Thematische Woordenschat - 19. Sport
Studied by 0 people
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards1/109
There's no tags or description
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
110 Terms
der Sport, die Sporte
portde s
sport treiben
sporten
die Sportart, die Sportarten
de sport, de sportsoort
der Sportler, die Sportler
de sporter
die Sportlerin, die Sportlerinnen
de sporter (v)
der Verein, die Vereine
de vereniging, de club
der Club, die Clubs
de club
der Profisportler, die Profisportler
de profsporter
die Profisportlerin, die Profisportlerinnen
de profsporter (v)
der Profi, die Profis
de profsporter, de professional
sportlich
sportief
der Sportplatz, die Sportplätze
het sportveld
die Runde, die Runden
de ronde
die Halle, die Hallen
de hal, de zaal
das Stadion, die Stadien
het stadion
das Studio, die Studios
de sportschool
trainieren
trainen
der Trainer, die Trainer
de trainer
die Trainerin, die Trainerinnen
de trainer (v)
betreuen
begeleiden
das Training, die Trainings
de training
die Übung, die Übungen
de oefening
unbedingt
beslist, per se
allein
alleen
ähnlich
soortgelijk, vergelijkbaar
fit
fit, met goede conditie
die Fitness, nur Sg.
de (goede) conditie
sich anstrengen
zich inspannen, moeite doen
anstrengend
vermoeiend, inspannend
erschöpft
uitgeput, doodmoe
die Energie, nur Sg.
de energie
die Leistung
de prestatie
der Start, die Starts
de start, het startpunt
los
af
das Ziel, die Ziele
het doel, de finish
die Mannschaft, die Mannschaften
het team, de ploeg
das Team, die Teams
het team
der Spieler, die Spieler
de speler
die Spielerin, die Spielerinnen
de speler (v)
ersetzen
vervangen
spielen (+ Ballsportart)
spelen
rennen
rennen, hardlopen
das Spiel, die Spiele
het spel, de wedstrijd
der Gegner
de tegenstander, de tegenpartij
die Gegnerin, die Gegnerinnen
de tegenstander (v)
der Rekord, die Rekorde
het record
der Meister, die Meister
de kampioen
der Weltmeister, die Weltmeister
de wereldkampioen
der Wettkampf, die Wettkämpfe
de wedstrijd
die Olympiade, die Olympiaden
de Olympische Spelen, de olympiade
die Tour de France
de ronde van Frankrijk, de Tour de France
führen
voorstaan
der Sieger, die Sieger
de winnaar
die Siegerin, die Siegerinnen
de winnares
der Sieg, die Siege
de overwinning, de zege
gewinnen
winnen
schlagen
verslaan
verlieren
verliezen
der Verlierer, die Verlierer
de verliezer
letzter, letzte, letztes
laatste
nur
maar
der Zufall, die Zufälle
het toeval
reiner Zufall
puur toeval
zufällig
toevallig
unentschieden
gelijk spel
das Ergebnis, die Ergebnisse
het resultaat
ausgehen
eindigen, aflopen
wetten
wedden, gokken
teilnehmen
deelnemen, meedoen
der Teilnehmer
de deelnemer
die Teilnehmerin
de deelneemster
die Teilnahme
de deelname
der Zuschauer, die Zuschauer
de toeschouwer
die Zuschauerin, die Zuschauerinnen
de toeschouwer (v)
zuschauen
toekijken
der Ball, die Bälle
de bal
werfen
gooien, werpen
fangen
vangen
(der) Basketball
het basketbal
der Basketball, die Basketbälle
de basketbal
(der) Volleybal
het volleyball
der Volleyball, die Volleybälle
de volleybal
(der) Handball
het handbal
der Handball, die Handbälle
de handbal
(das) Tennis
het tennis
das Golf
het golf
der Rasen, die Rasen
het grasveld, het gazon
(der) Fußball
het voetbal
der Fußball, die Fußbälle
de voetbal
das Fußballspiel, die Fußballspiele
de voetbalwedstrijd, de voetbalmatch
das Tor, die Tore
het doel, het doelpunt
der Torwart, die Torwarte
de keeper, de doelman
eindeutig
eenduidig
unglaublich
ongelooflijk, ongehoord
populär
populair
schwimmen
zwemmen
tauchen
duiken
springen
springen
segeln
zeilen
surfen
surfen