vocabulaire vertaalpraktijk H5-8 (kms)

je veux me tuer

l’appétit

de eetlust

manger de bon appétit

met smaak eten

"l’appétit vient en mangeant

al etende krijgt met trek

la faim

de honger

avoir une faim de loup

honger als een paard hebben

mourir de faim

sterven van de honger

avoir envie de

zin hebben in

affamé(e)

hongerig

à jeun

nuchter

dévorer

verslinden

bouffer

vreten

digérer

verteren

souper

dineren

savourer

proeven

la saveur

de smaak

boire à la bouteille

van de fles drinken

boire dans un verre

uit een glas drinken

la soif

de dorst

un aliment

een voedingsmiddel

l’alimentation

de voeding

se nourrir de

zich voeden met

la nourriture

het eten

avaler

slikken

avaler de travers

zich verslikken

gourmand(e)

dol op lekker eten

un gourmand

een lekkerbek

un gourmet

een lekkerbek

la gourmandise

de lekkernijen

grignoter

oppeuzelen

mâcher

kauwen

un repas

een maaltijd

se mettre à table

aan tafel gaan

servir à

serveren

se servir

zichzelf bedienen

déjeuner

lunchen

le déjeuner

de lunch

le petit déjeuner

het ontbijt

prendre le petit déjeuner

ontbijten

goûter

proeven

le goûter

het vieruurtje

dîner

dineren

le dîner

het avondeten

avoir du goût

smaak hebben

avoir un goût de

smaken naar

sucré(e)

gesuikerd

salé(e)

gezouten

amer

bitter

acide

zuur

cru(e)

rauw

cuit(e)

gekookt

dur(e)

hard

mou/molle

zacht, slap

tendre

mals

épais(se)

dik

gras(se)

vettig

maigre

mager

une tranche

een plakje

lourd(e)

zwaar

léger

licht

allégé(e)

vetarm

le régime

het dieet

être au régime

op dieet zijn

se mettre au régime

zich op dieet zetten

les produits diététiques

de dieetproducten

sec

droog

le saucisson

de worst

frais/fraîche

vers

pur(e)

puur

appétissant(e)

smakelijk

rafraîchissant(e)

verfrissend

indigeste

moeilijk verteerbaar

la cuisine à l’huile

met olie klaargemaakte gerechten

le café

de koffie

un express

een espresso

le thé

de thee

thé au citron

citroenthee

le lait entier

de volle melk

le lait écrémé

de magere melk

un chocolat

een chocolademelk

sucre en morceaux

suikerklontjes

une sucrette

een zoetje

une cafetière

een koffiezetapparaat

une théière

een theepot

une tranche de pain

een sneetje brood

le pain complet

het volkorenbrood

un petit pain

een broodje

le pain de mie

het witbrood

du pain grillé

geroosterd brood

un grille-pain

een broodrooster

une brioche

een brioche

une biscotte

een beschuit

un oeuf à la coque

een zachtgekookt ei

un oeuf sur le plat

een spiegelei

le muesli

de muesli

le hors-d’oeuvre

het voorgerecht

une entrée

een voorgerecht

une soupe

een soep

la charcuterie

de vleeswaren

un pâté

een pastei

le jambon

de ham