zijn
être
hebben
avoir
gaan
aller
komen
venir
willen
vouloir
nemen
prendre
blijven
rester
lopen
courir
staan
être debout
weten
savoir
kijken
regarder
maken
faire
doen
faire
werken
travailler
zeggen
dire
brengen
apporter
denken
penser
dragen
porter
drinken
boire
eten
manger
geven
donner
kopen
acheter
leven
vivre
lezen
lire
reizen
voyager
schrijven
écrire
spelen
jouer
vinden
trouver
wonen
habiter
zien
voir
zwemmen
nager
spreken
parler
slapen
dormir
leren
apprendre
zitten
être assis
liggen
être couché
begrijpen
comprendre
helpen
aider
fietsen
faire du vélo
sluiten
fermer
wassen
laver
volgen
suivre
kiezen
choisir
heten
s'appeler
winnen
gagner
bakken
cuire
bestellen
commander
vragen
demander
kosten
coûter