LKT Nederlands

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
GameKnowt Play
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/32

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Hoofdstuk 3

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

33 Terms

1
New cards

Creatieve constructie theorie

Theorie over het ontstaan van taal, waarbij men ervan uitgaat dat kinderen taal niet simpelweg imiteren, maar zelf over een aangeboren taalvermogen beschikken waarmee ze op een creatieve manier zinnen kunnen bouwen. Ook wel mentalisme genoemd.

2
New cards

Interactionele benadering

Theorie over het ontstaan van taal waarbij men enerzijds het belang van aangeboren taalleervermogen onderschrijft, maar anderzijds benadrukt dat het taalaanbod van de omgeving en de interactie tussen een kind en andere moedertaalsprekers belangrijk is bij het leren van een taal.

3
New cards

Prelinguale periode

De periode in de taalontwikkeling voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt, ook wel de voortalige periode genoemd. Deze periode loopt vanaf de geboorte tot aan ongeveer het eerste levensjaar en omvat de fasen van het huilen, vocaliseren, vocaalspel en brabbelen.

4
New cards

Vocaalspel

Fase in de prelinguale periode waarin de baby experimenteert met klanken, zowel klinkers als medeklinkers.

5
New cards

Vocaliseren

Fase in de prelinguale periode waarin de baby zelf klinkers of vocalen produceert. Een kind ontdekt de klank van de taal en oefent spraakmechanisme.

6
New cards

Brabbelen

Fase in de prelinguale periode waarin de baby klankgroepen produceert zoals, dadada, bababa, mamama en waarbij de klanken worden aangepast aan de moedertaal.

7
New cards

Linguale periode

De periode in de taalontwikkeling na het eerste levensjaar, waarin een kind woorden en zinnen als communicatiemiddel gebruikt. De linguale fase in de taalontwikkeling valt uiteen in drie perioden: de vroeglinguale periode, de differentiatiefase en de voltooiingsfase.

8
New cards

Vroeglinguale periode

De periode in de taalontwikkeling die loopt van 1 tot 2,5 jaar en bestaat uit de fasen van de éénwoordzin, de tweewoordzin en de meerwoordszin.

9
New cards

Voltooiingsfase

De periode in de taalontwikkeling die loopt van 5 tot 9 jaar. Alle processen die in de vorige fase zijn begonnen, worden nu verder uitgebouwd. Aan het eind van deze periode beheerst een kind de taal op dezelfde manier als een volwassene. Er is alleen verschil in grootte van de woordenschat.

10
New cards

Differentiatiefase

De periode in de taalontwikkeling die loopt van 2,5 tot 5 jaar waarin de taalontwikkeling op alle niveaus van de taal veel gedifferentieerder wordt. Kinderen leren veel nieuwe woordsoorten en de woordenschat breidt zich sterk uit.

11
New cards

Simultane tweetaligheid

Het verschijnsel dat kinderen voor hun derde levensjaar min of meer gelijktijdig twee talen leren.

12
New cards

Successieve tweetaligheid

Het verschijnsel dat kinderen na de leeftijd van drie jaar een tweede taal leren nadat ze een eerste taal hebben geleerd. Bij successieve tweetaligheid leert iemand de tweede taal altijd met zijn kennis van de eerste taal.

13
New cards

Interfentiefouten

Fouten die voortkomen uit de verschillen tussen een eerste en tweede taal.

14
New cards

Luisterstrategie

Een bewuste manier van luisteren die iemand hanteert om een bepaald luisterdoel te bereiken.

15
New cards

Globaal luisteren

Een luisterstrategie waarbij je globaal de spreker probeert te volgen. Je volgt de lijn van een betoog en let minder op details.

16
New cards

Intensief luisteren

Een luisterstrategie waarbij je een zo volledig mogelijk beeld probeert te krijgen van wat de spreker te vertellen heeft.

17
New cards

Gericht luisteren

Een luisterstrategie waarbij je luistert vanuit bepaalde specifieke vragen.

18
New cards

Kritisch luisteren

Een luisterstrategie waarbij je probeert om tijdens het luisteren een mening te vormen.

19
New cards

Luisterdoel

Bewuste of onbewuste doelstelling van de luisteraar. We kennen de volgende luisterdoelen: iets te weten willen komen, een gevoel willen ondergaan, een mening willen vormen, een handeling willen uitvoeren en een spel willen spelen.

20
New cards

Spreekdoel

De doelstelling die een spreker hanteert. De vier belangrijkste zijn: informeren, amuseren, instrueren en overtuigen.

21
New cards

Amuseren

22
New cards

Spreekdoel/tekstdoel waarbij de spreker/schrijver het doel heeft om de toehoorders te vermaken, te boeien of te ontroeren.

23
New cards

Informeren

Een spreekdoel/tekstdoel waarbij het gaat om het overbrengen van feitelijke informatie.

24
New cards

Instrueren

Spreekdoel/tekstdoel waarbij de spreker/schrijver iets wil uitleggen of verduidelijken.

25
New cards

Overtuigen

Spreekdoel/tekstdoel waarbij de spreker/schrijver iemand wil overhalen een bepaald standpunt of mening in te nemen.

26
New cards

Spreekstrategieën

Een doelgerichte handeling die een spreker hanteert om een spreektaak efficiënt uit te voeren. We kennen de volgende spreekstrategieën: oriënteren op het doel van de spreektaak, oriënteren op het onderwerp en het inzetten van eigen kennis, oriënteren op het soort spreektaak, oriënteren op het publiek of de gesprekspartner, reflecteren op de spreektaak, monitoren van de spreektaak en evalueren van de spreektaak.

27
New cards

Oriënteren op de gesprekspartner of het publiek

Spreekstrategie waarbij de spreker nagaat wie zijn toehoorders zijn en zijn spreken probeert of te stemmen op zijn publiek.

28
New cards

Oriënteren op de soort spreektaak

Spreekstrategie waarbij je je van te voren afvraagt op welke manier je wilt presenteren.

29
New cards

Oriënteren op het doel van de spreektaak

Spreekstrategie waarbij de spreker zich eerst afvraagt wat hij precies wil bereiken.

30
New cards

Oriënteren op het onderwerp

Spreekstrategie waarbij de spreker van te voren nagaat of hij voldoende weet over een bepaald onderwerp, zich oriënteert op het onderwerp en zijn eigen voorkennis ervaring in kaart brengt.

31
New cards

Reflecteren op de spreektaak

Spreekstrategie waarbij de spreker zich tijdens het spreken afvraagt of de informatie overkomt en hij zijn doel bereikt.

32
New cards

Monitoren van de spreektaak

Spreekstrategie waarbij de spreker zich afvraagt of zijn preken duidelijk is en of het nodig is om aanpassingen te plegen.

33
New cards

Evalueren van de spreektaak

Spreekstrategie waarbij de spreker zich na afloop van een presentatie afvraagt of het goed ding en wat er een volgende keer anders zou kunnen.