compositietechniek waarbij meerdere onafhankelijke melodieën tegelijkertijd klinken, vaak te vinden in barokmuziek.
Unisono
Wanneer meerdere partijen dezelfde melodie op dezelfde toonhoogte spelen of zingen.
Symfonie
Een uitgebreide compositie voor orkest, meestal bestaande uit vier delen met wisselende tempi en stemmingen.
Improvisatie
Het ter plekke bedenken en uitvoeren van muziek, vaak te vinden in jazz en andere populaire muziekgenres.
Syncopatie
Het verleggen van accenten naar zwakke tellen of delen van de maat, wat zorgt voor een ritmisch effect dat vaak in pop- en jazzmuziek voorkomt.
Timbre (Klankkleur)
Het specifieke geluid of de klankkleur van een instrument of stem, die wordt bepaald door de boventonen en resonantie.
Leitmotief
Een muzikaal thema dat in opera of filmmuziek steeds terugkeert en verbonden is aan een bepaald personage, idee of gebeurtenis.
Tutti
Een term die wordt gebruikt wanneer een heel orkest of ensemble speelt, in tegenstelling tot een solo.
Sonatevorm
Een muzikale vorm die meestal uit drie delen bestaat: expositie, doorwerking en reprise.
Rondo
Een vorm waarbij een terugkerend refrein wordt afgewisseld met contrasterende coupletten (bijvoorbeeld A-B-A-C-A).
Couplet-refrein structuur
Een veelvoorkomende vorm in popmuziek, waarbij coupletten (verhalend) worden afgewisseld met refreinen (herhalend en catchy).
Crescendo
Een geleidelijke toeneming van de geluidssterkte.
Decrescendo
Een geleidelijke afname van de geluidssterkte.
Forte
Sterk, vrij hard gespeeld.
Piano
Zacht.
Accelerando
Een muziekterm die aangeeft dat de snelheid van de muziek geleidelijk moet toenemen.
Ritenuto
Een muziekterm die aangeeft dat de snelheid van de muziek plotseling of geleidelijk moet vertragen.
Staccato
Noten worden kort en puntig gespeeld.
Legato
Noten worden gebonden en vloeiend gespeeld, zonder onderbrekingen tussen de tonen.