1/175
Flashcards met definities van anatomische termen van het respiratoir stelsel, symptomen van respiratoire aandoeningen, klinisch en technisch onderzoek, en pathologieën zoals tuberculose, longembolie en longcarcinoom.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Cavitas nasi
Neusholte; filtert, bevochtigt en verwarmt de ingeademde lucht.
Nares
Neusgaten; ingang van de neusholte.
Alae nasi
Neusvleugels; behaarde huid rond neusgaten, werkt als filter.
Choanae
Achterste neusopeningen; verbinden neusholte met nasopharynx.
Septum nasi
Neustussenschot van kraakbeen en bot; bevat locus Kiesselbachi (neusbloeding).
Os nasale
Neusbeen; botstuk bovenaan de neus.
Os ethmoïdale
Zeefbeen; vormt deel van het neustussenschot en bevat reukzenuwen.
Vomer
Onderste deel van het neustussenschot.
Vestibulum nasi
Voorste deel van de neusholte; overgang van huid naar trilhaarepitheel.
Conchae nasales
Neusschelpen; zorgen voor oppervlaktevergroting en luchtgeleiding.
Meatus nasi
Neusgangen tussen de neusschelpen.
Sinus paranasales
Neusbijholten; maken de schedel lichter en zorgen voor resonantie van de stem.
Larynx
Strottenhoofd; zorgt voor stemvorming en sluit de luchtpijp af tijdens het slikken.
Epiglottis
Strotklep; sluit trachea af bij slikken.
Cartilago thyroïdea
Schildkraakbeen; grootste deel van de larynx (adamsappel).
Ligamentum vestibulare
Valse stembanden; geen rol in stemvorming.
Ligamentum vocale
Ware stembanden; zorgen voor stemgeluid bij trilling.
Ventriculus laryngis
Ruimte tussen valse en ware stembanden.
Cartilago arytenoïdea
Bekerkraakbeentjes; regelen opening van stemspleet.
Cartilago corniculata
Santorinische kraakbeentjes; accessoire elementen op de arytenoïden.
Cartilago cricoïdea
Ringkraakbeen; onderste kraakbeenring van larynx.
Os hyoïdeum
Tongbeen; zwevend bot boven de larynx, verbonden via spieren.
Trachea
Luchtpijp; verbindt larynx met hoofdbronchi, bestaat uit kraakbeenstukken.
Carina
Splitsing van trachea in linker en rechter hoofdbronchus.
Hoofdbronchi
Eerste vertakking van de trachea; leiden lucht naar elke long.
Bronchiaalboom
Vertakkingssysteem van de luchtwegen (bronchi → bronchioli → alveoli).
Bronchioli
Kleinste vertakkingen van de luchtwegen zonder kraakbeen.
Pulmo dexter/sinister
Rechter/linkerlong; bestaan uit kwabben en segmenten.
Alveoli
Longblaasjes; zorgen voor gasuitwisseling met het bloed.
AC-membraan (alveolocapillair membraan)
Dunne barrière tussen alveool en capillair, voor diffusie.
Pleura visceralis
Binnenste longvlies; ligt op de long.
Pleura pariëtalis
Buitenste longvlies; tegen borstwand.
Cavitas pleuralis
Ruimte tussen beide pleurabladen met vloeistoffilm.
Recessus pleuralis
Diepste pleuraholte, geschikt voor pleurapunctie.
Mediastinum
Ruimte tussen de longen; bevat hart, grote vaten, thymus, slokdarm, enz.
Arteria pulmonalis
Longslagader; voert zuurstofarm bloed naar de longen.
Venae pulmonales
Longaders; brengen zuurstofrijk bloed terug naar het hart.
Rami bronchiales
Kleine slagaders vanuit aorta; voorzien longweefsel van zuurstof.
Venae bronchiales
Aderen die zuurstofarm bloed van het longweefsel afvoeren.
Kleine bloedsomloop
Circulatie tussen hart en longen.
Grote bloedsomloop
Circulatie tussen hart en rest van het lichaam.
Inspiratie
Inademing; actief proces door samentrekken ademhalingsspieren.
Expiratie
Uitademing; passief proces door elasticiteit van de longen.
Diafragma
Middenrif; belangrijkste spier bij rustige ademhaling.
Musculi intercostales externi
Buitenste tussenribspieren; helpen bij borstademhaling.
Musculi intercostales interni
Binnenste tussenribspieren; actief bij geforceerde expiratie.
Boyle-wet
Groter longvolume → lagere druk → lucht stroomt naar binnen.
Tirage
Hulpademhaling met halsspieren bij ernstige dyspneu.
Ventilatie
Beweging van lucht in en uit de longen.
Perfusie
Doorbloeding van de longen via longcirculatie.
Diffusie
Uitwisseling van gassen (O₂ en CO₂) over het AC-membraan.
Hoesten
Explosieve uitademing om luchtwegen te reinigen.
Productieve hoest
Hoest met slijm.
Droge hoest
Prikkelhoest zonder slijm.
Niezen (sternutatio/ptarmus)
Explosieve uitademing via neus door prikkeling van de neusmucosa.
Sputum
Slijm + deeltjes uit de luchtwegen na hoesten; nooit normaal.
Purulent
Geel-groen etterig sputum.
Sanguinolent
Bloederig sputum (hemoptoë).
Schuimend/rooskleurig
Schuimend/rooskleurig sputum, vaak bij longoedeem.
Taai
Moeilijk op te hoesten sputum.
Dyspnee
Gevoel van kortademigheid.
Inspiratoir
Dyspnee door obstructie grote luchtwegen.
Expiratoir
Dyspnee door obstructie kleine luchtwegen (bv. astma).
Orthopnee
Enkel kunnen ademen in zittende houding.
Dyspnee d’effort
Dyspnee bij inspanning.
Dyspnee de repos
Dyspnee in rust.
Stridor
Hoorbare ademhaling door luchtwegvernauwing.
Inspiratoir (vernauwing)
Vernauwing hoog in de luchtwegen.
Expiratoir (vernauwing)
Vernauwing laag in de luchtwegen (bv. astma).
Thoracale pijn
Pijn afkomstig van pleura, bronchuswand, bloedvaten, mediastinum.
Pleurale pijn
Pijn bij adembeweging, ademhalingsgebonden.
Bradypnee
Te trage ademhaling.
Tachypnee
Te snelle ademhaling.
Hyperpnee
Te diepe ademhaling.
Hypopnee
Oppervlakkige ademhaling.
Apnee
Geen ademhaling.
Cheyne-Stokes
Onregelmatig ademhalingspatroon met pauzes.
Kussmaul
Diepe, gelijkmatige ademhaling bij acidose.
Hyperventilatiesyndroom
Te snelle/diepe ademhaling → alkalose.
Cyanose
Blauwe verkleuring door te weinig zuurstof in bloed (hypoxemie).
Clubbing
Verdikking van vingertoppen en bolle nagels bij chronische hypoxie.
Inspectie
Observeren van vorm, symmetrie, ademhalingsfrequentie.
Palpatie
Trillingen voelen op de borstkas bij spreken of slijmverplaatsing.
Percussie
Bekloppen van de thorax om longgeluid of grenzen te beoordelen.
Auscultatie
Beluisteren van ademgeluiden.
Wheezing
Piepend geluid bij bronchusobstructie.
Ronchi
Aanwezig bij chronische bronchitis.
Crepitaties
Knisperend geluid bij pneumonie.
Demping
Demping van het ademgeluid bij pleuravocht.
Bloedgasanalyse
Bepaling van pH, PaO₂, PaCO₂, en zuurstofsaturatie in arterieel bloed.
BAL (Broncho-Alveolaire Lavage)
Spoelen van de longen via bronchoscoop voor onderzoek.
Sputumonderzoek
Analyse op uiterlijk, bacteriën, cellen (maligne of niet).
RX thorax
Röntgenfoto van de longen.
CT-thorax
Computertomografie van de thorax voor detailbeelden.
Bronchografie
Contrastonderzoek van de luchtwegen.
Angiografie
Beeldvorming van de longbloedvaten.
Scintigrafie (perfusie/ventilatie)
Isotopenonderzoek van doorbloeding en luchtverdeling.
Peakflowmeter
Meet luchtstroomsnelheid bij uitademing.
Spirometer
Meet longvolumes en -capaciteit.
VC
Vitale capaciteit.