1/30
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
epiek
prozaverhalen
vroeger ook rijm
epos = woord, verhaal
Een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog.
voorbeeld:
Ilias (Homerus)
subgenres:
roman
kortverhaal
novelle
mythe
sage
lyriek
poëzie
lyra = lier
De uitbeelding van een toestand (gevoelens) in de vorm van een monoloog.
subgenres:
ode
elegie
klaagzang
dramatiek
toneel
vroeger ook rijm
dran = handelen, toneel, theater
De uitbeelding van een handeling in de vorm van een dialoog.
subgenres:
komedie
tragedie
tragikomedie
driehoek van Petersen

proza
Niet-rijmende verhalen in een doorlopende tekst.
dramatis personae
De personages
ruimte
geografische ruimte
sfeerscheppende ruimte
sociale ruimte
symbolische ruimte
paria
iemand die zich van de samenleving afsluit
zwarte humor
lachen met andermans miserie
abrupt
opeens, onverwacht
gimmick
iets grappig
een zinnetje
man, man, man
manco
een tekort, gebrek of een fout
fabel/ story
samenvatting met de gebeurtenissen strikt chronologisch
sujet/ plot
samenvatting met de gebeurtenissen in de zelfde volgorde als in het boek
faction
wanneer de lezer niet weet waar de facts beginnen en de fiction eindigt
begin
ab ovo
eerst kennismaking
in medias res
middenin het verhaal
post rem
einde verhaal
midden
intern
op moreel vlak
extern
op materieel vlak
opgangsverhaal
personage wordt er beter van
ondergangsverhaal
personage wordt er slechter van
cyclische opbouw
queeste of zoektocht
raamvertelling
the canterbury tales
dubbelroman
stream of consciousness
spanning
prospectie
vooruitblik
informatie achterhouden
retardering
vragen oproepen
cliffhangers
legpuzzelstructuur
vragen beginnen oplossen
open plekken
einde
open einde
gesloten einde
synoniem thema
grondmotief
motieven
verhaalmotieven
concrete gebeurtenissen
abstracte motieven
dood, eenzaamheid, liefde,…
leidmotief
dezelfde bewoording komt terug
vertelperspectieven
auctoriële verteller
alwetend
personele verteller
in het verhaal
beperkte kennis
meervoudig vertelperspectief
vertellende ik-persoon
daarna beschrijven
handelende of belevende ik-persoon
op het moment zelf
personages
expliciet
uitgebreid voorgesteld
impliciet
minder uitgebreid
rond karakter
ze groeien doorheen het verhaal
vlak karakter
protagonist
hoofdpersonage
antagonist
tegenspeler
tritagonist
medespeler
figurant
held
antiheld
tijd
kalendertijd
historische tijd
uurtijd
tijd van het uurwerk
literaire tijd
tijd in het verhaal
chronologisch
niet-chronologisch
tijd (veranderingen)
flashbacks
flashforwards
retardering
versnelling
vertelde tijd
verteltijd
ridderepiek
ontstaan: 1100
aan het hof vertellen
als voorbeeld hoe ridders zich moesten gedragen
vermaak
Karelroman
voorhoofse romans
Karel de grote
ruzie tussen leenman en onderdaan, grote veldslagen
moed, dapperheid en trouw
vrouw = onderdanig
Karel ende elegast
Arthurroman
hoofse roman
één-op-één gevechten, queesten
hulpvaardigheid, rechtvaardigheid,…
vrouw = gelijkwaardig
Walewijn en het vliegende schaakbord
Oosterse Roman
Babylon
Antikiserende ridderverhalen
Bijbelse tijden
Antropomorfisme
Reinaert de vos
tijdsbeeld middeleeuwen
standenmaatschappij
theocentrisch
anonieme literatuur
Walewein
oorspronkelijk Middelnederlandse roman
sociale klasse = adel aan het hof
—> zaal zoals een paradijs
relatie Walewein en Ysabele
passionele liefdesrelatie
rood = wreed, slecht, duivel
epische concentratie
alle heldendaden aan Arthur toeschrijven
cirkelstructuur
ordo: aan het hof
manque: schaakbord zoeken
queeste: schaakbord, zwaard, Ysabele
herstel ordo: liefde, alles gevonden
Karel ende Elegast
god
vraag hem om bescherming
iedereen laten slapen
dood iemand
zwart = duivel
woud = onzeker, onveilig
hof = keizer, veilig
relatie Karel en Elegast
1. vreemden
2. vertrouwen
3. Elegast in ere hersteld
vrouw = ondergeschikt
waargebeurd
complot
hofdag
duel
keizer kan niet goed stelen
fictief
engel
god kiest wie wint
haan kan spreken
iedereen slaapt
keizer gaat stelen
cirkelstructuur
ordo: Karel is keizer
manque: hij moet stelen van de engel
queeste: beroven het huis van Eggeric en doden hem
herstel ordo: Elegast in ere hersteld en Karel is weer keizer
dierenepiek (Van den vos Reynaerde)
personages
Belijn
Bruun de beer
Cantecleer
Cuwaert
Grimbeert de das
Isengrim = wolf
Nobel de leeuw
Reinaert de vos
Tibeert de kater
begin verhaal
in het land van koning Nobel
op Pinksteren op de hofdag
de dieren klagen over Reinaert
Izegrim (wolf)
toneelversie
Courtois
Reinaert kijkt op hem neer
—> de koning en regering = overdrijven en ongeloofwaardig
Wapenbroeders
psychologisch doorzicht
Bruun (beer) - honing
—> gewoon volk = losbandig, misbruik, niet sympathiek
satire op het naoorlogse België
Leopold III —> vlucht = zwak
koning = ziek en zwak
cirkelstructuur:
ordo: in huis van Reinaert
manque: Bruun de beer
queeste: Reinaert lokt hem in de val
herstel ordo: Reinaert is vrij
de lekenbiecht
Reinaert biecht alles op bij Grimbeert
Reinaert = trots, geen spijt
Grimbeert = sensationeel
kritiek op de kerk en lekenbiecht
audiofragment
vertelt over complot —> schat
wolf, beer, kater opgehangen
koning(in) = dom, hebzuchtig, naïef, egoïstisch
Reinaert = sluw en slim
interview
samenvatting
proloog
het verhaal is voor de hoofse mensen
vermaak
er wordt vaak iets over de bron verteld
causa scribendi
geen Nederlandse vertaling (dame vroeg dit)
inspanning
kostte hem zijn nachtrust
bronvermelding
zoeken in Franse boeken
een gebed
God moge ons zijn steun verlenen!
slot
het tegenovergestelde van de hoofse waarden
er is geen echte vrede —> verdwenen
Bewilleme —> acrostichon
satire
op een lachwekkende manier kritiek gegeven op de maatschappij
domme ridder (beer)
gierige koning (leeuw)
parodie
spottende namaak van een ridderverhaal
reinaert = ridder
vergelijking Karel ende Elegast, Walewein
