1/6
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
beletselteken (…)
Gebruik je:
Bij een onvolledige opsomming
➤ tijdschriften, repen, drankjes ...
Bij een onderbroken zin
➤ Ik wilde starten, maar ...
Bij twijfel
➤ Cola ... of limonade ...
Bij een niet-afgewerkte gedachte
➤ Wat ze toen zei ...
Bij gesuggereerde spanning
➤ Maar wat hij toen deed ..
gedachtestreepje (-)
Gebruik je bij een plots ingevoegde gedachte in een zin
➤ Hij zei — zonder aarzelen — dat hij meeging.
puntkomma (;)
Staat tussen twee zinnen die inhoudelijk sterk samenhangen
➤ Onze nieuwe toestellen zijn sneller; ze zijn bovendien goedkoper.
Betekenis: tussen een punt en een komma
➤ Pauze is korter dan bij een punt, langer dan bij een kom
aanhalingsteken
Bij bijzondere betekenis van een woord
➤ Ook Maya was bij de ‘gelukkigen’.
Bij letterlijke weergave van iemands woorden (directe rede)
➤ ‘Hebben jullie gedronken?’ vroeg de agent.
beginaanhaling
De aanhaling staat eerst
Eindpunt → komma als het géén vraagteken of uitroepteken is
➤ ‘Spreek ik met Wannes?’ informeerde ze.
➤ ‘Nee’, stamelde Peter.
einaanhaling
Er komt een dubbele punt voor de aanhaling
Eindleesteken staat vóór het aanhalingsteken
➤ Nieke vroeg: ‘Waarom helpen jullie me niet?’
onderbroken aanhaling
nderbreking komt tussen komma’s
➤ ‘Jongens,’ jammerde ze, ‘kan het wat stiller?’
➤ ‘Morgen’, zei hij, ‘zijn er weer verse broodjes.’