1/100
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
essentiële elementen
noodzakelijk voor levende organismen
trace elements
weinig van nodig, specifieke organismen
massagetal
atoomnummer
protonen + neutronen (1 Dalton per stuk)
aantal protonen in kern
isotopen
zelfde aantal protonen verschillend aantal neutronen
onstabiel → radioactief
(vervalsnelheid is halfwaardetijd, gebruik als tracer)
valentie elektronen
elektronen in buitenste schil
vol → chemisch inert
orbitaal
waar je (2) elektronen kan vinden
schil 1: 1s (bol)
schil 2: 2s, 2px, 2py, 2pz
2 mogelijkheden bij incomplete valentieschil
elektronenpaar delen: covalente binding
elektronen overdragen: Ionbinding
elektronegativiteit
elektronen niet eerlijk verdeeld
verschil elektronegativiteit:
< 0,5 = apolair
0,5 - 1,6 = polair → partiele lading
> 1,6 = ionbinding
kation = + // anion = -
waterstofbruggen
tussen sterk elektronegatieve atomen
van der waalskracht
aantrekking moleculen die dicht bij elkaar zijn
tetrahedronvorming
S en P orbitalen hybridisatie = SP3
door covalente binding
cohesie
adhesie
samenhang door waterstofbruggen
aantrekking tussen verschillende stoffen
(en oppervlakte spanning)
specifieke warmte
energie absorberen
1 calorie = energie opwarming 1 graden 1 gram water
water = hoog (goeie buffer) → hitte absorberen - Hbruggen breken
evaporative cooling
waterstofbruggen verbroken, kost energie, koelt af
(trekt energie uit lichaam)
oplossing
vloeistof met homogene mix van stoffen
solvent = oplosmiddel
solute = opgeloste stof
water - goed door polair karakter (hydration shell)
→ ionen/polaire moleculen
→ grote moleculen - ionisch/polair
(hydrofiel/hydrofoob)
molariteit
mol stof per kg oplosmiddel
pH = - log [ H+ ]
[ H+ ] = 10 ^ - pH
rekenen met log voor halfwaarde tijd:
F = 0,5 ^ x
0,5 log (F) = x
( 10 log (F) ) / ( 10 log (0,5) )
sterk zuur/base
zwak zuur/base
geconjugeerde zuren en basen
dissocieren/ontbinden geheel
dissocieren klein deel
op basis van donor/acceptor altijd een zuur en base
(zwak zuur en bijhorende geconjugeerde base)
koolstofskelet
lengte
vertakking
dubbele binding
ringstructuur
isomeren
structuur isomeren
cis-trans isomeren
enantiomeren
zelfde molecuulformule maar andere structuur/eigenschap
hoe atomen zijn verbonden/aan elkaar zitten (covalent)
zelfde binding, andere oriëntatie
spiegelbeeld (andere werking)
functionele groepen:
hydroxyl - alcohol
carbonyl - keton of aldehyde
carboxyl - zuur
amino - amine/base
sulfhydryl - thiol
phosphate - ATP
methyl - DNA
- OH
= O
- C = O en - OH
- N - H en - H
- SH
- O - P = O en 2x O-
- C en 3x - H
suiker →
vetzuren →
aminozuren →
nucleotiden →
← polysachariden
← vetten
← eiwitten
← nucleinezuren
dehydratatie/condensatiereactie
monomeren toevoegen aan polymeer
X - OH en X - H worden X - X en H2O
hydrolyse
afsplitsen monomeer
water toevoegen
suiker
(CH2O)n
ketose of aldose
Alpha of beta orientatie OH - groep
disachariden
2 monosachariden verbonden met hydrolyse
dehydratatie → glycoside binding
polysachariden
zetmeel → alpha glucose (helix) - amylose of amylopectine (planten)
glycogeen → alpha glucose monomeren - vertakkingen (dieren)
cellulose → beta glucose monomeren (lineair)(niet verteerbaar door dierlijke enzymen)
chitine → zelfde als cellulose, met zijgroep
vetten
glycerolmolecuul
3 vetzuren
→ triglyceride
vetzuurstaarten verzadigd
onverzadigd
geen dubbele binding (vast)
dubbele binding(en) (vloeibaar)
hydrogenatie
omzetten onverzadigd → verzadigd vetzuur
→ maak transdubbele binding (transvet)
fosfolipiden
glycerol
2 vetzuurstaarten
fosfaatgroep (+geladen groep)
! amfipatisch !
steroiden
lipide van 4 gefuseerde ringstructuren
cholesterol
eiwit
niveaus
1 of meer polypeptides (onvertakt polymeer van aminozuren)
primaire structuur = volgorde aminozuren
secundaire structuur = H-bruggen → alphahelix of betasheet
tertaire structuur = 3D door interacties restgroepen
quartenaire structuur = 2 of meer polypeptiden samen → heterotetrameer
nucleotide
5C structuur (pentose) - DNA een H en RNA een OH
stiksofbase - pyrimidines en purines
fosfaatgroep - AMP, ADP, ATP
metabolisme
katabolisme
anabolisme
alle chemische reacties die plaatsvinden in een organisme
afbraak complexe organische stoffen
opbouw complexe stoffen
energie
kinetische energie
potentiele energie
mogelijkheid om iets te veranderen
beweging (thermisch)
chemisch/plaats
thermodynamica
wet van behoud van energie
energieomzetting vergroot entropie universum (chaos)
irreversible inhibitor
permanent
covalente binding aminozuur side group in active site
vrije energie
deel dat werk kan verrichten
delta G = delta H - T * delta S
(G = vrije energie, H = enthalpie, S = entropie, T = temperatuur in K)
exergone reactie
endergone reactie
heeft negatieve delta G → verloopt spontaan (meer vrije energie = minder stabiel)
heeft positieve delta G → verloopt niet spontaan
steady state
metabole reacties in cel stopt niet bij evenwicht
constante aanvoer/afvoer van input & output
soorten arbeid in cel en hoe
chemische arbeid (opbouwen complexe structuren)
transport arbeid
mechanische arbeid (spieren)
→ endergone reacties - koppelen aan exergone processen
delta g = -7,3 kcal / mol
ATP + H2O → ADP + Pi
Ea activeringsenergie
nodig om (exergone) reactie op gang te brengen
→ wordt verlaagd door enzymen (katalysator)
active site
enzymsubstraatcomplex
induced fit
plek waar substraat bindt
substraat aan enzym gebonden
sleutel-slot principe, substraat past - enzym vouwt eromheen
active site verlaagt activeringsenergie door
substraat orientatie
druk
micromillieu
covalente binding
enzym activiteit afhankelijk
hvh substraat (saturatie)
temperatuur
pH
cofactor (nodig)
coenzym (nodig)
remmers
enzymremmers:
competitief
niet competitief
allosterische regulatie
cooperativiteit
feedback inhibitie
inhibitors
bindt aan active site
bindt andere plek → conformatie verandering
bindt op andere plek (remmen OF stimuleren)
binding 1 substraat → actiever enzym
eindproduct metabole reactie zet route uit
brightfield
fase-constrast
differentieel interferentie contrast
fluoriscentie microscopie
→ confocaal
→ deconvolutie
super - resolutie
elektronen microscopie
→ scanning
→ transmissie
standaard, kleuren om te zien
verschil in dichtheid → contrast
3D
markers
→ laser ipv lamp, specifiek → optische coupe
→ meerdere optische coupes samenvoegen
individuele moleculen
EM
→ oppervlakte
→ coupe/slice
celfractionering
homogeniseren
scheiden onderdelen cel, differentieel centrifugeren
supernatant: kern → mitochondria → microsomen → ribosomen
prokaryoot
geen kern → DNA in nucleoid
geen membraan omgeven organnellen
compartimentalisatie
gelijke hvh stof = hogere concentratie
verschillende milieus voor functie organel
meer membranen voor membraangebonden processen
celkern
nucleolus → ribosomaal RNA
intermediaire filamenten
ribosomen
vrij
gebonden
rRNA en eiwit → eiwitfabrieken
cytosol → mito’s, peroxisomen, cytosol, kern, chloroplasten
Ruw ER → endomembraansysteem, secretie en membranen
SER
lipiden synthese
koolhydraten metabolisme
opslag calcium ionen
ontgifting (hydrofiele groepen koppelen)
RER
secretie eiwitten synthese
membraaneiwitten synthese
modificatie eiwitten (glycolysatie en zwavelbruggen)
membraan productie
distributie transportblaasjes (met membraan)
Golgi apparaat
cis-zijde (ontvangen) & trans-zijde (versturen)
modificeren producten ER
productie macromoleculen
Lysosomen
blaasjes hydrolytische enzymen voor afbraak macromoleculen (zuur micromilieu)
fagocytose
autofagie (vesicle beschadigd organel)
vacuoles
blaasjes afkomstig van endomembraansysteem (vesicle)
contractile vacuoles (water lozen, waterorganisme)
voedsel vacuoles (fagocytose)
centrale vacuoles (plantencel)
endosymbiose theorie
eigen DNA
eigen ribosomen
groeien en reproduceren zelfstandig
dubbelmembraan
ribosomen
circulair DNA
groeien en reproduceren zelfstandig
mitochondria
chloroplasten
chemische energie → ATP
dubbelmembraan → binnenmembraan in cristae en intermembraanruimte
matrix = katalyseren metabole stappen & locatie DNA en ribosomen
chlorofyl, binnen en buiten membraan, stroma, thylakoiden
peroxisomen
metabolisme, enzymen die H verwijderen van substraat
→ produceren waterstofperoxide → zelf onschadelijk maken
microtubili (tubiline)
celvorm (druk), organel transport, chromosomen uit elkaar, flagella/cilia
motoreiwitten lopen hieroverheen
microfilamenten (actine)
celvorm (trekken), beweging, spiercontractie, stroming cytoplasma (bobbels door corticaal actine voor beweging)
spiercontractie met motoreiwit myosine
intermediaire filamenten
vezelachtige eiwitten/staalkabels
localisatie organellen
celvorm
celwand (planten)
bescherming, vorm, voorkomen extreme opname water
primaire/secundaire celwand en middenlamel tussen 2 cellen
extracellulaire matrix
→ glycoproteinen (protcoglyconen, collageen, fibronectine - vastmaken ECM aan integrine)
integrine = receptor in plasmamembraan
cell junctions
planten: plasmodesmata
dieren: epitheelcellen
tight junctions - lekkage
desmosomen - anker
gap junctions - kanalen
celmembraan
lipiden - fosfolipide (amfipatisch)
eiwitten
membraan fluidity
verzadiging vetzuren
lengte vetzuurstaarten
cholesterol (buffer)
membraaneiwitten
perifere eiwitten (gebonden aan membraan
integrale eiwitten (in hydrofobe core)
→ transmembraan = overspant heel membraan
Osmose
Toniciteit
Water diffundeert over membraan
Balans die cellen water op laat nemen/verliezen
Isotoon
Hypotoon (meer binnen) - turgor
Hypertoon (meer buiten)
Passief transport
Kanaaleiwitten
Carriereiwitten (conformatieverandering - translocatie)
Actief transport
Membraanpotentiaal
Elektrochemische gradient
Elektrogene pomp
Cotransport
Tegen concentratie gradient in
Ladingsverschil over membraan - negatief cytoplasma
Lading en concentratieniveau
Maakt ladingsverschil
→ Na/K pomp (3 Na/2 K)
→ proton pomp (H)
Actief transport faciliteert transport andere stof
Exo/endocytose
Transportblaasje fuseert met membraan
Opname stoffen door blaasje van plasmamembraan
Fagocytose
Pinocytose
Receptor mediated endocytose
cellulaire ademhaling
C6H12O6 + O6 → 6CO2 + 6H2O + energie (ATP en warmte)
molecuul geoxideerd
molecuul gereduceerd
molecuul verliest elektronen
molecuul krijgt elektronen
→ kijk naar elektronegativiteit
(waar zijn elektronen)
NAD+
coenzym
wordt gereduceerd
door H+ en elektronen van dehydrogenase
glycolyse
cytosol, zonder O2
glucose + 2 ADP + 2 Pi + 2NAD+ → 2 pyruvaat + 2 ATP + NADH
energy investment phase: - 2 ATP
energy payoff phase: 4 ATP en 2NADH
ATP door substraatlevel fosforylering
NADH door dehydrogenase
fosfofructokinase reguleert bij stap 3
pyruvaat oxidatie
mito matrix
2 pyruvaat + 2 NAD+ + 2 coA → 2 acetylcoA + 2 CO2 + 2 NADH + 2 H+
door multienzymcomplex (pyruvaat dehydrogenase)
oxidatie pyruvaat en afgifte CO2
reductie NAD+ → NADH
koppel coA
citroenzuurcyclus
mito matrix
2 acetylcoA + 2 ADP + 2 Pi + 6 NAD+ + 2 FAD → 2 ATP + 6 NADH + 2 FADH2 + 4 CO2
ook water en extra coA nodig
citraat is na koppeling acetylcoA
oxidatieve fosforylatie
mito binnenmembraan
26/28 ADP + 22/24 Pi + 2 FADH2 + 10 NADH + 6 O2 → 26/28 ATP + 2 FADH + 10 NAD+ + 12 H2O
Elektronentransport keten
Complex 1 (gaat NADH in, pompt H+) en Complex 2 (gaat FADH2 in) (elektronencarriers)
→ Q
→ complex 3 (pompt H+)
→ Cytochroom C
→ complex 4 (pompt H+ en O2 gereduceerd)
chemiosmose
energie uit H+ gradient (proton motive force) gebruiken voor arbeid
→ ATP synthase (H+ aan rotor, rotor draait en bindt P)
redenen onduidelijkheid hvh ATP
shuttle (glycolyse) kan NADH doorgeven aan NADH OF FADH2
protonen gradiënt ook voor andere producten gebruikt
fosforylatie en redox reactie niet direct gekoppeld
NADH → 2,5 ATP
FADH2 → 1,5 ATP
anaerobe respiratie
organisme heeft transportketen met andere elektronenacceptor (O → S bijv)
fermentatie
glycolyse (1 glucose → 2 ATP, substraat level fosforylering)
NAD+ regenereren
Alcohol fermentatie
CO2 van pyruvaat af → acetaldehyde → NAD+ regenereren en ethanol
melkzuur fermentatie
pyruvaat gereduceerd door NADH → lactaat en NAD+
andere katabole routes
carbohydrates (zetmeel, glycogeen, disachariden) → glycolyse
vetten → glycerol - glycolyse (glyceraldehyde 3 P) / vetzuren - beta oxidatie - acetyl coA of NADH/FADH2
eiwit → aminozuren → (deanimatie) einde glycolyse, pyruvaat oxidatie of citroenzuurcyclus (niet waarschijnlijk) → NH3 komt vrij
chloroplast
fotosynthese
dubbel membraan om stroma
thylakoiden - verbonden zakjes
grana - opgestapelde thylakoiden
omgekeerde respiratie reactie - endergoon
H2O → geoxideerd en O2 → gereduceerd
pigment
pigmenten in chloroplast
stof die licht absorbeert - verschillende golflengtes (reflecteren/doorlaten groen)
chlorofyl a - belangrijkst
chlorofyl b - ondersteunend
carotenoiden - aparte klasse ondersteunend
actiespectrum = golflengte die fotosynthese geeft
pigment absorbeert foton → aangeslagen toestand → elektron valt terug → energie in:
warmte
foton (fluoriscentie)
doorgeven ander molecuul
Fotosysteem
Light harvesting complex (buitenkant)
→ pigment moleculen aan eiwitten
Reactiecentrum (special pair chlorofyl a en primary elektron acceptor)
lineaire elektron flow
foton → pigment LH → P680 (sterkste oxidator)
elektron P680 → primaire elektron acceptor
H2O afsplitsen → e- naar P680+
elektronen transportketen - e- door cytochromen, H+ gradient opbouwen
chemiosmose → ATP
fotonen → pigment LH → P700
e- naar primaire elektron acceptor
e- uit elektronen transportketen van PS2 naar P700+
e- door elektronen transportketen (GEEN ATP)
NADP+ reductase zet e- NADP+ → NADPH
netto lichtreacties
thylakoid membraan - pomp H+ thylakoid in
18 H2O + 12 NADP+ + 18 ADP + 18 Pi → 9 O2 + 18 ATP + 12 NADPH
cyclische elektronen flow
e- gaat terug naar van PS1 naar elektronentransportketen
→ alleen ATP maken (geen NADPH, geen O2)
chemiosmose in planten
cytochroomcomplex (ETK) pompt protonen
PS2 maakt van H2O → H+
NADP+ reductase vangt wel H+ weg
→ ATP synthase gebruikt H+ gradient voor ATP
Calvincyclus
koolstoffixatie
rubisco → CO2 aan RuBP (5C suiker)
6C suiker valt uiteen → 2× 3C → 3 - fosfoglyceraat
reductie
6 ATP erin
+ fosfaatgroep (bifosfoglyceraat)
reductie door 6 NADPH → G3P
regeneratie
5 G3P en 3 ATP → 3 RuBP
donkerreactie netto
stroma
18 ATP + 12 NADPH + 6 CO2 → 1 glucose + 18 ADP + 18 Pi + 12 NADP+
Biofysica
Modellen → zo weinig mogelijk parameters
Natuurkunde/formules toegepast op levende systemen
Asymmetrische celdeling
Polariteit voor functioneren
Signaal
initiële polarisatie
Stabilisatie