Kaarten: Ontwikkelingspsychologie (Feldman) | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 8 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/330

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

331 Terms

1
New cards

Ontwikkelingspsychologie

De wetenschappelijke studie naar de patronen van groei, verandering en stabiliteit van conceptie tot aan de adolescentie

2
New cards

Fysieke ontwikkeling

De invloed van het lichaam op de ontwikkeling. Zoals je hersenen spieren, zenuwstelsel en de zintuigen.

3
New cards

Cognitieve ontwikkeling

Ontwikkeling die betrekking heeft op de manier waarop het gedrag van mensen wordt beïnvloed door groei en verandering in de eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden.

4
New cards

Sociale ontwikkeling

sociale ontwikkelingen komen tot stand door groei, veranderingen of stabilisatie van sociale relaties en interacties. Persoonlijkheid komt tot stand door stabiliteit en veranderingen in eigenschappen/karakter van een mens.

5
New cards

Cohorten

is een groep mensen die rond een bepaalde tijd / periode op een bepaalde plaats is geboren.

6
New cards

Continue verandering

geleidelijk proces van ontwikkeling. Nieuwe prestaties komen voort uit oude.

7
New cards

discontinue verandering

ontwikkeling in aparte stadia. Ontwikkelingen kunnen hierbij heel abrupt verlopen en zijn anders dan de vorige

8
New cards

Maturatie

Proces van ontwikkeling/uiting van voorbestemde genetische informatie. Nature, van je ouders geërfd.

9
New cards

Klassieke conditionering (Pavlov)

een organisme reageert op een bepaalde manier op een neutrale stimulus die die respons normaal gesproken niet uitlokt.

10
New cards

Operante conditionering

Gedrag wordt verklaard door een vrijwillige respons die verzwakt of versterkt wordt door de positieve of negatieve consequenties die met die respons worden geassocieerd.

11
New cards

Gedragsmodificatie

formele techniek om de frequentie van gewenst gedrag te doen verhogen en van ongewenst gedrag te doen verlagen. Bv. Beloningssysteem.

12
New cards

Cognitief perspectief

ontwikkelingen gericht op processen van kennis en begrijpen. De hersenen!

13
New cards

Systematisch perspectief

Kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysieke, cognitieve, persoonlijkheids- en sociale wereld. (totaalpakket)

14
New cards

Bio-ecologisch model van Bronfenbrenner

Balansmodel. Gaat uit van 5 omgevingsniveaus die elke biologische organisme gelijktijdig beïnvloed.

15
New cards

Microsysteem

dagelijks directe omgeving

16
New cards

mesosysteem

connecties tussen de verschillende aspecten van het microsysteem.

17
New cards

exosysteem

algemene invloeden van sociale instituties zoals scholen, overheid etc. Hebben invloed op het micro- en mesosysteem.

18
New cards

Macrosysteem

overkoepelende culturele invloeden.

19
New cards

chronosysteem

invloed van tijd en historische gebeurtenissen. Trauma's bijvoorbeeld.

20
New cards

Evolutionair perspectief

genetische erfelijkheid bepaald gedrag.

21
New cards

Genotype

Combinatie van genetische informatie. Is onzichtbaar. Bijvoorbeeld je karaktereigenschappen.

22
New cards

Fenotype

Is het waarneembare kenmerk, bv. Blauwe ogen of druk gedrag.

23
New cards

46 chromosomen

Dragers van elk deel van erfelijk materiaal.

De vader en moeder leveren ieder 23 chromosoom.

24
New cards

Monozygotische tweeling (eeneiig)

genetisch identieke tweelingen

25
New cards

dixygotische tweeling (twee-eiig)

genetisch gezien als broer en zus.

26
New cards

Germinale fase

bevruchting tot twee weken, in deze fase deelt de zygote zich en nestelt zich in de baarmoederwand.

27
New cards

Embryonaal stadium

de periode van 2 tot 8 weken na de bevruchting, waarin de belangrijkste organen en fundamentele anatomie zich ontwikkeld.

28
New cards

ectoderm

Buitenste laag van het kiemvlies van de vrucht in het moederlichaam waaruit zich o.a. de huid en het zenuwstelsel ontwikkelen

29
New cards

endoderm

het binnenste kiemblad van een embryo. Het groeit uit tot: - Slokdarm - Maag - darmen - Lever - Pancreas - Luchtpijp - Longen - Urineblaas - Urinebuis - Urineleiders - Prostaat klieren

30
New cards

mesoderm

is het middelste kiemblad van een embryo. Het groeit uit tot: skelet. bloedcellen, spieren

31
New cards

Foetaal stadium

Het stadium van prenatale ontwikkeling dat rond acht weken na de conceptie begint en eindigt bij de geboorte

32
New cards

Dominante eigenschap

De eigenschap die tot uiting komt als er twee concurrerende eigenschappen aanwezig zijn.

33
New cards

recessieve eigenschap

De eigenschap die in het mechanisme aanwezig is maar niet tot uitding komt.

34
New cards

Klassieke conditionering

Een vorm van leren waarbij iemand reageert op een neutrale stimulus die een bepaald 'rare' respons oproept. Bijvoorbeeld bel -> kwijlen.

35
New cards

Gewenning

De afname van een respons op een stimulus die plaatsvindt na het vaker herhalen van de gegeven stimulus.

36
New cards

Plasticiteit

De mate waarin ontwikkelde structuren of gedragspatronen te veranderen zijn als gevolg van ervaringen. Dit is bij de hersenen relatief groot.

37
New cards

Kritieke periode

Een specifieke tijd in de ontwikkeling waarbij een gebeurtenis de grootste gevolgen heeft. Bijvoorbeeld liefde in de 1e levensjaren.

38
New cards

Gevoelige periode

Een periode, meestal vroeg in het leven van een organisme, waarbij deze extra gevoelig zijn voor bepaalde stimuli.

39
New cards

Reflex

Niet-aangeleerde, gestructureerde onvrijwillige respons die automatisch optreden in de aanwezigheid van bepaalde stimuli.

40
New cards

Marasme

Dit is een ziekte waarbij kinderen stoppen met groeien, wordt veroorzaakt door een ernstig tekort aan proteïnen en calorieën

41
New cards

sensatie

De zintuigen reageren op de stimuli

42
New cards

perceptie

De stimuli wordt geïnterpreteerd.

43
New cards

Piaget

de manier waarop baby's leren kan in één eenvoudige vergelijking worden samengevat: Actie=kennis.

44
New cards

Adaptatie

is de eigenschap om zich aan te passen aan onze omgeving.

45
New cards

Assimilatie

De neiging om iets nieuws te plaats binnen iets wat we al weten en begrijpen.

46
New cards

accommodatie

Veranderingen in onze bestaande manier van denken of ons gedrag in reactie op ontmoetingen met nieuwe stimuli of gebeurtenissen.

47
New cards

Sensomotorische fase

0 - 24 maanden ontwikkelingen, reflexen, herhaling willekeurige bewegingen, spelen, verwerken van dingen.

48
New cards

circulaire reacties

Herhalen van een willekeurige motorische handelingen

49
New cards

Neuron/zenuwcel

Basiscel van het zenuwstelsel

50
New cards

Synapse (Synaps)

De spleet tussen de neuronen

51
New cards

Neurotransmitters

stof die het mogelijk maakt dat neuronen met elkaar kunnen communiceren

52
New cards

Myeline

Stof die een beschermlaag vormt om delen van neuronen

53
New cards

Pruning

Als eerder gemaakte synaptische verbindingen ongedaan gemaakt worden. Het "wegsnoeien" van verbindingen gebeurt grotendeels door het niet activeren ervan.

54
New cards

reflexen

aangeboren, ongecontroleerde gedragingen die automatisch optreden in de aanwezigheid van bepaalde stimuli

55
New cards

object permanentie

Baby's krijgen het besef dat mensen en objecten niet ophouden te bestaan als zij onzichtbaar zijn.

56
New cards

preoperationele stadium

(2-7jaar)In dit stadium leert het kind om te redeneren en te denken in symbolen. Ook neemt het gebruik van begrippen toe.

57
New cards

mentale representatie

Vermogen om innerlijke beelden te vormen van objecten en gebeurtenissen. (sensor motorische)

58
New cards

concreet operationele fase

(7-12) houdt dat kinderen logische operaties kunnen gaan gebruiken voor concrete problemen.

59
New cards

Formeel operationele fase

Ontwikkeling van logisch en abstract denken. (12-volwassenheid)

60
New cards

Vygotsky (Theorie)

kinderen zijn actief in het zoeken naar kennis en vaardigheden, maar dat ze een sociale omgeving nodig hebben om zich te ontwikkelen en een stapje verder te gaan.

61
New cards

Prelinguïstische communicatie

Communicatie door middel van geluiden, gezichtsuitdrukkingen, gebaren, imitatie en andere niet-linguïstische middelen.

62
New cards

Holofrasen

Eén woord zinnen

63
New cards

Syntaxis

Vanaf twee jaar wordt het vermogen om woorden en frasen tot zinnen te combineren

64
New cards

bonding

het intieme fysieke en emotionele contact tussen ouder en kind in de periode direct na de geboorte

65
New cards

hechting

Langdurige sociaal-emotionele relatie tussen het kind en een ouder of andere vaste verzorger.

66
New cards

lateralisatieproces.

Wanneer de twee hersenhelften gespecialiseerd raken en bepaalde functies hun plek vinden in de hersenhelftenRechts: non-verbale gebied. Muziek, ruimtelijk, inzicht emotie etc.

Links: verbale competentie. Praten, luisteren, horen etc.

67
New cards

Collectivistisch georiënteerd,

de groep staat centraal

68
New cards

Individualistische georiënteerdheid

Mensen in die samenlevingen zien zichzelf als een uniek persoon, waar ook het zelfbeeld op gebaseerd is.

69
New cards

Ontwikkeling van het moreel besef.

De rijping van het rechtvaardigheidsgevoel en het besef van goed en fout en het gedrag met betrekking tot die zaken

70
New cards

Prosociaal gedrag

het behulpzaam gedragen dat ten goede komt van anderen.

71
New cards

Abstract modelling

Leren kinderen algemene regels en principes ontwikkelen.

72
New cards

Empathie

het zich inleven in de belevingswereld van anderen

73
New cards

Emotionele zelfregulatie

het vermogen om de aard en de intensiteit van emoties aan te passen (beheersing)

74
New cards

Instrumentele agressie

Agressie die wordt gemotiveerd door de wens om een concreet doel te bereiken (bv speeltjes van een ander)

75
New cards

Relationele agressie

niet-fysieke agressie die bedoeld is om een ander psychisch te kwetsen

76
New cards

metalinguïstische bewustzijn

Dit is het besef van het eigen taalgebruik. Dit helpt kinderen bij het inzien van verwarrende of incomplete informatie.

77
New cards

mentale leeftijd

het gemiddelde intelligentieniveau van mensen van een bepaalde leeftijd

78
New cards

chronologische leeftijd

kalenderleeftijd

79
New cards

Het pygmalion-effect

De invloed van de verwachtingspatronen van onderwijzers op leerlingen

80
New cards

Generatie X

1966 - 1976

81
New cards

Millenniums (generatie Y)

1977 - 1994

82
New cards

Generatie Z

1995 - 2012

83
New cards

Babyboomers

1946 - 1954

84
New cards

Behaviorisme

richting in de psychologie die alleen waarneembaar gedrag bestudeert

85
New cards

Psychodynamisch perspectief

Benadering van ontwikkeling waarbij men ervan uitgaat dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten waarvan een persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft.

86
New cards

Evolutionaire psychologie

De poging om sociaal gedrag te verklaren aan de hand van genetische factoren die in de loop der tijd zijn geëvolueerd volgens de principes van natuurlijke selectie.

87
New cards

Systemische theorie

Perspectief waarbij men kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysieke-, cognitieve-, persoonlijkheids- en socialewereld

88
New cards

Cognitivisme

De leertheorie die leren beschrijft als een proces van informatie opslaan, gerelateerd aan wat al bekend is en met een korte- en langetermijngeheugen.

89
New cards

hechtingstheorie Bowlby

Veilig•Vermijdend•Afwerend (ambivalent)•Gedesorienteerd

90
New cards

SOC Theorie

Theorie van Selectie, Optimalisatie en Compensatie (SOC-theorie). Deze theorie beschrijft een 3-stappenplan, dat draait om het minimaliseren van wat niet (meer) gaat en het maximaliseren van wat (nog) wel goed lukt. (Baltus 1990)

91
New cards

Intentioneel gedrag

gedrag waarbij verschillende schema's gecombineerd en gecoördineerd worden tot één enkele actie om een probleem op te lossen

92
New cards

Infantiele amnesie

de afwezigheid van herinneringen aan ervaringen van vóór het derde levensjaar

93
New cards

scaffolding

de ondersteuning bij leren en probleemoplossing die de zelfstandigheid en groei bevordert

94
New cards

Pre operationeel denken

Het kind is 'egocentrisch' omdat zijn denken volledig egocentrisch is. Het kind kan het fysieke niet onderscheiden van het psychische, noch het objectieve van het subjectieve

95
New cards

myelinisering

Veelvuldig vorming van witte stof. Rijping hersenen (van achter naar voor)

96
New cards

Grove motoriek

het onder controle hebben van bewegingen en spieren zodat je grote bewegingen kunt doen. Bijvoorbeeld kruipen, lopen, fietsen, hinkelen.

97
New cards

fijne motoriek

Het onder controle hebben van bewegingen en spieren zodat je kleine en precieze bewegingen kunt maken. Bijvoorbeeld knutselen, vouwen en schrijven.

98
New cards

Centratie

het onvermogen van jonge kinderen om zich op meer dan één aspect van een stimulus te concentreren

99
New cards

Egocentrisme

Het onvermogen om zich te verplaatsen in anderen.

100
New cards

fonologische

beschrijft welke spraakklanken in een taal onderscheiden worden