1/69
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
profond - profondément
diep, zwaar, intens, hevig
s'ennuyer profondément
zicht ontzettend vervelen
réfléchir profondément
diep nadenken
bref - brièvement
kort, kortom
dans les plus brefs délais
zo snel mogelijk
bref
kortom
grave - gravement / grièvement
ernstig, belangrijk
Il est gravement malade.
Hij is ernstig ziek.
Il a été grièvement blessé
Hij werd zwaar gewond.
meilleur - mieux
beter
Réveillon du Nouvel An
oudejaarsavond
Bonjour tout le monde !
Dag allemaal !
s'adresser à qqn
zich richten tot iemand
se composer de
bestaan uit
sensibiliser qqn à qqch.
iemand sensibiliseren voor iets
un usager faible
een zwakke weggebruiker
un piéton
een voetganger
un cycliste
een fietser
un automobiliste / un conducteur / un chauffeur
een automobilist
un passager / une passagère
een passagier
rouler
rijden
conduire
besturen (rijden in...)
le respect mutuel
het wederzijds respect
se mettre en file
achter elkaar rijden
une égratignure
een schrammetje
un bobo
een schrammetje (familiair taalgebruik)
un casque
een helm
porter un casque
een helm dragen
le port du casque
het dragen van de helm
mourir
sterven
un pouce
een duim
un pouce en l'air
een duim in de lucht
un airbag
een airbag
un GSM / un téléphone portable
een GSM
un écran brisé
een gebroken scherm
envoyer un message à qqn
een berichtje naar iemand sturen
un(e) petit(e) ami(e)
een liefje
l'asphalte
het asfalt
boire de l'alcool
alcohol drinken
être ivre / saoul
dronken zijn
un permis de conduire
een rijbewijs
rentrer
naar huis gaan
tenir à qqn
om iemand geven
retenir qqn
iemand tegenhouden
un mort
een dode
un mortuaire
een mortuarium
il est mort
hij is dood (toestand)
s'habiller
zich aankleden
un pantalon rayé
een gestreepte broek
couvrir
bedekken
un drap
een laken
il fait noir
het is donker
tomber en panne
in panne vallen
un triangle de sécurité
een veiligheidsdriehoek
monter dans une voiture
in een auto stappen
descendre d'une voiture
uit een auto stappen
faire monter / descendre qqn
iemand laten instappen / uitstappen
être attentif
aandachtig zijn
fréquenter
regelmatig gaan naar
ralentir
vertragen
accélérer
versnellen
un cycliste
een fietser
un piéton
een voetganger
les usagers faibles
de zwakke weggebruikers
avoir priorité
voorrang hebben
traverser la rue
de weg oversteken
probable - probablement
waarschijnlijk
gentil - gentiment
vriendelijk
bon - bien
goed
mauvais - mal
slecht