1/17
Technieken om de werking van de hersenen te bestuderen (boek)
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Nucleaire beeldvorming:
Positronemissietomografie (PET)
Functionele radiologische beeldvorming:
functionele MRI (fMRI)
Wat zijn structurele beeldvormingstechnieken? + de belangrijkste
Structurele beeldvormingstechnieken brengen de anatomie van de hersenen in kaart.
Ze geven informatie over:
Vorm
Grootte
Locatie
Samenstelling van weefsels en organen
Ze tonen geen of weinig informatie over hersenfunctie of -activiteit.
Doel: antwoord op de vraag "Hoe ziet het eruit?"
In tegenstelling tot functionele technieken, die laten zien "Hoe werkt het?"
In de kliniek belangrijk voor het zichtbaar maken van pathologie (ziekteprocessen).
Twee belangrijkste structurele technieken:
CT-scan
MRI-scan
Computertomografie (CT) Algemeen + overige opmerking
Algemeen
Een CT-scan maakt dwarsdoorsneden van de hersenen met behulp van röntgenstralen en een computer.
Het is snel en volledig, geschikt voor het opsporen van een acuut herseninfarct of hersenbloedingen.
Door de ontwikkeling van CT werd het mogelijk hersenweefsel in korte tijd gedetailleerd te tonen.
Overige opmerking
CT- en MRI-beelden tonen hersenen van onderaf:
Linkerzijde van de afbeelding is de rechterkant van de hersenen.

Magnetic Resonance Imaging (MRI) Algemene kenmerken
Algemene kenmerken:
Gebruikt magneetvelden en radiogolven om beelden van het lichaam (en met name de hersenen) te maken.
Wordt vooral structureel gebruikt, maar kan met technieken als fMRI ook functionele informatie geven.

Verschillen CT-scan en MRI-scan

Wat zijn functionele beeldvormingstechnieken?
Algemene kenmerken:
Meten de werking of activiteit van de hersenen.
Focussen op wat hersengebieden wel of niet doen.
Brengen neurobiologische processen in kaart, zoals:
Stofwisseling
Zuurstofopname
Elektrische activiteit
Wat laten ze zien?
Waar en hoe actief de hersenen zijn.
Worden toegepast tijdens rusttoestand of bij het uitvoeren van taken.
Toepassingen in de kliniek:
Afbakenen van getroffen hersengebieden bij een herseninfarct (vooral als dit niet goed zichtbaar is op structurele beeldvorming).
Inschatten van celdichtheid van een hersentumor.
Beoordelen van kwaadaardige tumoren.
Toepassingen in wetenschappelijk onderzoek:
Onderzoeken van de relatie tussen gedrag en neurale activiteit.
Belangrijk voor (neuro-)psychologisch onderzoek:
Mensen voeren taken uit terwijl hersenactiviteit wordt gemeten.
Diagnostiek van metabole ziektes en hersenafwijkingen op een fijne schaal, zoals:
Ziekte van Alzheimer (verstoorde hersenstofwisseling).
Waarom interessant?
Geeft inzicht in hersenfunctie tijdens gedrag.
Onmisbaar voor zowel klinisch als fundamenteel neurologisch en psychologisch onderzoek.
Overzicht van de belangrijkste functionele beeldvormingstechnieken:
Elektrische activiteit meten:
Elektro-encefalografie (EEG) & Event-Related Potential (ERP)
Magneto-encefalografie (MEG)
Elektrische stimulatie meten:
Transcraniale Magnetische Stimulatie (TMS)
Hersenscans:
Positron Emissie Tomografie (PET)
functionele MRI (fMRI)
Elektrische activiteit meten:
Elektro-encefalografie (EEG) & Event-Related Potential (ERP)
Magneto-encefalografie (MEG)
Wat is elektro-Encefalogram (EEG)
Meet elektrische activiteit in de hersenen.
Elektrische activiteit meten.
Werking van EEG
In het kort:
Elektroden (kleine metalen plaatjes) worden op het hoofd geplaatst.
Deze vangen elektrische signalen van hersencellen (neuronen) op.
De signalen worden weergegeven als hersengolven op een scherm of papier.
In detail:
Elektroden worden met geleidende vloeistof op de hoofdhuid geplaatst.
Registratie van activiteit uit de hersenschors, van groepen neuronen.
EEG registreert signalen rond elke elektrode.
Signalen worden digitaal verwerkt en opgeslagen.
Hersengolven en bewustzijnstoestanden (EEG)
EEG toont hersengolven met verschillende frequenties, amplitudes en vormen.
Bèta-golven: lage amplitude, hoge frequentie – bij actieve of alerte toestand.
Alfa-golven: hogere amplitude, lagere frequentie – bij kalme en ontspannen toestand.
Toepassingen van EEG (onderzoek en klinisch)
Onderzoek:
Meten van hersenactiviteit tijdens taken (bijv. visuele geheugentaak).
Stimuli kunnen leiden tot Event Related Potentials (ERP’s): specifieke hersenreacties na een prikkel.
Klinisch:
Diagnose van epilepsie en karakterisering van epileptische activiteit.
Onderzoek naar slaap-/waakstoornissen.
Informatie over hersenbeschadiging (bijv. door beroerte of tumor).
Ook toepasbaar bij gezonde personen voor studie van normale hersenactiviteit.
Voor- en nadelen van EEG
Voordelen:
Lage kosten.
Hoge temporele resolutie (kan snelle veranderingen meten).
Nadelen:
Lage spatiële resolutie (moeilijk om exacte bron van activiteit te lokaliseren).
Beperkt tot activiteit in de hersenschors, niet in diepere hersenstructuren.
Magnetic Resonance Imaging (MRI) Ontwikkeling en toepassing:
Ontwikkeld in de jaren ’80; sindsdien essentieel voor 'in vivo'-hersenonderzoek.
Belangrijkste techniek voor onderzoek naar de hersenstructuur, -werking en -stoornissen.
Bestaat uit een ronde buis met een zeer sterke, altijd actieve magneet die een homogeen magnetisch veld opwekt (in Tesla).
Computertomografie (CT) Werking
'CT' staat voor computertomografie: 'tomo' = plakje (Grieks), 'grafie' = afbeelding.
CT-scanner bestaat uit een gemotoriseerde röntgenbron die in een spiraalvorm om het hoofd draait.
Röntgenstralen worden vanuit meerdere hoeken door het hoofd gestuurd.
Digitale detectors meten hoeveel straling door het weefsel is gegaan.
De computer verwerkt de gegevens via wiskundige algoritmes tot:
2D-beelden van hersenplakjes
3D-beelden door plakjes samen te voegen
Neuro-radiologen kunnen hiermee hersenafwijkingen gedetailleerd bekijken.
Computertomografie (CT) Stappen van een CT-scan
Röntgenbuis draait om het lichaam.
Detectoren meten geabsorbeerde straling.
Computer maakt dwarsdoorsnedes.
Samenstelling tot 3D-beeld.
Computertomografie (CT) Toepassingen
In kaart brengen van:
Atrofie bij dementie
Zwellingen na trauma
Aangeboren afwijkingen
Ziek weefsel = hypodens (donker op beeld, door meer water)
Bloed en kalk = hyperdens (wit op beeld)
In acute situaties (zoals beroerte of trauma) wordt CT gebruikt om snel onderscheid te maken tussen:
Hersenbloeding
Herseninfarct
Contusie (kneuzing)
Schedelbasisfractuur
Computertomografie (CT) Voor- en nadelen
Voordelen:
Snelle beschikbaarheid
Lage kosten t.o.v. MRI
Geschikt voor acute situaties
Eén scan toont bloedvaten, hersenweefsel en botten tegelijk
Minder gevoelig voor patiëntbewegingen dan MRI
Geen probleem voor patiënten met:
metalen implantaten
claustrofobie
Nadelen:
Beperkt onderscheidend vermogen in hersenweefsel
Subtiele verschillen in grijze/witte stof niet zichtbaar
Blootstelling aan ioniserende straling:
Risico op DNA-schade, kanker, staar
Voorzichtig gebruik bij kinderen en gezonde vrijwilligers
Voor gedetailleerd hersenonderzoek is MRI beter geschikt